ECLI:NL:RBMNE:2025:3024

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/4589
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om rectificatie van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming op grond van artikel 16 van de AVG

In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om aanpassingen te maken aan een rapport dat op 31 oktober 2022 is opgesteld naar aanleiding van een melding van de Gemeente Hilversum over haar dochter. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat de aangevoerde punten niet onder de AVG vallen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 1 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar ouders aanwezig waren. De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris het verzoek om rectificatie terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de AVG geen grond biedt voor de door eiseres gevraagde correcties, omdat de aangevoerde punten geen persoonsgegevens zijn of niet eenvoudig en objectief zijn vast te stellen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht moet vergoeden aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar uitgesproken op 13 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid(voorheen: de minister voor Rechtsbescherming),
(gemachtigden: mr. K. Nabibaks en mr. L.A. van Bergeijk).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het door eiseres ingediende verzoek bij de Raad voor
de Kinderbescherming (RvdK) van 24 januari 2023 om meerdere onderdelen van het rapport van de RvdK van 31 oktober 2022 aan te passen. Dit rapport is de uitkomst van een onderzoek dat is ingesteld door de RvdK naar aanleiding van een melding van de Gemeente Hilversum over de dochter van eiseres.
De staatssecretaris heeft het verzoek van eiseres opgevat als een verzoek om rectificatie van gegevens als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en heeft dit verzoek met het besluit van 16 november 2023 afgewezen omdat de door eiseres aangevoerde punten niet zijn te scharen onder persoonsgegevens zoals bedoeld in de AVG. Volgens de staatssecretaris gaat het om indrukken en meningen die vooraf of tijdens het onderzoek bij de RvdK zijn binnengekomen.
Met het bestreden besluit van 27 mei 2024 heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat naar aanleiding van haar bezwaar op 13 mei 2024 een oplegnota door de raadsmedewerkers is opgesteld en er aanpassingen zijn gemaakt in het rapport/de tijdlijn. Vervolgens heeft de staatssecretaris in het licht van die oplegnota het verzoek tot rectificatie opnieuw beoordeeld. De staatssecretaris komt tot de conclusie dat uit de tijdlijn nu voldoende blijkt van wie informatie afkomstig is, dat het voornamelijk de mening van de vader van de dochter betreft waar eiseres het niet mee eens is en dat het correctierecht niet is bedoeld om de mening van een ander te corrigeren danwel te verwijderen. Daarnaast heeft de staatssecretaris – wederom naar aanleiding van het bezwaar van eiseres – het rapport aangepast zodat de term ‘psychiatrische problematiek’ niet meer is opgenomen in het rapport. In de oplegnota is uitgelegd dat op sommige plaatsen in het rapport de term ‘psychiatrische problematiek’ of hele zinnen met die term zijn verwijderd of vervangen door ‘psychische problematiek’.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door haar ouders: [A] en [B] en de gemachtigden van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het rectificatieverzoek van eiseres heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank beoordeelt in deze procedure niet of de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de dochter had mogen plaatsvinden op basis van het rapport. De rechtbank beoordeelt ook niet het handelen van de betrokken voogden/raadsonderzoekers. Ook ligt niet aan de rechtbank voor of het rapport op de juiste wijze tot stand is gekomen.
2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat het rapport een onjuist beeld van haar schetst. Dat komt onder andere doordat voor haar belangrijke jaartallen en gebeurtenissen in de tijdlijn van het rapport ontbreken. Zo stelt zij dat de vader van haar dochter lange tijd geen contact wilde met hun dochter, terwijl eiseres hem altijd wilde betrekken. Ook wijst zij op een incident dat volgens haar heeft plaatsgevonden, waarbij de vader dreigde haar dochter van haar af te nemen als zij financiële ondersteuning zou eisen. Verder is eiseres het niet eens met wat er in het rapport staat geschreven over de opvoedsituatie/opvoedcontext met betrekking tot haar dochter. Eiseres mist de bronvermelding en de bewijzen hiervan. Er is voornamelijk gebruik gemaakt van de tijdlijn van de vader met daarin zijn visie. De door eiseres genoemde jaartallen en gebeurtenissen ontbreken, terwijl zij daar wel bewijzen van heeft overgelegd of kan overleggen. Ook is eiseres het niet eens met de in het rapport gebruikte termen psychiatrische en/of psychische problematiek en (drugs)verslaving en middelengebruik. Eiseres had weliswaar een eetstoornis waarvoor zij opgenomen is geweest, maar van deze problematiek was ten tijde van het onderzoek (en het rapport) geen sprake meer. Ook is er geen sprake van een drugsverslaving en/of middelengebruik en dit blijkt ook uit de verklaring van haar huisarts. Daarom moeten deze en soortgelijke termen ook uit het rapport worden verwijderd. Omdat er geen sprake is van psychische problematiek of een verslaving is haar dochter géén KOPP-kind (kinderen van een ouder met psychische problematiek). Deze term wordt dan ook onjuist gebruikt. Volgens eiseres is als gevolg van dit alles een onevenwichtig rapport ontstaan, met een negatief beeld van eiseres. De gevolgen van het onjuiste rapport zijn groot. Haar dochter is namelijk eerst onder toezicht gesteld eind 2022 en vervolgens uithuisgeplaatst medio 2023. De dochter van eiseres woont nu volledig bij haar vader en heeft geen contact meer met eiseres.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat de AVG geen grond biedt om de door eiseres aangevoerde punten te corrigeren. Dit komt door het volgende.
5. Op grond van artikel 16 van de AVG heeft een betrokkene het recht op rectificatie. Dat houdt in de betrokkene (in dit geval eiseres) de verwerkingsverantwoordelijke (in dit geval de staatssecretaris) kan vragen persoonsgegevens te rectificeren (wijzigen) als die niet juist zijn. Of niet compleet. De betrokkene kan dan de verwerkingsverantwoordelijke vragen de gegevens aan te passen of aan te vullen.
6. Om voor correctie op grond van de AVG in aanmerking te komen is het als eerste noodzakelijk dat het gaat om een persoonsgegeven. In artikel 4 van de AVG is bepaald dat onder het begrip ‘persoonsgegevens’ wordt verstaan alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon en dat als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon.
7. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, volgt dat niet alle onjuistheden voor correctie in aanmerking komen op grond van de AVG. De onjuistheden moeten eenvoudig en objectief zijn vast te stellen om voor correctie in aanmerking te komen. Ook is het in artikel 16 van de AVG opgenomen correctierecht niet bedoeld om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee de betrokkene het niet eens is, te corrigeren of te verwijderen. [1]
8. Hieronder gaat de rechtbank in op de hoofdonderwerpen die door eiseres zijn aangevoerd en op de zitting zijn besproken.
De tijdlijn in het rapport
9. Op de zitting is besproken dat de tijdlijn die is opgenomen in het rapport primair de tijdlijn van de vader laat zien en de reactie van eiseres daarop. De rechtbank ziet dat eiseres destijds uitgebreid heeft gereageerd op het concept-rapport en de daarin opgenomen tijdlijn en ook in aanvulling daarop verschillende jaartallen en gebeurtenissen heeft vermeld. Deze jaartallen en gebeurtenissen zijn niet aangevuld in de tijdlijn van het definitieve rapport van de RvdK. De reactie van eiseres is enkel als bijlage bij het rapport opgenomen. In het bestreden besluit wordt de tijdlijn wel herzien, maar vooral omdat de informatie die in de tijdlijn is opgenomen niet overeenkomstig de methodiek van de RvdK is verwerkt. Een groot aantal van de door eiseres genoemde gebeurtenissen zijn niet meegenomen, ondanks dat zij regelmatig op deze gebeurtenissen heeft gewezen en ook heeft toegelicht waarom die volgens haar van belang zijn voor een begrip van de context en voorgeschiedenis. Op de zitting is niet duidelijk geworden waarom de keuze is gemaakt om deze gebeurtenissen niet aan de tijdlijn toe te voegen. Ook anderszins is dit niet toegelicht. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze gang van zaken de indruk bij eiseres wekt dat er een ongelijkwaardig beeld wordt geschetst.
10. Dit maakt echter niet dat de staatssecretaris op grond van van artikel 16 van de AVG de gewenste aanpassingen en aanvullingen van het rapport hoefde aan te brengen. Deels zijn de gewenste aanpassingen geen persoonsgegevens. Bijvoorbeeld of brieven/e-mails met door eiseres aangehaalde inhoud zijn verstuurd. Andere gewenste aanpassingen betreffen geen persoonsgegevens van eiseres, maar van anderen, zoals de vader. Voor het overige constateert de rechtbank dat de gewenste aanpassingen vooral zien op indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies van de vader, de RvdK of informanten die zijn geraadpleegd tijdens het onderzoek. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de vermelding dat de dochter de opbouw bij moeder teveel zou vinden of de stelling van eiseres dat ten onrechte wordt vermeld dat de dochter bij opa en oma heeft gewoond, omdat slechts sprake zou zijn geweest van logeren. Deze informatie bevat geen onjuistheden die eenvoudig en objectief zijn vast te stellen.
De term middelengebruik
11. De rechtbank vindt dat wanneer er in het rapport wordt gesproken over middelengebruik/drugsgebruik door eiseres, dit een persoonsgegeven in de zin van de AVG is. Maar de rechtbank komt tot de conclusie dat deze termen niet onjuist worden gebruikt. Eiseres heeft namelijk (naar eigen zeggen) één keer drugs (ketamine) gebruikt. In zoverre is gebruik van de termen middelengebruik of drugsgebruik in relatie tot eiseres niet onjuist. De rechtbank merkt daarbij op dat in de herziene tijdlijn ook is opgenomen dat eiseres heeft gemeld dat sprake was van eenmalig gebruik. Ook is bij een ander moment in de tijdlijn genoemd dat eiseres heeft genoemd dat het om medicatie ging.
12. Voor zover er in het rapport staat vermeld dat mevrouw [C] heeft verteld dat eiseres in de zomer van 2021 een aantal keer ketamine heeft gebruikt, in plaats van één keer, komt dit niet voor correctie in aanmerking omdat de onjuistheid van deze stelling van een derde niet eenvoudig en objectief vast te stellen is. De rechtbank merkt verder op dat er ook in het rapport staat dat mevrouw [C] heeft verteld dat eiseres dit heeft gebruikt als zelfmedicatie en dat er op dit moment en in het verleden geen sprake is geweest van verslaving en dit dan ook geen rol in haar handelen speelt. Ook elders in het rapport is vermeld dat er bij eiseres geen sprake is van een verslaving.
De termen psychiatrische en/of psychische problematiek
13. De rechtbank constateert dat met de oplegnota verschillende aanpassingen van het rapport zijn gemaakt. Op meerdere plaatsen in het rapport is de term ‘psychiatrische problematiek’ vervangen door ‘psychische problematiek’ of zijn de desbetreffende zinnen geheel geschrapt. Op de zitting erkent de staatssecretaris dat deze rectificatie in de bezwaarfase heeft plaatsgevonden en dat het bezwaar van eiseres in zoverre ten onrechte ongegrond is verklaard. Weliswaar betekent dit dat er een gebrek kleeft aan het bestreden besluit, maar de rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren. Op grond van artikel 6:22 van de Awb kan een besluit waartegen beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen beginsel, door de rechtbank in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbende daardoor niet is benadeeld. In dit geval gaat het slechts om het eindoordeel van het bestreden besluit. De (materiële) inhoud van het bestreden besluit blijft hetzelfde en er geen proceskosten zijn gemaakt in de bezwaarfase. De rechtbank stelt daarom vast dat eiseres niet in haar belangen is geschaad door het verkeerde eindoordeel.
14. Het oordeel van de staatssecretaris, dat een verdergaande rectificatie niet aan de orde is, volgt de rechtbank. Het is niet onjuist dat er in het rapport en de oplegnota nog wordt gesproken over psychische problematiek omdat dit de eetstoornis (in remissie) van eiseres betreft. Het is ook niet in geschil dat zij deze eetstoornis heeft gehad.
15. Voorgaande betekent dat het gebrek niet leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit blijft in stand.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris het rapport niet (verder) hoeft te rectificeren. Gelet op het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding om te bepalen dat de staatssecretaris aan eiseres het griffierecht vergoedt. Er is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 187,- moet vergoeden aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:987.