ECLI:NL:RBMNE:2025:3007

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
16.298168-24, 18.287197-19 (tul) en 18.325210-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude en witwassen met een bankrekening

Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude en witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van oplichting en diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij als medepleger of medeplichtige had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte enkel een bankrekening had geopend en gegevens had verstrekt, wat niet voldoende was voor een bewezenverklaring van oplichting of diefstal. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan medeplegen van witwassen van ontvangen gelden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 100 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werd toegewezen, maar omgezet in een taakstraf van 30 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.298168-24, 18.287197-19 (tul) en 18.325210-21 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 4 juni 2025. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 25 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1
primair:
in de periode 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 in [plaats 1] , [plaats 2] en/of [plaats 3] , samen met een of meer anderen of alleen, [slachtoffer] heeft opgelicht door middel van (bank)helpdeskfraude;
subsidiair:
in de periode 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 in [plaats 1] , [plaats 2] en/of [plaats 3] medeplichtig is geweest aan de door een of meer onbekend gebleven personen in de periode 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 gepleegde oplichting van [slachtoffer] door middel van (bank)helpdeskfraude, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon of personen;
2
in de periode 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] en/of [plaats 4] , samen met een ander of anderen of alleen, zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door binnen te dringen in het computernetwerk van Bunq bank;
3
primair:
in de periode 6 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] en/of [plaats 4] , samen met een of meer anderen of alleen, geldbedragen van in totaal € 52.619,00 van [slachtoffer] , heeft gestolen door met de inloggegevens van [slachtoffer] zich toegang te verschaffen tot de bankrekening van [slachtoffer] bij Bunq bank en geldbedragen over te schrijven naar een bankrekening van verdachte en/of een derde;
subsidiair:
in de periode 6 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] en/of [plaats 4] medeplichtig is geweest aan de door een of meer onbekend gebleven personen gepleegde diefstal van geldbedragen van [slachtoffer] , zoals hiervoor omschreven onder 3 primair, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon of personen;
4
in de periode 7 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 in [plaats 1] , [plaats 2] , [plaats 3] en/of [plaats 4] , samen met een of meer anderen of alleen, een geldbedrag van € 7.854, afkomstig van [slachtoffer] , althans een geldbedrag, heeft witgewassen, in die zin dat verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren (opzetwitwassen).
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van een neef een door hemzelf geopende zakelijke bankrekening aan deze neef ter beschikking heeft gesteld. Op de rekening kwamen grote bedragen binnen en verdachte heeft deze bedragen overgeboekt naar een crypto.com rekening. De neef van verdachte had gevraagd om een zakelijke rekening, omdat daarop geen limiet geldt wat betreft hoogte van bedragen. Verdachte wist dat deze neef fraude pleegt, mensen oplicht en al eerder, in het verleden, misbruik heeft gemaakt van de gegevens van verdachte.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft gesteld dat het evident is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en dat voor dit onder 4 tenlastegelegde feit een bewezenverklaring kan volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair en subsidiair en feit 3 primair en subsidiair
Op 7 februari 2024 werd [slachtoffer] , klant bij Bunq bank (hierna: Bunq), opgelicht door middel van (bank)helpdeskfraude. Zij ontving een email met het verzoek op een link te klikken, waarna zij werd doorgeleid naar een valse website die leek op de website van Bunq. Met [slachtoffer] werd telefonisch contact opgenomen door een persoon die zich voorstelde als een medewerker van Bunq. [slachtoffer] heeft de door deze persoon genoemde handelingen uitgevoerd, waaronder het opnieuw inloggen in haar bankomgeving en het invoeren van haar pincode. Kort daarop werden grote geldbedragen van haar rekening afgeschreven.
Vaststaat dat verdachte een bankrekening heeft geopend en dat hij deze rekening ter beschikking heeft gesteld aan een ander.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de misdrijven
oplichting(feit 1 primair) of
diefstal door middel van valse sleutels(feit 3 primair). De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat vrijspraak dient te volgen van het onder 1 primair en het onder 3 primair tenlastegelegde.
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde medeplichtigheid van
oplichting(feit 1 subsidiair) en medeplichtigheid van
diefstal door middel van valse sleutels(feit 3 subsidiair) is niet alleen vereist dat wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het ter beschikking stellen van zijn bankrekening, maar ook dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op de door de dader(s) gepleegde misdrijven (gronddelicten)
oplichtingen
diefstal door middel van valse sleutels.
Met gebruikmaking van een ter beschikking gestelde bankrekening kunnen vele uiteenlopende delicten worden gepleegd, zoals witwassen, (belasting)fraude, bedrieglijke bankbreuk, ontvoering (betaling van losgeld), heling, oplichting, diefstal of een terroristisch misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen feiten of omstandigheden bevat waaruit een zodanig verband kan worden afgeleid tussen de gedragingen van verdachte (het op verzoek van een ander openen en ter beschikking stellen van een bankrekening en het overboeken van op die rekening binnenkomende geldbedragen) en de misdrijven
oplichtingen/of
diefstal door middel van valse sleutelsdat dit kan worden aangemerkt als (voorwaardelijk) opzet op déze (specifieke) misdrijven (ECLI:NL:HR:2014:385 en ECLI:NL:PHR:2013:2469). Simpeler gesteld: de rechtbank kan aangaande het eventuele opzet van de verdachte niet méér vaststellen dan dat de verdachte een bankrekening opende en gegevens ter beschikking stelde. Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van medeplichtigheid aan oplichting of diefstal.
Het voorgaande betekent dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair en het onder 3 subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat verdachte betrokken is geweest (op welke wijze dan ook) bij het binnendringen in het computersysteem van Bunq.
Verdachte zal, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsman is bepleit, van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van computervredebreuk worden vrijgesproken.
Feit 4
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de door verdachte geopende bankrekening geldbedragen zijn binnengekomen die vervolgens door verdachte zijn overgeboekt, welke bedragen van misdrijf, te weten de misdrijven oplichting en diefstal met valse sleutels, afkomstig waren.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte wist dat de hiervoor bedoelde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte wist dat de persoon die hem had benaderd, fraude pleegt, mensen oplicht en in het verleden misbruik had gemaakt van de gegevens van verdachte. Onder die omstandigheden wist verdachte dat zijn gedragingen, te weten het op verzoek van die persoon openen en beschikbaar stellen van een bankrekening met de afspraak dat verdachte de op die rekening binnenkomende bedragen (direct) zou overboeken naar een crypto.com rekening, tot gevolg hadden dat de identiteit van die andere persoon niet bekend zou worden en dat bovendien verhuld zou worden wat de herkomst van die bedragen was en wie de rechthebbende(n) op die bedragen was/waren. De gedragingen van verdachte kunnen dan ook niet anders worden uitgelegd dan als feiten en omstandigheden waaruit kon worden afgeleid dat het geld een criminele herkomst had en dat het niet anders kon dan dat verdachte dat wist.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hierboven genoemde omstandigheden, sprake is van medeplegen met in ieder geval zijn neef. Het ter beschikking stellen van zijn bankrekening, vormde immers een onmisbare schakel voor de gepleegde fraude/oplichting en het daaruit voortvloeiende witwassen. Er is daarom sprake van medeplegen van witwassen van verschillende geldbedragen.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (opzet)witwassen zoals hierna omschreven in rubriek 5. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de tenlastelegging een bedrag wordt genoemd van € 7.854,00. Uit het dossier blijkt dat het in werkelijkheid gaat om € 30.810,00. De rechtbank zal daarom ‘een geldbedrag’ bewezen verklaren en bij het bepalen van de straf uitgaan van € 30.810,00.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
4
in de periode van 7 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, (van) geldbedragen, (afkomstig van de rekening van [slachtoffer] )- de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld, dan wel- heeft verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was, en- heeft verhuld wie die voorwerpen voorhanden had en- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft omgezetterwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
4
Medeplegen van witwassen, meermaals gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een gevangenisstraf van 150 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 105 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voor het geval de rechtbank een straf overweegt die hoger is dan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is bepleit dit deel van de straf op te leggen in de vorm van een voorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van (opzet)witwassen van een bedrag van € 30.810,00. Bij het plegen van dit misdrijf heeft verdachte een cruciale rol gespeeld door een bankrekening ter beschikking te stellen aan een ander, zijn mededader, waarna door middel van oplichting en diefstal verkregen bedragen naar deze rekening zijn overgemaakt en door verdachte zijn doorgeboekt naar een cryptoplatform. Deze handelingen hebben ervoor gezorgd dat werd verhuld wat de herkomst van en wie de rechthebbende op deze bedragen was, terwijl ook de identiteit van de mededader buiten beeld is gebleven. Mede door verdachte is forse financiële schade toegebracht aan het slachtoffer.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte (‘strafblad’) van 13 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verdachte liep ook in een proeftijd van een soortgelijk feit en was dus een gewaarschuwd man. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank houdt voorts rekening met een reclasseringsadvies van 20 mei 2025, uitgebracht door [instelling] . De reclassering heeft geconcludeerd dat het psychosociaal functioneren van verdachte indirect criminogeen genoemd kan worden; om het handelen van verdachte te kunnen begrijpen is echter nader onderzoek nodig. Leefgebieden zoals huisvesting, dagbesteding, gezinsrelaties en middelengebruik lijken
goed op orde te zijn, maar daarvan is kennelijk geen beschermende werking uitgegaan. Het schorsingstoezicht verloopt naar tevredenheid. Verdachte lijkt gevoelig te zijn voor de stok achter de deur die de reclassering hem biedt en staat open voor hulpverlening. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld en vindt dat voortzetting van het toezicht wenselijk is om dit risico te kunnen verminderen. De reclassering adviseert om, indien verdachte wordt veroordeeld, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met een aantal bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat, met name gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, niet met een andere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de (hoogte van) straffen die voor soortgelijke feiten door rechters worden opgelegd en op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast is gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals hiervoor omschreven en ter terechtzitting is gebleken.
Op het bewezenverklaarde witwassen zijn de LOVS-oriëntatiepunten voor fraude van toepassing. Deze oriëntatiepunten vermelden bij een benadelingsbedrag tussen € 10.000,00 en € 70.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen 2 en 5 maanden. Gelet op de hoogte van het benadelingsbedrag in deze strafzaak van rond € 30.000,00, zal de rechtbank als startpunt uitgaan van een gevangenisstraf van 2 à 3 maanden.
De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Het schorsingstoezicht is positief verlopen en verdachte lijkt open te staan voor ondersteuning. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om, gelet op het advies van de reclassering, aan de op te leggen straf een aantal (bijzondere) voorwaarden te kunnen verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank passend en geboden aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 100 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 55 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen algemene voorwaarden worden verbonden, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachte, om reden dat op basis van het strafdossier de identiteit van deze medeverdachte niet is vastgesteld en een zodanig verbod daarom niet te handhaven is.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18.287197-19
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 25 januari 2021 is aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 80 uren, geheel voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft bij vordering van 30 december 2024 gevorderd dat bevel zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de bij het vonnis van 25 januari 2021 aan verdachte opgelegde taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd. Daartoe is gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een of meer nieuwe strafbare feiten. Ter zitting op 4 juni 2025 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd en gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat het/de nieuwe strafbare feit(en) niet zijn gepleegd binnen de aan het vonnis van 25 januari 2021 verbonden proeftijd.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen. Hij heeft daartoe dezelfde grond aangevoerd als de officier van justitie ter zitting op 4 juni 2025 naar voren heeft gebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich weliswaar schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, maar dat dit feit niet is begaan binnen de aan het vonnis van 25 januari 2021 verbonden proeftijd. Dit betekent dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18.325210-21
Bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland van 29 november 2022 is aan verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 1 week, geheel voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 jaar niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft bij vordering van 30 december 2024 gevorderd dat bevel zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis aan verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week, waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd. Daartoe is gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een of meer nieuwe strafbare feiten.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het vonnis van 29 november 2022 inmiddels een oude zaak betreft en dat verdachte in de
huidige strafzaak al enige tijd heeft vastgezeten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis.
Om die reden zal de vordering van de officier van justitie worden toegewezen. Zoals hiervoor overwogen, vindt de rechtbank het echter niet opportuun verdachte naar de gevangenis te sturen. De rechtbank zal daarom de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 week omzetten in een taakstraf van 30 uren.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 100 (honderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 55 (vijfenvijftig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact opnemen met verdachte voor de eerste afspraak;
* zich onder behandeling zal stellen van [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* niet zal deelnemen aan kansspelen;
* aan de reclassering inzage zal geven in zijn financiën;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18.287197-19
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 18.325210-21
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland bij vonnis van 29 november 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toe;
- gelast in plaats van de gevangenisstraf het verrichten van een
taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 7 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. B.F. Hammerle en mr.
J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1
primair
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens, waaronder gebruikersnamen en/of wachtwoorden en/of betaalpasgegevens en/of pincodes en/of verificatiecodes (voor het gebruik) van haar Bunq bank account/rekening en/of foto's/filmpjes van het gezicht van deze [slachtoffer] , door- aan deze [slachtoffer] een e-mailbericht te sturen, als ware deze afkomstig van de Bunq bank, waarbij [slachtoffer] werd bewogen op een link te klikken waarna deze [slachtoffer] werd doorgeleid naar een kopie en/of nagemaakte en/of valse website van de Bunq bank, waar [slachtoffer] is bewogen tot afgifte van voornoemde gegevens en/of- meermalen telefonisch contact op te nemen met deze [slachtoffer] en/of zich hierbij voor te doen als een medewerker van de Bunq bank en/of (vervolgens) mede te delen dat er iets mis was met de rekening van [slachtoffer] en/of dat sprake was van (een) (poging tot) frauduleuze overschrijving(en) op haar rekening en/of dat zij opnieuw beveiligingshandelingen moest uitvoeren en/of zich moest identificeren en/of de pincode moest invoeren via de applicatie van Bunq bank en/of (vervolgens) de applicatie van de Bunq bank moest verwijderenwaardoor [slachtoffer] is bewogen tot afgifte van voornoemde gegevens;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] , althans in Nederlandmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens, waaronder gebruikersnamen en/of wachtwoorden en/of betaalpasgegevens en/of pincodes en/of verificatiecodes (voor het gebruik) van haar Bunq bank account/rekening en/of foto's/filmpjes van het gezicht van deze [slachtoffer] , door- aan deze [slachtoffer] een e-mailbericht te sturen, als ware deze afkomstig van de Bunq bank, waarbij [slachtoffer] werd bewogen op een link te klikken waarna deze [slachtoffer] werd doorgeleid naar een kopie en/of nagemaakte en/of valse website van de Bunq bank, waar [slachtoffer] is bewogen tot afgifte van voornoemde gegevens en/of- meermalen telefonisch contact op te nemen met deze [slachtoffer] en/of zich hierbij voor te doen als een medewerker van de Bunq bank en/of (vervolgens) mede te delen dat er iets mis was met de rekening van [slachtoffer] en/of dat sprake was van (een) (poging tot) frauduleuze overschrijving(en) op haar rekening en/of dat zij opnieuw beveiligingshandelingen moest uitvoeren en/of zich moest identificeren en/of de pincode moest invoeren via de applicatie van Bunq bank en/of (vervolgens) de applicatie van de Bunq bank moest verwijderen waardoor [slachtoffer] is bewogen tot afgifte van voornoemde gegevens;bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] , althans in Nederland,opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn rekening ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon/personen;
2
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 7 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en wederrechtelijk (telkens) in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de servers(s) en/of het netwerk en/of de infrastructuur van 'Bunq' is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door het (telkens) inloggen met onrechtmatig verkregen gebruikersnamen en/of wachtwoorden en/of e-mailadressen en/of bankgegevens en/of andere (inlog)gegevens, tot het gebruik waarvan verdachte niet gerechtigd was;
3
primair
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een of meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer 52619,00 euro dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door zich zonder toestemming toegang te verschaffen tot de Bunq rekening(en) van deze [slachtoffer] met gebruikmaking van aan deze [slachtoffer] toebehorende (inlog)gegevens waarna verdachte en/of zijn mededader(s) één of meerdere geldbedragen van de bankrekening van deze [slachtoffer] heeft/hebben overgemaakt naar één of meerdere bankrekening(en) van verdachte en/of een derde;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland,een of meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer 52619,00 euro dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of verdachte toebehoorde(n),heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven persoon/personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen voornoemd(e) geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zich zonder toestemming, toegang te verschaffen tot de Bunq rekening(en) van deze [slachtoffer] met gebruikmaking van aan deze [slachtoffer] toebehorende (inlog)gegevens waarna die onbekend gebleven persoon/personen één of meerdere geldbedragen van de bankrekening van deze [slachtoffer] heeft/ hebben overgemaakt naar één of meerdere bankrekening(en) van verdachte en/of een derdebij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 februari 2024 tot en met 11 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn rekening ter beschikking te stellen aan die onbekend gebleven persoon/personen;
4
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2024 tot en met 11 februari 2024, te [plaats 1] , gemeente [gemeente 2] en/of [plaats 2] , gemeente [gemeente 1] en/of [plaats 3] , gemeente [gemeente 3] en/of [plaats 4] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een geldbedrag van 7854 euro, althans een of meer geldbedragen, (afkomstig van de rekening van [slachtoffer] )Sub a- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)Sub b- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.