In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2025 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor ambulante zorg aan [betrokkene], geboren in 1970. De rechtbank had eerder op 9 mei 2025 een zorgmachtiging voor ambulante zorg verleend, maar had de beslissing aangehouden in afwachting van een geactualiseerd zorgplan en een medische verklaring. Tijdens de tweede zitting op 28 mei 2025 bleek dat de nieuwe medische verklaring en het zorgplan niet voldeden aan de eisen, waardoor de rechtbank twijfels had over de noodzaak van een langdurige opname van [betrokkene]. De rechtbank oordeelde dat de psychiater niet adequaat had ingespeeld op de vragen van de rechtbank en dat de informatie over de langdurige opname niet tijdig was gedeeld met [betrokkene] en haar advocaat, wat leidde tot schending van het recht op hoor en wederhoor. De rechtbank besloot uiteindelijk om de zorgmachtiging te verlenen voor ambulante zorg, maar hield de beslissing over de langdurige opname aan, zodat [betrokkene] de kans kreeg om gehoord te worden over het nieuwe zorgplan en de medische verklaring. De rechtbank concludeerde dat gedwongen zorg gerechtvaardigd was, gezien het gebrek aan ziekte-inzicht bij [betrokkene] en de noodzaak voor medicatie en andere medische handelingen. De zorgmachtiging werd verleend tot en met 9 mei 2026.