ECLI:NL:RBMNE:2025:2979

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
UTR 23/4514
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de uitzondering voor onmiddellijk laden en lossen

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 74,50, opgelegd op 7 augustus 2023. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond op 25 augustus 2023, waarna de eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 8 mei 2025 was de eiser niet aanwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.

De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van de eiser op 8 juli 2023 geparkeerd stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. De eiser stelde dat hij bezig was met onmiddellijk laden en lossen, wat een uitzondering op de parkeerbelasting zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk aan het laden en lossen was. De parkeercontroleurs hadden geen laad- of losactiviteiten waargenomen en de rechtbank vond de argumenten van de eiser onvoldoende om aan te nemen dat hij niet in overtreding was.

De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren, verweerder

(gemachtigde: M. Hol).

Procesverloop

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 7 augustus 2023 aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd met aanslagnummer [nummer] ter hoogte van € 74,50. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 25 augustus 2023 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2025. Eiser is niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, M. Hol en I.K.C. Burgers.

Overwegingen

2. De naheffingsaanslag is aan eiser opgelegd omdat zijn auto met het kenteken [kenteken] op 8 juli 2023 om 10:33 uur aan de [straat] in Bussum ( [nummer] ) stond geparkeerd zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. In de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 (Verordening) is deze plaats aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
3. Eiser heeft geen parkeerbelasting betaald. Daar zijn partijen het over eens. Ter discussie staat of eiser parkeerbelasting moest betalen. Volgens eiser is dat niet het geval, omdat er geen sprake was van parkeren. Eiser was namelijk bezig met het onmiddellijk laden en lossen.
4. De hoofdregel is dat degene die zijn auto parkeert op een betaald parkeren plaats, parkeerbelasting is verschuldigd. Het onmiddellijk laden en lossen van zaken vormt hierop een uitzondering. Dit volgt uit artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. Dat volgt ook uit artikel 1 van de Verordening. In dat artikel wordt onder ‘parkeren’ verstaan ‘het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden’. Het is vaste rechtspraak dat van laden en lossen sprake is als er, meteen nadat het voertuig tot stilstand is gebracht, bij voortduring spullen in- en uitgeladen worden. [1]
5. Eiser voert aan dat hij spullen aan het in- en uitladen was voor de grote poffertjeskraam op het plein. Naar het oordeel van de rechtbank rust op hem de last aannemelijk te maken dat de auto uitsluitend heeft stilgestaan zo lang als nodig was voor het bij voortduring inladen van die spullen, onmiddellijk nadat de auto tot stilstand was gebracht en gedurende de tijd die redelijkerwijs noodzakelijk was om de spullen naar de poffertjeskraam te brengen.
6. Volgens de heffingsambtenaar hebben de parkeercontroleurs op het moment van uitschrijven van de naheffingsaanslag al even bij de auto gestaan. In deze tijd zijn er geen los- en/of laadactiviteiten waargenomen. De parkeercontroleurs hebben ter plaatse ook geen personen in de omgeving van het voertuig gezien. Daarbij is enige wachttijd in acht genomen.
7. Het is aan eiser om de met foto’s onderbouwde stelling van de heffingsambtenaar dat geen sprake was van laden en lossen voldoende gemotiveerd te betwisten. De rechtbank vindt dat eiser daarin niet is geslaagd. Op de overgelegde foto’s van de parkeercontroleurs is niet te zien dat eiser bezig was met het laden en lossen. Zo zijn er geen mensen of spullen bij de auto te zien, staan er geen lampen aan en staan de deuren van de auto niet open. De enkele stelling van eiser dat hij met zijn auto en de mobiele poffertjeskraam slechts twintig meter verwijderd stond van de grote poffertjeskraam is onvoldoende om aan te nemen dat eiser aan het in- en uitladen was. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar dus terecht over gegaan tot het naheffen van de verschuldigde parkeerbelasting. Het beroep is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Barmentlo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Hoge Raad van 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760 en 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:445.