Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Almere, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor legeskosten van een gehandicaptenparkeerkaart, die hem was toegekend van 8 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2029. Het college heeft deze aanvraag afgewezen, met de motivatie dat legeskosten als incidenteel algemeen noodzakelijke kosten worden beschouwd die in principe vanuit de algemene bijstand moeten worden betaald, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiser ontving algemene bijstand, maar had geen vaste woon- of verblijfplaats, wat leidde tot een lagere bijstandsuitkering. Hij stelde dat zijn financiële situatie onleefbaar was en dat hij niet in staat was om de legeskosten van € 70,80 te betalen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de legeskosten vergoed worden. De rechtbank oordeelde dat eiser had kunnen anticiperen op de kosten en dat hij in staat was om de legeskosten zelf te voldoen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de legeskosten en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.