ECLI:NL:RBMNE:2025:3319

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
UTR 24/5556
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor bed en inductieplaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 26 juni 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bed en inductiekookplaat behandeld. Eiser, die sinds 7 mei 2021 algemene bijstand ontvangt, heeft op 3 december 2023 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder heeft deze aanvraag op 22 januari 2024 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 25 juli 2024 bevestigd. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. De kosten voor een bed worden beschouwd als incidentele algemene noodzakelijke bestaanskosten die uit de bijstandsnorm moeten worden betaald. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de kosten voor het bed noodzakelijk zijn, maar dat deze niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Eiser heeft geen medische noodzaak kunnen aantonen voor de kosten van een goed bed, ondanks zijn rugklachten. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding voor proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5556

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, het college
(gemachtigde: mr. M. Wielandt).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor een bed. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1
Eiser heeft op 3 december 2023 een aanvraag ingediend tot het verlenen van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (hierna: Pw) voor de kosten van een bed en de kosten van een inductiekookplaat. Deze aanvraag is op 7 december 2023 door het college ontvangen.
2.2
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 januari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 juli 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.3
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1964. Hij ontvangt sinds 7 mei 2021 algemene bijstand op grond van de Pw naar de norm van een alleenstaande. Eiser heeft op 3 december 2023 een aanvraag gedaan tot het verlenen van bijzondere bijstand voor de kosten van een bed en de kosten van een inductieplaat. Vanwege zijn rugklachten heeft hij een goed bed inclusief matras nodig. Eiser lijdt aan scoliose waardoor hij veel pijnklachten in zijn rug heeft. Hierom wil hij bijzondere bijstand voor de kosten van een geschikt bed.
4. De rechtbank stelt eerst vast dat het beroep zich beperkt tot de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van een bed. Ter zitting hebben partijen bevestigd dat de kosten voor de aanschaf van een inductiekookplaat niet langer in geschil zijn. Dit is inmiddels naar tevredenheid van partijen geregeld.
Het besluit
5. Het college heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat de kosten voor een bed incidenteel algemeen noodzakelijke bestaanskosten zijn die betaald moeten worden uit de bijstandsnorm. Dat kan door middel van sparen vooraf of gespreid betalen achteraf. Dat eiser stelt dat hij niet in staat is om te sparen omdat hij een schuld afbetaalt, doet daaraan niet af omdat de schuld niet voortvloeit uit zeer bijzondere omstandigheden. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een medische noodzaak.
Heeft het college de gevraagde bijzondere bijstand voor de kosten van een bed mogen afwijzen?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat het college zijn aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Hij voert hiertoe aan dat hij niet de mogelijkheid heeft gehad om voor de kosten te reserveren. Hij wijst er in dit verband op dat hij gedurende zeven jaar van een inkomen van € 160,00 per maand heeft moeten rondkomen, waardoor een schuld is ontstaan. Ook is na zijn verhuizing een aanvraag voor bijstand voor de kosten van zijn woninginrichting afgewezen, waardoor hij deze kosten zelf moest dragen. Ook hierom heeft hij geen reserve meer over. Eiser benadrukt verder dat vanwege zijn medische klachten een goed bed voor hem noodzakelijk is.
7. De rechtbank overweegt dat kosten van een bed incidentele algemene kosten van het bestaan zijn, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. [1]
8. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen en dat deze noodzakelijk zijn. De vraag die partijen verdeelt, is dan ook of de gevraagde kosten voor het bed voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
9. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het bed niet uit dergelijke bijzondere omstandigheden voortvloeien. In de door eiser aangevoerde omstandigheden heeft het college dan ook terecht geen aanleiding gezien om bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van een bed. Dat eiser in het verleden vanwege een laag inkomen schulden heeft opgebouwd en zijn woninginrichting eerder zelf heeft moeten bekostigen, is geen bijzondere omstandigheid. Schulden, dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen in beginsel namelijk volgens vaste rechtspraak niet worden afgewenteld op de bijstand. Enkel onder bepaalde omstandigheden kan het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden wel een bijzondere omstandigheid zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Pw. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie dat door onvoorzienbare omstandigheden het inkomen sterk daalt nadat de lening is afgesloten, waardoor de betrokkene niet meer aan de aflossingsverplichtingen kan voldoen. [2] In het geval van eiser is hier geen sprake van. Bovendien heeft het college terecht overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat door zijn medische klachten sprake is van bijzondere omstandigheden. Uit de door hem overgelegde brief van zijn huisarts blijkt weliswaar welke medische klachten eiser heeft, maar hieruit blijkt niet de medische noodzaak voor een (goed) matras en bed.
10. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke -van Dort, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3157.
2.Zie de uitspraak van de CrvB van 21 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2263.