ECLI:NL:RBMNE:2025:2940

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/16/592476
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding van meubilair voor het Wilhelmina Kinderziekenhuis en de afwijzing van de vorderingen van de eiseres

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht) naar aanleiding van een aanbestedingsprocedure voor de levering van meubilair voor het Wilhelmina Kinderziekenhuis. [eiseres] was van mening dat de inschrijving van de winnende partij, [onderneming 1] B.V., abnormaal laag, manipulatief en onvolledig was. [eiseres] eiste dat de opdracht aan haar zou worden gegund, omdat UMC Utrecht volgens haar het transparantiebeginsel had geschonden door de winnende partij de kans te geven om aanvullende informatie te verstrekken na de voorlopige gunning.

De voorzieningenrechter heeft op 19 juni 2025 geoordeeld dat UMC Utrecht de inschrijving van [onderneming 1] niet had hoeven uitsluiten. De rechter oordeelde dat de aanbestedende dienst voldoende onderzoek had gedaan naar de inschrijving en dat er geen sprake was van een abnormaal lage prijs. Ook werd vastgesteld dat de inschrijving van [onderneming 1] niet manipulatief was en dat de inschrijving niet onvolledig was, ondanks dat deze op sommige kwaliteitscriteria lage scores had behaald. De rechter wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten van UMC Utrecht, die op € 2.553,00 werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aanbestedende dienst bij het beoordelen van inschrijvingen en de noodzaak om transparant te zijn in het proces, maar ook dat inschrijvers de vrijheid hebben om strategisch te bieden binnen de kaders van de aanbestedingsregels.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/592476 / KG ZA 25-182
Vonnis in kort geding van 19 juni 2025
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.G.M. Roijers,
tegen
UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: UMC Utrecht,
advocaat: mr. W.J.W. Engelhart.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de akte ter correctie, overlegging van nadere producties en wijziging van eis,
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2025, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiseres] heeft mede aan de hand van een pleitnota haar standpunt toegelicht.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft ingeschreven op de aanbestedingsprocedure voor de levering van meubilair voor een gedeelte van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. UMC Utrecht is van plan te gunnen aan [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ). [eiseres] is op de tweede plaats geëindigd en is het hier niet mee eens. Volgens [eiseres] is de inschrijving van [onderneming 1] abnormaal laag, manipulatief en onvolledig, en moet de opdracht aan [eiseres] worden gegund. Ook zou UMC Utrecht ten onrechte na de voorlopige gunning aan [onderneming 1] gelegenheid hebben geboden om aanvullende informatie aan te leveren en zou zij het transparantiebeginsel hebben geschonden. De voorzieningenrechter zal in dit vonnis UMC Utrecht gelijk geven en de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
3. De beoordeling
Toetsingskader aanbesteding
3.1.
UMC Utrecht heeft een meervoudige onderhandse aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de levering van de vaste inrichting voor het [afdeling 1] en de [afdeling 2] van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. De aanbesteding is gedaan op basis van de Aanbestedingsleidraad Inschrijffase Vaste Inrichting (hierna: de Aanbestedingsleidraad). Deel 2 van de Aanbestedingswet 2012 (hierna: Aw) is niet van toepassing, maar het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (hierna: ARW 2016) is wel van toepassing.
3.2.
Het gunningscriterium is de beste prijs-kwaliteitsverhouding, waarbij de prijs voor 80 punten meeweegt en de kwaliteit voor 20 punten meeweegt. Het gunningscriterium kwaliteit is verdeeld in vier subgunningscriteria: [1]
Abnormaal lage prijs
Toetsingskader abnormaal lage prijs
3.3.
Op grond van paragraaf 5.2 onder 13 van de Aanbestedingsleidraad wordt een inschrijving die abnormaal laag of manipulatief is, uitgesloten van de verdere aanbestedingsprocedure. De voorzieningenrechter is het met partijen eens dat paragraaf 5.2 onder 13 van de Aanbestedingsleidraad een verplichting voor UMC Utrecht met zich meebrengt. Oftewel,
alsde inschrijving abnormaal laag is,
moetUMC Utrecht de inschrijving uitsluiten.
Er is geen sprake van een abnormaal lage prijs
3.4.
[eiseres] stelt dat de inschrijving van [onderneming 1] uitgesloten had moeten worden van de aanbesteding, omdat de inschrijving van [onderneming 1] abnormaal laag is. Volgens [eiseres] is de inschrijving van [onderneming 1] abnormaal laag, omdat de door [onderneming 1] geoffreerde prijs meer dan 45% lager is dan de geoffreerde prijs van de andere inschrijvers. Daarom had UMC op grond van paragraaf 5.2 onder 13 van de Aanbestedingsleidraad de inschrijving van [onderneming 1] moeten uitsluiten.
3.5.
Deze stelling is onjuist omdat die geen steun vindt in paragraaf 5.2 onder 13 van de Aanbestedingsleidraad en het daarop van toepassing zijnde toetsingskader. De prijsberekeningen van de inschrijving die [eiseres] heeft ingebracht, kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
Toetsingskader onderzoek
3.6.
De jurisprudentie over abnormaal lage inschrijvingen is in deze zaak relevant. Het Sopra-arrest [2] geeft een normatief kader voor de beoordeling of sprake is van een abnormaal lage inschrijving en dan in het bijzonder over de verplichting tot onderzoek daarnaar. Het Sopra-arrest [3] ziet op een regeling over abnormaal lage inschrijvingen die vergelijkbaar is met de regeling over abnormaal lage inschrijvingen in paragraaf 5.2 van de Aanbestedingsleidraad. Bovendien vloeit uit de Aanbestedingsleidraad niet voort dat paragraaf 5.2 anders zou moeten worden toegepast dan de regeling in het hiervoor genoemde arrest. Daarom zal de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het door UMC Utrecht uitgevoerde onderzoek naar de inschrijving van [onderneming 1] het hierna beschreven normatief kader in acht nemen.
3.7.
De beoordeling of sprake is van een abnormaal lage inschrijving vindt in twee fasen plaats. In eerste instantie (fase I) beoordeelt de aanbestedende dienst prima facie, en niet op basis van een gedetailleerde analyse van de samenstelling van elke offerte, of de in de offerte voorgestelde prijs of kosten abnormaal laag lijkt/lijken. Als er aanwijzingen zijn die het vermoeden kunnen wekken dat de offerte abnormaal laag zou kunnen zijn, moet de aanbestedende dienst in tweede instantie (fase II) de samenstelling van de offerte meer in detail onderzoeken om zich ervan te vergewissen dat deze niet abnormaal laag is. Daarvoor moet hij eerst de betrokken inschrijver de mogelijkheid bieden om uiteen te zetten waarom zijn offerte volgens hem niet abnormaal laag is, waarna een contradictoir debat volgt. De aanbestedende dienst moet vervolgens de verstrekte verklaringen beoordelen en bepalen of de betrokken offerte abnormaal laag is, in welk geval hij deze moet afwijzen. Om voldoende te motiveren dat na een grondige analyse is gebleken dat de gekozen offerte niet abnormaal laag is, moet de aanbestedende dienst de redenering uiteenzetten op basis waarvan hij:
heeft geconcludeerd dat deze offerte door de hoofdzakelijk financiële kenmerken ervan met name de wetgeving van het land waar de diensten zouden moeten worden uitgevoerd, eerbiedigt wat betreft de beloning van het personeel, de bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel en de nalevering van de normen inzake veiligheid en gezondheid op het werk, en
heeft nagegaan dat de voorgestelde prijs alle door de technische aspecten van die offerte veroorzaakte kosten omvat. [4]
3.8.
De aanbestedende dienst komt ook in fase II van de beoordeling van het abnormaal lage karakter van een inschrijving terecht, als een andere inschrijver gemotiveerd verzoekt om een rechtvaardiging waarom de aanbestedende dienst de gekozen offerte niet als abnormaal laag heeft beschouwd.
UMC Utrecht heeft voldoende onderzocht of geen sprake is van een abnormaal lage prijs
3.9.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat UMC Utrecht onvoldoende heeft onderzocht of de inschrijving van [onderneming 1] niet abnormaal laag is. De voorzieningenrechter is het daarmee niet eens en legt hierna uit waarom.
3.10.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het onderzoek dat UMC Utrecht heeft gedaan betrekking had op fase I of fase II. Het antwoord op die vraag kan in het midden blijven, omdat het door UMC Utrecht uitgevoerde onderzoek in ieder geval aan de strengere vereisten van fase II voldoet.
3.11.
Bij de beoordeling van alle inschrijvingen heeft UMC Utrecht geconstateerd dat de prijs van [onderneming 1] fors lager lag dan die van de andere inschrijvers. Daarom is UMC Utrecht een onderzoek gestart. Het onderzoek bestond uit het schriftelijk stellen en beantwoorden van vragen en een bespreking met [onderneming 1] , waarvan een gespreksverslag (ook wel verificatieverslag genoemd) is gemaakt. Uit het gespreksverslag volgt dat UMC Utrecht aan [onderneming 1] vragen heeft gesteld over of haar inschrijving juist/volledig is, hoe zij haar lage prijs verklaart en of zij haar aanbieding correct zal nakomen. [onderneming 1] heeft gecontroleerd of de door haar geoffreerde aantallen, de aanbieding en de begroting overeenkomen met de uitvraag en aanbestedingsstukken. De begroting van [onderneming 1] is ook nog in opdracht van UMC Utrecht door [onderneming 2] gecontroleerd. Naar aanleiding van verschillende afwijkende prijsverschillen, heeft [onderneming 1] prijzen opgevraagd bij leveranciers. De lage prijs heeft [onderneming 1] verklaard door er op te wijzen dat voortdurend soortgelijke projecten doet, het project graag wil hebben en er een voordeel is van grote hoeveelheden repeterende meubelelementen. [onderneming 1] heeft aangegeven dat zij voldoet aan de wet- en regelgeving (premies en sociale verzekeringen) en de overige gevraagde certificaten. Op basis van dit onderzoek heeft UMC Utrecht geconcludeerd dat [onderneming 1] aan de relevante Nederlandse wetgeving voldoet en alle kosten zijn inbegrepen in de offerte van [onderneming 1] .
3.12.
Uit het Sopra-arrest [5] maakt de voorzieningenrechter op dat de aanbestedende dienst in fase II moet onderzoeken of de financiële onderdelen van de offerte met name voldoet aan de Nederlandse wetgeving over:
  • de beloning van het personeel,
  • de bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel, en
  • de nalevering van de normen over veiligheid en gezondheid op het werk.
Verder moet de aanbestedende dienst nagaan dat de voorgestelde prijs alle door de technische aspecten van die offerte veroorzaakte kosten omvat.
Het Hof van Justitie oordeelt namelijk dat de aanbestedende dienst deze onderdelen moet betrekken in haar motivering waarom de inschrijving niet abnormaal laag is. [6]
3.13.
Uit het verificatieverslag volgt dat UMC Utrecht aan deze punten heeft getoetst. Zo bevestigt [onderneming 1] dat ze aan de Nederlandse sociale wetgeving voldoet en de gevraagde certificaten heeft. Bovendien is onder andere door [onderneming 2] gecontroleerd dat de offerte overeenkomt met de uitvraag, oftewel dat de voorgestelde prijs alle door de technische aspecten van die offerte veroorzaakte kosten omvat. Hiermee heeft UMC Utrecht voldoende onderzocht of [onderneming 1] niet abnormaal laag heeft ingeschreven. Gelet op het uitgevoerde onderzoek was er geen reden (meer) voor UMC Utrecht om aan te nemen dat [onderneming 1] haar prijzen tijdens de uitvoering van de opdracht niet kan waarmaken.
3.14.
[eiseres] vindt met name dat het onderzoek niet goed is uitgevoerd, omdat UMC Utrecht niet de winstmarge heeft gecontroleerd en zij alleen op de antwoorden van [onderneming 1] is afgegaan zonder zelf de geoffreerde prijzen te controleren. Maar in het bepalen van de winstmarge is de inschrijver vrij. De aan het aanbestedingsrecht ten grondslag liggende wens van een eerlijke en vrije mededinging brengt met zich dat [onderneming 1] voor een lage marge mag en kan kiezen. De mate van controle daarvan is geen reden waarom het onderzoek door UMC Utrecht niet goed uitgevoerd zou zijn. Wel geldt voor UMC Utrecht de plicht om te onderzoeken of de voorgestelde prijs van [onderneming 1] alle door de technische aspecten van die offerte veroorzaakte kosten omvat. Uit het verificatieverslag blijkt dat zij daaraan heeft voldaan.. Het onderzoek strekt niet zover dat UMC Utrecht zelf allerlei berekeningen moet uitvoeren of alle geoffreerde prijzen bij de leveranciers moet opvragen.
Manipulatieve inschrijving
Toetsingskader
3.15.
Volgens [eiseres] moet de inschrijving van [onderneming 1] als manipulatief worden aangemerkt en op grond van paragraaf 5.2 onder 13 van de Aanbestedingsleidraad worden uitgesloten van de verdere aanbestedingsprocedure. Daartoe stelt [eiseres] dat [onderneming 1] door haar inschrijving met een zeer lage prijs bewust de invloed van de kwaliteitsonderdelen op de gunningsbeslissing volledig elimineert.
3.16.
Een inschrijving is manipulatief als een inschrijver de aanbestedingsopdracht door haar inschrijving naar zich toe heeft weten te trekken door een inschrijving te doen die wel aan de eisen voldoet, maar die een niet beoogd resultaat bewerkstelligt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer vooraf al vaststaat dat een inschrijver de opdracht niet daadwerkelijk voor de aangeboden prijs kan uitvoeren en de kosten op een andere manier bij de aanbestedende dienst wil neerleggen.
Er is geen sprake van een manipulatieve inschrijving
3.17.
Er is geen sprake van een manipulatieve inschrijving door [onderneming 1] . Het is toegestaan om strategisch te bieden. De aanbesteder bepaalt op welke wijze de winnaar van de aanbestedingsprocedure wordt vastgesteld. Als een aanbestedende dienst kiest voor een systematiek die strategisch inschrijven mogelijk maakt, mogen alle inschrijvers naar eigen inzicht daarvan gebruikmaken. Dat een inschrijver daarvan gebruik maakt, kan haar niet achteraf worden verweten.
3.18.
UMC Utrecht heeft in deze aanbesteding geen minimumprijs voorgeschreven en gekozen voor een beoordelingssystematiek waarmee voor het onderdeel prijs 80 punten kunnen worden verkregen en voor het onderdeel kwaliteit 20 punten. Het onderdeel ‘prijs’ weegt dus fors zwaarder dan het onderdeel ‘kwaliteit’. In een dergelijke beoordelingssystematiek ligt de mogelijkheid besloten om winnend in te schrijven met een zeer lage prijs. Hiervan heeft [onderneming 1] gebruik gemaakt door in te schrijven met de laagste prijs en heeft zij ook kunnen winnen ondanks haar lage score op kwaliteit. Het stond [eiseres] ook vrij om dit te doen. Dit mag en kan [onderneming 1] niet achteraf worden verweten. Evenmin is juist dat [onderneming 1] door de lage prijs waarmee zij ingeschreven heeft de kwalitatieve criteria buiten spel heeft gezet.
Onvolledige inschrijving
Toetsingskader
3.19.
De waardering van de kwaliteitsonderdelen is als volgt: [7]
3.20.
Paragraaf 5.1 onder 7 van de Aanbestedingsleidraad bepaalt dat een inschrijving die niet volledig, inconsistent is met de corresponderende documentatie en/of bijlagen, of afwijkt van nadere informatie die ingewonnen is bij de inschrijver, wordt uitgesloten van de procedure.
3.21.
Paragraaf 5.2 onder 5 van de Aanbestedingsleidraad bepaalt dat als het door UMC Utrecht voorgeschreven maximaal aantal pagina’s van de door de inschrijver in te dienen documenten wordt overschreden, de pagina’s die het maximum overschrijden niet worden beoordeeld en ter zijde worden geschoven.
Er is geen sprake van een onvolledige inschrijving
3.22.
Volgens [eiseres] was de inschrijving van [onderneming 1] onvolledig en moet de inschrijving op grond van paragraaf 5.1 onder 7 van de Aanbestedingsleidraad daarom worden uitgesloten. Zij legt daaraan ten grondslag dat [onderneming 1] op drie kwaliteitsonderdelen, namelijk schadepreventie, nazorg en duurzaamheid, nul punten heeft gescoord.
3.23.
De door [onderneming 1] voor de kwaliteitsonderdelen schadepreventie, nazorg en duurzaamheid aangeleverde documenten overschreden het door UMC Utrecht voorgeschreven maximum aantal van drie pagina’s. Daardoor zijn de pagina’s vier e.v. bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten. Dit betekent dat als volgens de beoordelingscommissie in de drie pagina’s een kwalitatief subgunningscriterium (zie nr. 3.2) of een kwaliteitsonderdeel niet (volledig) stond beschreven, de beoordelingscommissie daaraan een lage score of zelfs 0 punten heeft toegekend. Volgens UMC Utrecht wijst die score niet op een niet volledige inschrijving als bedoeld in paragraaf 5.1 onder 7 van de Aanbestedingsleidraad maar juist van een te volledige inschrijving.
3.24.
Partijen verschillen van mening over de uitleg van paragraaf 5.1 onder 7 en 5.2 onder 5 van de Aanbestedingsleidraad. UMC Utrecht stelt zich op het standpunt dat eerst beoordeeld moet worden of alle door haar voorgeschreven documenten zijn ingediend en alleen als dat niet het geval is de inschrijving moet worden uitgesloten. [eiseres] gaat er vanuit dat ook als de ingeschreven documenten niet alle informatie bevatten, de inschrijving moet worden uitgesloten. Maar dat is onlogisch, omdat in dat geval het kwaliteitsonderdeel helemaal niet beoordeeld had hoeven te worden, dus ook niet met 0 punten. De uitleg van UMC Utrecht maakt paragraaf 5.1 onder 7 van de Aanbestedingsleidraad niet tot een dode letter, zoals [eiseres] stelt. De aanbestedende dienst moet op grond van deze bepaling namelijk inschrijvingen waar niet alle vereiste documenten zijn ingediend buiten toepassing laten.
3.25.
De voorzieningenrechter volgt dan ook de uitleg van UMC Utrecht. Omdat [onderneming 1] wel alle vereiste documenten heeft aangeleverd, maar met te veel pagina’s, waardoor een gedeelte niet is beoordeeld, is er geen sprake van een onvolledige inschrijving van [onderneming 1] en hoefde UMC Utrecht de inschrijving van [onderneming 1] niet uit te sluiten.
Er is geen sprake van een onterechte aanvulling van de inschrijving van [onderneming 1]
3.26.
UMC Utrecht heeft [onderneming 1] na de voorlopige gunning een vraag gesteld over het kwaliteitsonderdeel Planning. Hiermee heeft UMC Utrecht volgens [eiseres] om ontbrekende informatie gevraagd, hetgeen op grond van het gelijkheidsbeginsel niet is toegestaan. UMC Utrecht betwist dit en [eiseres] heeft deze stelling niet onderbouwd. Zo heeft [eiseres] niet aangevoerd welke informatie [onderneming 1] zou hebben verstrekt en waarom dit een aanvulling is en niet een verduidelijking. Er is dan ook geen sprake van een onterechte aanvulling van de inschrijving van [onderneming 1] .
Transparantiebeginsel
Toetsingskader
3.27.
Volgens [eiseres] heeft UMC Utrecht het transparantiebeginsel geschonden door in de gunningsbeslissing niet te vermelden dat er aanleiding was voor een onderzoek naar een abnormaal lage inschrijving en wat er (op hoofdlijnen) uit dat onderzoek is gebleken. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op het Sopra-arrest. [8]
3.28.
Maar uit het Sopra-arrest vloeit niet voort dat een aanbestedende dienst in de gunningsbeslissing aan de andere inschrijvers moet vermelden dat zij bij de voorgenomen winnaar fase II van de procedure voor abnormaal lage inschrijvingen heeft doorlopen en daarbij tot de conclusie is gekomen dat de winnende inschrijving niet abnormaal laag is. In overweging nr. 82 van het Sopra-arrest staat
“de afgewezen inschrijver die hem hierover uitdrukkelijk vragen heeft gesteld”, in kennis moet worden gesteld van
“de hoofdlijnen”van het onderzoek naar de abnormaal lage inschrijving van de winnende inschrijving. Uit deze duidelijke formulering volgt dat op UMC Utrecht in het kader van de gunningsbeslissing geen zelfstandige informatieplicht rustte over het onderzoek naar de inschrijving van [onderneming 1] . Die verplichting had zij niet eerder dan nadat [eiseres] haar uitdrukkelijk om die informatie had verzocht.
3.29.
[eiseres] heeft ook een beroep gedaan op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel van 21 januari 2025. [9] Maar uit die uitspraak kan worden opgemaakt dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel bij de uitleg van het Sopra-arrest enige voorzichtigheid heeft betracht. Hij overweegt namelijk dat uit het Sopra-arrest
lijktte volgen dat het onderzoek naar de abnormaal lage prijs van een inschrijving in de gunningsbeslissing al moet worden vermeld. De voorzieningenrechter leest het Sopra-arrest anders, namelijk zoals hiervoor is uitgelegd.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen
3.30.
Er is niet gebleken dat UMC Utrecht de inschrijving van [onderneming 1] ter zijde had moeten leggen. UMC Utrecht mocht de opdracht dan ook aan [onderneming 1] gunnen. Het verbod om de opdracht aan [onderneming 1] te gunnen en het gebod om de gunningsbeslissing aan [onderneming 1] in te trekken en de opdracht aan [eiseres] te gunnen op straffe van een dwangsom worden afgewezen.
3.31.
Ook is niet komen vast te staan dat UMC Utrecht in strijd met het transparantiebeginsel of andere aanbestedingsbeginselen heeft gehandeld. Daarom wordt ook de vordering om UMC Utrecht te gelasten een nieuwe aanbestedingsprocedure te organiseren, afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten van UMC Utrecht betalen
3.32.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van UMC Utrecht worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.661,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.553,00
3.33.
Bij het tarief voor salaris advocaat is aangesloten bij het tarief dat voor complexe kort gedingen geldt. Reden daarvoor is dat dit kort geding wat processtukken en beslispunten betreft een omvangrijker kort geding is dan een normaal kort geding waarvoor een tarief geldt van € 1.107,00.
3.34.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 2.553,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken door mr. M.S.T. Belt op 19 juni 2025.
MvD5633

Voetnoten

1.Paragraaf 7.2 van de Aanbestedingsleidraad.
2.HvJ EU 11 mei 2023, zaak C-101/22 P (
3.HvJ EU 11 mei 2023, zaak C-101/22 P (
4.HvJ EU 11 mei 2023, zaak C-101/22 P (
5.HvJ EU 11 mei 2023, zaak C-101/22 P, nr. 74 (
6.HvJ EU 11 mei 2023, zaak C-101/22 P, nr. 74 (
7.Paragraaf 7.7 van de Aanbestedingsleidraad.
8.HvJ EU 11 mei 2023, zaak C-101/22 P (
9.Rechtbank Overijssel 21 januari 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:290, r.o. 5.12.