ECLI:NL:RBMNE:2025:3076

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/16/592042 / FV RK 25-959
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening zorgmachtiging voor ambulante zorg met ontoereikende medische verklaring en zorgplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2025 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor ambulante zorg aan [betrokkene], geboren in 1970. De rechtbank had eerder op 9 mei 2025 een zorgmachtiging voor ambulante zorg verleend, maar had de beslissing aangehouden in afwachting van een geactualiseerd zorgplan en een medische verklaring. Tijdens de tweede zitting op 28 mei 2025 bleek dat de nieuwe medische verklaring en het zorgplan niet voldeden aan de eisen, waardoor de rechtbank twijfels had over de noodzaak van een langdurige opname van [betrokkene]. De rechtbank oordeelde dat de psychiater niet adequaat had ingespeeld op de vragen van de rechtbank en dat de informatie over de langdurige opname niet tijdig was gedeeld met [betrokkene] en haar advocaat, wat leidde tot schending van het recht op hoor en wederhoor. De rechtbank besloot uiteindelijk om de zorgmachtiging te verlenen voor ambulante zorg, maar hield de beslissing over de langdurige opname aan, zodat [betrokkene] de kans kreeg om gehoord te worden over het nieuwe zorgplan en de medische verklaring. De rechtbank concludeerde dat gedwongen zorg gerechtvaardigd was, gezien het gebrek aan ziekte-inzicht bij [betrokkene] en de noodzaak voor medicatie en andere medische handelingen. De zorgmachtiging werd verleend tot en met 9 mei 2026.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/592042 / FV RK 25-959
Datum uitspraak: 2 juni 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [betrokkene] ,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. K.G.I.M. Schröder.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het procesverloop tot 9 mei 2025 verwijst de rechtbank naar haar beschikking van die datum.
1.2.
In die beschikking heeft de rechtbank een zorgmachtiging voor ambulante zorg voor een maand verleend (tot en met 9 juni 2025) en haar verdere beslissing aangehouden. Verder wenste de rechtbank een geactualiseerd(e) zorgplan en een medische verklaring te ontvangen.
1.3.
Op 26 mei 2025 heeft zij een nieuwe medische verklaring en een nieuw zorgplan ontvangen.
1.4.
De tweede zitting vond plaats op 28 mei 2025. Aanwezig waren:
- mr. Schröder, voornoemd,
- [A] , casemanager.
1.5.
[betrokkene] was niet aanwezig tijdens de zitting. Mr. Schröder heeft desgevraagd gezegd dat zij met haar cliënte heeft gesproken en namens haar het woord mag doen. Hieruit kan de rechtbank redelijkerwijs niet anders dan afleiden dat [betrokkene] niet bereid is met de behandelend rechter te praten.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij en verwijst naar dat wat zij heeft overwogen en beslist in de beschikking van 9 mei 2025, tenzij zij daarvan hierna uitdrukkelijk afwijkt.
2.2.
In voornoemde beschikking heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater toegelicht dat de insteek van de zorgmachtiging is dat [betrokkene] langdurig opgenomen zal worden. Hoewel de psychiater heeft verklaard dat lange tijd is nagedacht en gesproken over deze opname, blijkt nergens uit de stukken dat een langdurige opname de insteek was van het verzoek. Zowel de advocaat als de rechtbank werden overvallen door deze mededeling. De advocaat heeft aangevoerd dat zij deze nieuwe omstandigheid niet met [betrokkene] heeft kunnen bespreken. Op het moment dat de psychiater het voornemen tot langdurige opname op de zitting naar voren bracht was de digitale verbinding met [betrokkene] reeds verbroken. De advocaat heeft gesteld dat deze langdurige opname hoogstwaarschijnlijk betekent dat [betrokkene] haar woning zal kwijtraken, wat door de psychiater werd bevestigd. De gevolgen van een eventuele langdurige opname van [betrokkene] zijn dan ook groot. De rechtbank acht het in strijd met een goede procesorde dat de strekking van de gevraagde zorgmachtiging op zo’n laat tijdstip is meegedeeld. Daarmee wordt [betrokkene] in haar processuele belangen geschaad. Gelet op voorgaande is de rechtbank het met de advocaat eens dat hierdoor het recht op hoor en wederhoor is geschonden. De advocaat heeft deze nieuwe informatie namelijk niet voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [betrokkene] kunnen bespreken en ook tijdens de mondelinge behandeling was dit niet mogelijk.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat hierdoor tevens sprake is van een tekortkoming in de medische verklaring. De onafhankelijk psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld, heeft dit immers mede gedaan op basis van het zorgplan. Doordat het zorgplan niet actueel is, was de onafhankelijk psychiater (mogelijk) niet volledig geïnformeerd over de actuele situatie van [betrokkene] en het voornemen tot de langdurige opname van [betrokkene] . De onafhankelijk psychiater heeft hiermee dan ook geen rekening kunnen houden bij de beoordeling van de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid van de zorgmachtiging. De rechtbank vindt daarom een nieuw zorgplan en een nieuwe medische verklaring over de actuele toestand van [betrokkene] en een actueel plan van aanpak met betrekking tot de behandeling van [betrokkene] noodzakelijk.
3.5.
De rechtbank overweegt dat de af te geven zorgmachtiging in beginsel kan worden toegepast in twee situaties, te weten in de situatie van een ambulante behandeling en in de situatie waarin er sprake is van een behandeling gedurende een (langdurige) opname. De in het voorgaande beschreven tekortkomingen in het zorgplan en de medische verklaring zien op de situatie dat er sprake zal zijn van een langdurige opname. De tekortkomingen zien naar het oordeel van de rechtbank niet op de situatie waarin er verplichte zorg in een ambulant kader wordt verleend. De rechtbank zal de zorgmachtiging daarom nu uitsluitend ten behoeve van een ambulant kader, voor de duur van één maand verlenen en de beslissing op het verzoek voor het overige deel aanhouden, om [betrokkene] in de gelegenheid te stellen om alsnog gehoord te worden over het verzoek tot het verlenen van de zorgmachtiging op basis van het nieuwe zorgplan en de nieuwe medische verklaring.
2.3.
Tijdens de zitting van 8 mei 2025 bleek dat de zorgmachtiging mede ten doel had [betrokkene] voor zeker een jaar op te nemen. Als gevolg daarvan zal ze haar woning bij [instelling 1] verliezen. Het rekest alsmede de medische verklaring en het zorgplan gaven geen blijk van dit voornemen en de beoogde opname kwam voor zowel de rechtbank als [betrokkene] als een verrassing.
In de kern wenste de rechtbank geïnformeerd te worden over de vraag of die langdurige opname noodzakelijk is, gelet op het daaruit voorvloeiende woningverlies, in het licht van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
2.4.
Het bureau van de geneesheer-directeur heeft – de rechtbank begrijpt: namens de officier van justitie – een nieuw zorgplan en een nieuwe medische verklaring in het geding gebracht. De rechtbank oordeelt dat deze medische verklaring niet voldoet aan de eisen die (impliciet) hieraan worden gesteld ingevolge de Wvggz. [1] Deze nieuwe medische verklaring is namelijk – nog afgezien van het feit dat die gedateerd is op de datum van de oude verklaring – niet (opnieuw) ondertekend door de psychiater. De rechtbank kent aan deze verklaring dan ook geen juridisch relevante betekenis toe. Op basis van deze verklaring kan geen zorgmachtiging verleend worden.
2.5.
Wat mogelijk kwalijker is, is dat de psychiater en de behandelaar niet zijn ingegaan op de vragen die de rechtbank heeft gesteld. In de medische verklaring is slechts het volgende toegevoegd:
“23-05-2025: N.a.v. tussenbeschikking gepoogd [betrokkene] te spreken over langdurige opname. Verscheidene belpogingen gedaan om met [betrokkene] in contact te komen. Er is echter geen contact tot stand gekomen.”
In het zorgplan is enkel het volgende toegevoegd: “
Daardoor is nog meer begeleiding nodig dan ze nu heeft” en
“Ze scheldt hulpverleners regelmatig uit en dreigt met agressie. We melden mw aan voor klinische behandeling bij [.] [instelling 2] ;
zelf wil ze dat niet; ze wil nooit opgenomen worden.”
Door niet in te gaan op de door de rechtbank gestelde vragen, ontbreekt een kenbare afweging tussen het belang dat gediend is bij [betrokkene] opname en het daaruit voortvloeiende en vaststaande verlies van haar woning, haar thuis. Zodoende kan – mede in het licht van het gevoerde verweer – niet gezegd worden dat de voorgenomen opname voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
2.6.
Volgens [betrokkene] moet deze situatie tot afwijzing van het verzoek leiden, voor zover dat betrekking heeft op de resterende 11 maanden. Dat ziet de rechtbank anders. Op basis van de nieuwe medische verklaring kan geen zorgmachtiging worden gegeven, maar dat kan wel op basis van de oude; dat heeft de rechtbank ook gedaan. Die oude verklaring is weliswaar niet toereikend voor opname, maar wel voor ambulante dwangzorg.
2.7.
Voor de rechtbank staat vast dat [betrokkene] lijdt aan een schizo-affectieve stoornis. Zij verwijst daarvoor naar meermalen genoemde beschikking. Mr. Schröder heeft er op de laatste zitting op gewezen dat in de medische verklaring twee stoornissen zijn genoemd, namelijk een schizo-affectieve stoornis en een verstandelijke beperking. Dit leidt volgens haar tot de vraag welk wettelijke regime, de Wvggz of de Wet zorg en dwang, van toepassing is, welke vraag zij overigens niet beantwoordt. [A] heeft uitgelegd dat de verstandelijke beperking nooit hard is gemaakt en dat de schizo-affectieve stoornis de belangrijkste diagnose is. De rechtbank heeft geen aanleiding aan de juistheid van deze toelichting te twijfelen. Een en ander leidt ertoe dat de Wvggz van toepassing is.
2.8.
Dat bovengenoemde stoornis ernstig nadeel veroorzaakt, met name bestaand uit maatschappelijke teloorgang, en dat [betrokkene] daarom zorg nodig heeft, staat met voornoemde beschikking eveneens vast.
2.9.
Uit [betrokkene] gedrag is zonder meer af te leiden dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Zij wenst geen bemoeienis van [instelling 2] , zegt dat de psychiater moet “opkankeren” en uit de medische verklaring blijkt verder dat zij geen ziekte-inzicht heeft, waardoor zij de noodzaak van medicatie niet begrijpt of aanvaardt. Dit leidt ertoe dat gedwongen zorg gerechtvaardigd is.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat [betrokkene] iets moet doen of nalaten.
De rechtbank beperkt de zorgmachtiging aldus tot ambulante behandeling. Anders dan eerder geoordeeld, zal zij het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen en het verplicht toedienen van vocht en voeding afwijzen. Uit niets is gebleken dat die zorgvormen nodig zijn.
2.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], inhoudend dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd bij 2.10. mogen worden getroffen,
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 mei 2026,
3.3.
wijst af dat wat meer of anders is gevraagd.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Heinemann, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2025, in aanwezigheid van de griffier, en is op schrift gesteld op 18 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.
IS

Voetnoten

1.Zie HR 10 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1232.