ECLI:NL:RBMNE:2025:3047

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
16.294111/24 (P) en 09.182330/23 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot winkeloverval en afpersing met geweld

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jonge verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van een poging tot winkeloverval en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank overwoog dat een langer verblijf in de gevangenis de kans op recidive verhoogt en dat bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk zijn om de kans op recidive te verkleinen. Daarnaast werd een taakstraf van 100 uren opgelegd. De zaak kwam tot stand na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, de standpunten van de verdediging en de verklaringen van getuigen en benadeelden. De verdachte had op 13 september 2024 in Almere samen met anderen geprobeerd een winkel te overvallen en had daarbij geweld en bedreiging met geweld gebruikt tegen aanwezige personen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger van de afpersing van een telefoon kon worden aangemerkt, omdat de samenwerking met medeverdachten reeds was ontstaan in de voorbereiding van de overval. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de adviezen van deskundigen en de reclassering, die pleitten voor behandeling en begeleiding om de kans op recidive te verlagen. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.294111/24 (P) en 09.182330/23 (vord. tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [locatie] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 december 2024, 11 maart 2025, 18 maart 2025 en 11 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van wat [gemachtigde] als gemachtigde namens benadeelde partij [aangever 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 13 september 2024 in Almere, samen met een ander of anderen of alleen, [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van zijn telefoon door geweld en/of bedreiging met geweld;
feit 2:
op 13 september 2024 in Almere, samen met een ander of anderen of alleen, heeft geprobeerd om de [bedrijf] te overvallen, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 3] en/of andere aanwezige personen;
feit 3:
op 13 september 2024 in Almere heeft geprobeerd om de scooter van [aangever 2] te stelen, voorafgegaan en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er niet voldaan is aan het criterium van een bewuste en nauwe samenwerking, waardoor verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 september 2024 was ik in de winkel [bedrijf] te Almere. Ik zag dat er drie personen naar een medewerker en mij toeliepen. Ik zag dat NN3 een hamer vasthield, en dat NN1 of NN2 ook een hamer vasthield en dat met de hamer op het koffiezetapparaat werd geslagen en ik hoorde ze roepen om geld. Ik zag dat NN3 op mij af liep, de hamer verhief en zei dat ik mijn telefoon moest afgeven. Ik zag dat NN3 deed alsof hij zou gaan slaan door de arm nogmaals naar achter te bewegen, en zei dat ik de telefoon moest afgeven. Ik gaf toen de telefoon aan NN3 en zag dat NN3 de telefoon pakte en wegliep. Ik liep naar de balie toe om een telefoon te pakken. Ik drukte 112 in, maar ik hoorde enkel de toon dat de telefoon het niet doet. [2]
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 september 2024 was ik tijdens een overval in de [bedrijf] te Almere. Ik hoorde iemand zeggen: 'Waar is de kluis', 'de kluis moet open' en 'Ik sla je schedel in als je niet verteld waar de kassa is'. Ik hoorde vooral veel dreigementen. [3]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 13 september 2023, omstreeks 18.00 uur, reed ik op mijn scooter, met kenteken [kenteken] over het fietspad van de [straat 1] vanaf de Noorderplassen naar de [straat 2] in Almere. Ik zag een groepje mensen in mijn richting rennen. Ik remde de scooter af. Ik zag dat de voorste jongen mij de weg versperde. Ik zag dat deze jongen aan het zwaaien was om mij tot stoppen te manen. Ik zag een schroevendraaier met grijs en oranje handvat in zijn hand. Ik stopte voor hem. Ik zag dat hij tegen mijn scooter aan knalde. Ik voelde dat hij aan mij begon te duwen en te trekken. Ik hoorde hem zeggen: "eraf!" Ik zag dat hij mij vastgreep bij mijn linkerschouder. Ik voelde toen dat de schroevendraaier mijn nek aanraakte. Ik voelde dat hij mij van de scooter afduwde. De scooter viel op mij. Toen ik half onder mijn scooter lag zag ik dat de jongen mij met zijn vuist een klap tegen mijn linkerschouder gaf. [4]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2025, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 13 september 2024 in Almere met twee anderen geprobeerd heb de [bedrijf] te overvallen. Wij zijn de winkel ingegaan en we hadden tijdens de overval twee hamers en een schroevendraaier dreigend in onze handen. Ik had een schroevendraaier. Ik heb gezegd: ‘Waar is de kluis, de kassa en het geld. Het was de bedoeling om de kluis te openen en het geld mee te nemen. Ook was er afgesproken dat als wij geen buit konden maken of als de politie zou komen, wij direct weg zouden gaan. Toen ik vluchtte en op het fietspad was, heb ik de doorgang geblokkeerd toen er een mevrouw op een scooter aan kwam. Ik heb gezegd: eraf.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Medeplegen
Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, dient sprake te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten bij het plegen van het feit.
Uit het verhandelde ter zitting en het procesdossier blijkt onder meer het volgende ten aanzien van het voorbereiden van de overval.
Voorafgaand aan de overval zijn duidelijke plannen tussen verdachte en de medeverdachten gemaakt. Zij hebben elkaar van te voren op een afgesproken plek in Almere ontmoet en zijn gezamenlijk met hamers en een schroevendraaier op speciaal daarvoor klaargezette scooters naar het winkelpand gereden. Vervolgens zijn zij gezamenlijk de winkel ingegaan met ieder een schroevendraaier of hamer in de hand waarmee zij dreigden. Van te voren was afgesproken dat zij het geld uit de kluis zouden stelen. Ook was van tevoren duidelijk dat, indien de overval niet zou lukken of als de politie zou komen, de overvallers direct weg zouden gaan. Zij zouden dan met de scooters wegrijden naar een vierde medeverdachte die in een (vlucht)auto klaar stond.
Uit de bewijsmiddelen is dan ook gebleken dat de verdachte en de medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt met het oog op de voorgenomen overval.
Met betrekking tot de afpersing van de telefoon van aangever [aangever 1] stelt de rechtbank het volgende vast.
Aangever probeerde tijdens de overval het noodnummer 112 te bellen. Een medeverdachte heeft dit onmogelijk gemaakt door de telefoon af te nemen en daarbij de hamer, die hij in zijn hand had, omhoog te houden en te zeggen dat aangever zijn telefoon moest afgeven. Hiermee wilde medeverdachte voorkomen dat aangever de politie zou waarschuwen. Aangever heeft zijn telefoon later teruggevonden op de vluchtroute van de verdachten, wat onderstreept dat de telefoon werd afgenomen om betrapping te voorkomen.
De vraag is nu of verdachte medepleger is van de afpersing van de telefoon door de medeverdachte.
In het Nijmeegse scooter-arrest [5] heeft de Hoge Raad zich gebogen over het medeplegen van een misdrijf dat tijdens de vlucht was begaan. Doordat de vlucht samenhing met een voorafgaande overval, was het niet uitgesloten dat de samenwerking tijdens de vlucht al eerder was ontstaan, en wel tijdens de gezamenlijke voorbereiding van de overval. Bezien moest worden welke samenhang bestond tussen de voorbereiding van de overval en de daaropvolgende vlucht.
Toegepast op onderhavige zaak moet de vraag worden beantwoord of de voor de afpersing van de telefoon relevante samenwerking reeds is ontstaan in het kader van de voorbereiding van de overval. De raadsman heeft bepleit dat dit niet het geval is. De rechtbank oordeelt anders en overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte, blijkt dat de verdachten volgens afspraak de winkel zijn binnengegaan en de daar aanwezigen met gereedschappen hebben bedreigd. Ook was er afgesproken wat er moest gebeuren indien de overval niet zou slagen. Weliswaar was het directe doel van de overval het wegnemen van geld van de winkel, maar het afnemen/afpersen van een telefoon om alarmering en aanhouding te voorkomen past binnen de gemaakte afspraken, die immers mede zagen op het voorkomen van betrapping. In dit verband is ook van belang wat verdachte zelf heeft gedaan om weg te komen. Toen zijn scooter niet wilde starten heeft hij onder dreiging met geweld geprobeerd een scooter te stelen, zoals ten laste gelegd onder feit 3. Uit al deze handelingen blijkt dat de afpersing van aangever [aangever 1] moet worden gezien als een zo waarschijnlijke mogelijkheid, besloten liggend in de eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen overval, dat verdachte als medepleger van de afpersing van de telefoon kan worden aangemerkt. Dat op voorhand niet was besproken om de telefoon af te persen doet hier niet aan af. Evenmin doet hier aan af dat de overval chaotisch is verlopen. De afpersing van de telefoon past binnen de nauwe en bewuste samenwerking die reeds was ontstaan in het kader van het medeplegen van de voorbereidingen van de voorgenomen overval, zodat medeplegen van de afpersing kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 13 september 2024 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, die die aan [aangever 1] toebehoorde, door
- naar voornoemde winkel te gaan,
- tegen het daar aanwezige winkelpersoneel te zeggen 'waar is de kluis', 'de kluis moet open' en 'ik sla je schedel in als je niet verteld waar de kassa is' en
- daarbij twee hamers en een schroevendraaier te tonen en met een hamer op een koffiezetapparaat te slaan en
- een hamer dreigend omhoog te houden en te tonen en
- daarbij te zeggen dat die [aangever 1] zijn telefoon moest afgeven en
- vervolgens zijn arm naar achteren te bewegen en te doen alsof hij voornoemde [aangever 1] met een hamer ging slaan;
2
op 13 september 2024 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld, althans een of meer goederen van hun gading, die aan [bedrijf] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 3] en andere aanwezige personen in voornoemde winkel, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- naar voornoemde winkel is gegaan,
- tegen het aldaar aanwezige personeel heeft gezegd: 'waar is de kluis', 'de kluis moet open' en 'ik sla je schedel in als je niet verteld waar de kassa is',
- twee hamers en een schroevendraaier dreigend heeft getoond en
- met een hamer op een koffiezetapparaat heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 13 september 2024 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (kenteken [kenteken] ) die aan [aangever 2] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken die [aangever 2]
- zwaaiend tot stoppen heeft gemaand en de weg heeft versperd,
- heeft geduwd en getrokken,
- bij haar schouders heeft vastgepakt,
- heeft gezegd 'eraf!',
- haar nek met een schroevendraaier heeft aangeraakt,
- van de scooter heeft afgeduwd en
- een klap tegen haar linkerschouder heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

In het dossier bevindt zich een Pro Justitia-rapport van 13 maart 2025 betreffende een psychologisch onderzoek.
Uit voornoemd rapport blijkt dat bij verdachte geen stoornis is vastgesteld. De deskundige heeft geadviseerd om het tenlastegelegde, indien bewezen, volledig aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige op de daarvoor in het rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat het bewezenverklaarde volledig aan verdachte kan worden toegerekend. Er is ook geen andere omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Hoewel in het psychologisch rapport en de reclasseringsrapporten wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen, heeft de raadsman verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. De rapporteurs concluderen dat verdachte een kwetsbare jongen is die een ongezonde destructieve copingsstijl heeft. Verdachte functioneert met een disharmonisch profiel. Gezien de invloed die zijn omgeving op hem heeft gehad, lijkt zijn handelen het resultaat te zijn van al deze factoren. Indien verdachte in detentie in een volwassenenpopulatie belandt, is de kans groot dat hij verder verhardt en de antisocialen om hem heen meer grip op hem krijgen. Indien de rechtbank toch het volwassenenstrafrecht toepast, verzoekt de raadsman om met het voorgaande rekening te houden bij de strafmaat.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om de onvoorwaardelijke detentie te beperken tot de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel kan ingekleed worden zoals geadviseerd, met onder andere het volgen van schematherapie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (medeplegen van) een mislukte winkeloverval, een afpersing van een telefoon en een poging tot diefstal van een scooter. Dit heeft op de slachtoffers veel indruk gemaakt. Verdachte en zijn mededaders droegen gezichtsbedekkende kleding en hebben gedreigd met hamers en een schroevendraaier, hetgeen bij de slachtoffers veel angst teweeg heeft gebracht. Een van de slachtoffers was bang dat hij daadwerkelijk geslagen zou worden. Verdachte heeft naar eigen zeggen de mogelijke pakkans afgewogen tegen het grote geldbedrag dat hij zou ontvangen voor het plegen van de winkeloverval. Daarmee heeft hij zijn financiële belang voorop gesteld en de nare gevolgen van zijn gedragingen voor anderen terzijde geschoven. De feiten speelden zich bovendien op klaarlichte dag af. Dit soort strafbare feiten draagt bij aan een breed gevoel van onveiligheid binnen de samenleving.
De persoon van de verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte (‘strafblad’) van 13 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld, waaronder in 2021 voor een geweldsdelict, en dat hij tijdens een lopende proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
Pro Justitia-rapportage psychologisch onderzoek
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op de daarvoor in voornoemd rapport van 13 maart 2025 bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De deskundige beschrijft dat de verdachte antisociale trekken laat zien en wordt belemmerd in zijn leervermogen. Op de lange termijn zal het voor verdachte lastig zijn om mogelijke verleidingen te weerstaan. Om de kans op recidive te verlagen is het volgens de deskundige van belang dat verdachte zijn antisociale gedragingen leert te doorbreken middels schematherapie. Ook wordt een coach geadviseerd, die hem kan ondersteunen in het aangaan en doorzetten van de behandeling en het nakomen van afspraken. Geadviseerd wordt om deze behandelingen plaats te laten vinden binnen het kader van bijzondere voorwaarde(n) bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Reclasseringsadviezen
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met adviezen van Reclassering Nederland van 9 december 2024 en 22 mei 2025. De reclassering acht, in overeenstemming met de Pro Justitia-rapportage, interventies in een gedwongen kader geïndiceerd om de kans op recidive te verlagen. Daarbij is het van belang dat verdachte zijn antisociale gedragingen leert te doorbreken middels een ambulante behandeling, waarbij er aandacht is voor zijn beperkte leervermogen. Ook vindt de reclassering ondersteuning door een coach nodig.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte(n), inspanning voor een dagbesteding en ambulante begeleiding door Coach E25 of een soortgelijke zorgverlener.
Volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten 19 jaar oud. De verdediging heeft toepassing van het jeugdstrafrecht bepleit. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. Daarbij is mede gelet op de reclasseringsadviezen en de Pro Justitia-rapportage. Bij personen ouder dan 18 jaar is het uitgangspunt dat volwassenenstrafrecht wordt toegepast. De deskundigen hebben verschillende afwegingen gemaakt, waarbij het wegingskader dat de raadsman heeft aangehaald is toegepast. Op basis daarvan adviseren de psycholoog en de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Uit de rapportage en de adviezen blijkt dat verdachte rijp in zijn ontwikkeling is en functioneert als jongvolwassene en niet als een jeugdige. Verdachte heeft ten tijde van het plegen van de feiten een weloverwogen keuze gemaakt en is in staat om te reflecteren op zijn eigen gedrag. Daarnaast is verdachte eerder de fout in gegaan, waarna hij in een voorwaardelijk kader onder toezicht stond. Deze voorwaarden hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten in de proeftijd te plegen. De mogelijkheden binnen het jeugdstrafrecht zijn uitgeput. Al met al ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om af te wijken van het uitgangspunt dat volwassenen worden berecht volgens het volwassenenstrafrecht.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank houdt bij de straftoemeting rekening met de straffen die door rechters voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een winkeloverval met licht geweld of bedreiging met geweld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een afpersing en een poging tot diefstal.
De rechtbank houdt rekening met de jonge leeftijd van verdachte en zijn disharmonische intelligentieprofiel. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de deskundigen behandeling van verdachte van belang vinden om de kans op recidive te beperken. Anderzijds heeft verdachte een welbewuste keuze gemaakt en gekozen voor financieel gewin, ondanks het feit dat hij de tijd heeft gehad om na te denken of hij mee wilde doen aan het bewezenverklaarde.
Conclusie
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank oordeelt dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is, met daaraan verbonden de na te noemen bijzondere voorwaarden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 100 uren.
De rechtbank is van oordeel dat een lang voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf als stok achter de deur dient te fungeren. Verdachte is pas 20 jaar oud en kan door het volgen van een behandeling en onder begeleiding van een coach zijn leven beteren en voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. Er zijn meerdere aanknopingspunten in de rapportage en adviezen die erop wijzen dat verdachte beïnvloed kan worden door antisocialen. Een langer verblijf in een Penitentiaire Inrichting is dan ook onwenselijk, omdat de kans dan groter is dat verdachte recidiveert. Dit risico kan ondervangen worden met een lang voorwaardelijk strafdeel en de geadviseerde voorwaarden. Het contactverbod met de medeverdachten wordt niet als bijzondere voorwaarde opgelegd, omdat het momenteel niet duidelijk is wie deze personen zijn. Een contactverbod is dan ook niet te handhaven.
Het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de op te leggen vrijheidsstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de schroevendraaier gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een schroevendraaier, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp zijn bewezenverklaarde feiten begaan. Het voorwerp is dan ook vatbaar voor verbeurdverklaring.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.548,14. Dit bedrag bestaat uit € 548,14 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
De gestelde materiële schade bestaat uit een bedrag van € 184,- aan schade die aan de jas van de benadeelde partij is ontstaan door het tenlastegelegde, te weten olievlekken op zijn jas. Ook vordert de benadeelde partij de vergoeding van de reiskosten die zijn gemaakt om aangifte te doen, te weten € 25,15. De gestelde materiële kosten bestaan ten slotte uit kosten voor het repareren van zijn telefoonscherm, dat is gebarsten omdat de telefoon in de berm is beland. Deze kosten betreffen € 338,99. De benadeelde partij heeft stukken ter onderbouwing van de materiële schade overlegd.
De gestelde immateriële schade bestaat uit een bedrag van € 1.000,-. Verdachte heeft zich angstig gevoeld ten tijde van het incident. De benadeelde partij heeft nog vaak teruggedacht aan wat er was gebeurd, is sindsdien wantrouwiger en eerder geneigd om van een slechte intentie van de ander uit te gaan. De benadeelde partij vermijdt het liefst donkere en rustigere plekken.
De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (gehele) toewijzing van de vordering van benadeelde partij [aangever 1] en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de schade, waarbij ook de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd. De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [aangever 1] , nu de officier van justitie niet uitsluit dat de medeverdachten in de toekomst worden aangehouden en vervolgd.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van benadeelde partij [aangever 1] te matigen. Ten aanzien van de immateriële schade merkt de raadsman op dat het gevorderde bedrag in vergelijking met soortgelijke zaken aan de hoge kant is. Ten aanzien van de materiële schade merkt de raadsman op dat de vordering ervan uitgaat dat de jas onbruikbaar is geworden, terwijl er alleen een aantal vlekken op de jas zit. De raadsman heeft over de reiskosten en het vervangen van het telefoonscherm geen opmerkingen gemaakt.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De kosten van het vervangen van het telefoonscherm van in totaal € 338,99 kunnen worden toegewezen. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het feit, voldoende onderbouwd en niet betwist.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de reiskosten afwijzen. Reden daarvoor is dat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen deze gestelde schade en het onder 1 bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering.
De benadeelde partij heeft ten slotte € 184,- gevorderd voor de ontstane olievlekken op de jas. De rechtbank acht de vordering ten aanzien van deze gestelde schade onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde stukken valt niet af te leiden welk merk jas het betreft, hoe oud de jas is en (daarmee) of het gevorderde bedrag redelijk moet worden geacht. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
De benadeelde partij heeft rechtstreekse schade geleden als gevolg van het bewezenverklaarde. Als klant is hij slachtoffer geworden van een winkeloverval waarbij is gedreigd met geweld. De benadeelde partij heeft hierdoor (hevige) gevoelens van angst gehad. Gelet op de hiervoor omschreven aard en ernst van de normschending, en de gevolgen daarvan, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de beperkte onderbouwing van de immateriële schade begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 250,-. Voor wat betreft het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële en immateriële schade zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, 13 september 2024, tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 588,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september tot aan de dag der voldoening. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.5
Vordering benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 175,- aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
De gestelde materiële schade bestaat uit de betaling van het eigen risico voor een bedrag van € 125,-. Daarnaast heeft de benadeelde partij € 50,- voor het opstellen van een de offerte betaald. De benadeelde partij heeft stukken overlegd betreffende de kosten voor het opmaken van de offerte en het afschrift van de betaling van het eigen risico.
De benadeelde partij heeft tevens gevorderd voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (gehele) toewijzing van de vordering van benadeelde partij [aangever 2] en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot betaling van de schade, waarbij ook de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht moet worden opgelegd.
10.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [aangever 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.8
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De kosten van het eigen risico en het opmaken van de offerte van in totaal € 175,- kunnen worden toegewezen. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het feit, voldoende onderbouwd en niet betwist.
Hoofdelijk aansprakelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan materiële schade zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, 13 september 2024, tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van € 175,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september tot aan de dag der voldoening. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
De eerder opgelegde voorwaardelijke veroordeling
De politierechter van de Rechtbank Den Haag heeft aan verdachte in de zaak met parketnummer 09.182330/23 op 24 oktober 2023 onder andere een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, opgelegd met een proeftijd van twee jaren.
11.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat deze voorwaardelijke opgelegde straf ten uitvoer gelegd wordt. De verdachte heeft zich volgens de officier van justitie niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit voor het einde van zijn proeftijd.
11.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging geen opmerkingen gemaakt.
11.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging toewijzen, omdat verdachte tijdens de proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan (ernstige) strafbare feiten. Verdachte zal een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, moeten uitvoeren.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 6 is vermeld;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde algemene of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- als
voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* zich onder behandeling zal stellen van de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
* zich laat begeleiden door Coach E25 of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd: een schroevendraaier (PL0900-2024290755-G3405968);
Benadeelde partijen
[aangever 1] (feit 1)
  • wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 588,99, bestaande uit € 338,99 materiële schade en € 250,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde kosten betreffende de olievlekken op de jas niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 588,99 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[aangever 2] (feit 3)
  • wijst de vordering van [aangever 2] toe tot een bedrag van € 175,-, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat € 175,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (09.182330/23)
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter van de Rechtbank Den Haag, locatie ’s-Gravenhage, bij vonnis van 24 oktober 2023 opgelegde voorwaardelijke
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mrs. V.A. Groeneveld en J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Klaassen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2025.
Mr. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 13 september 2024 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever 1] en/of een derde toebehoorde(n) door
- naar voornoemde winkel te gaan,
- tegen het daar aanwezige winkelpersoneel te zeggen 'waar is de kluis', 'de kluis moet open' en/of 'ik sla je schedel in als je niet verteld waar de kassa is' en/of
- ( daarbij) twee hamers en een schroevendraaier te tonen en/of met een hamer op een koffiezetapparaat te slaan en/of
- een hamer (dreigend) omhoog te houden en/of te tonen en/of
- ( daarbij) te zeggen dat die [aangever 1] zijn telefoon moest afgeven en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, arm naar achteren te bewegen en te doen alsof hij, verdachte, voornoemde [aangever 1] met een hamer ging slaan;
2
hij op of omstreeks 13 september 2024 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld, althans een of meer goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] en/of [A] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 3] en/of andere aanwezige personen in voornoemde winkel, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- naar voornoemde winkel is/zijn gegaan,
- tegen het aldaar aanwezige personeel heeft/hebben gezegd: 'waar is de kluis', 'de kluis moet open' en/of 'ik sla je schedel in als je niet verteld waar de kassa is',
- twee hamers en/of een schroevendraaier (dreigend) heeft/hebben getoond en/of
- met een hamer op een koffiezetapparaat heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 13 september 2024 te Almere, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (kenteken [kenteken] ) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, die [aangever 2]
- zwaaiend tot stoppen heeft gemaand en/of de weg heeft versperd,
- heeft geduwd en/of getrokken,
- bij haar schouders heeft vastgepakt,
- heeft gezegd 'eraf!',
- haar nek met een schroevendraaier heeft aangeraakt,
- van de scooter heeft afgeduwd en/of
- een klap tegen haar linkerschouder heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van voorgeleiding Rechter-Commissaris van 15 september 2024, genummerd PL0900-2024291082, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 88. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 11 en 12.
3.Pagina 20.
4.Pagina 45.
5.HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964 en AA20140841 met annotatie van [B] .