ECLI:NL:RBMNE:2025:289

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/16/580535 / JE RK 24-1417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 20 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, T. Dopheide, een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een achtjarige jongen, hierna te noemen [minderjarige]. Deze beslissing volgt op een eerdere beschikking van 30 september 2024, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden was verlengd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige] beter gesteund moet worden, gezien haar rol als hoofdopvoeder en haar verleden met huiselijk geweld. De gecertificeerde instelling (GI), Samen Veilig Midden-Nederland, heeft hierin een actieve rol gespeeld en de moeder is goed geïnformeerd over wat er van haar wordt verwacht.

Tijdens de zitting op 20 januari 2025, die achter gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Cortet, en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De vader van [minderjarige] was niet verschenen, ondanks dat hij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de zitting geoordeeld dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft opgemerkt dat [minderjarige] positieve stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling, zoals het weer naar school gaan en het starten van psychomotorische therapie.

De moeder heeft ook positieve ontwikkelingen doorgemaakt, waaronder het starten van een traject voor traumabehandeling. De samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogd is verbeterd, wat bijdraagt aan de mogelijkheid van een toekomstige terugplaatsing van [minderjarige] bij zijn moeder. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook een persoonlijke brief aan [minderjarige] gestuurd om hem te informeren over de beslissing en hem aan te moedigen in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/580535 / JE RK 24-1417
Datum uitspraak: 20 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te Nieuwegein,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Cortet te Utrecht,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 30 september 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd voor de duur van drie maanden en het overige aangehouden voor nadere behandeling.
1.2.
De kinderrechter heeft daarna kennisgenomen van de brief met bijlagen van de GI van 14 januari 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Cortet;
- [A] namens de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
2.
De feiten
Voor de vaststaande feiten en het eerdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikking van 30 september 2024.

3.De beoordeling

3.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van (de aangehouden) drie maanden en tot het einde van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
[minderjarige] heeft de afgelopen periode positieve stappen gezet op de groep waar hij verblijft. Het lukt hem beter te praten over zijn emoties en hij staat er ook meer voor open om hierbij geholpen te worden. Daarnaast is hij net gestart met psychomotorische therapie en gaat hij ook weer naar school. Omdat deze ontwikkelingen nog pril zijn is het nog te vroeg om weer bij de moeder te gaan wonen. De kinderrechter zal dan ook de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden. In deze drie maanden kan er meer stabiliteit en regelmaat komen in het naar school gaan en zal [minderjarige] naar verwachting met verdere dagbesteding beginnen. De moeder vindt het moeilijk dat [minderjarige] nog langer uit huis zal zijn, maar begrijpt dat dit in het belang van [minderjarige] is en staat achter een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing.
3.3.
Dat [minderjarige] na een lange periode weer naar school gaat en ook verder stappen zet is een ontzettend belangrijke en positieve ontwikkeling die voortgezet moet worden zo lang hij op de groep zit, maar ook als hij straks weer bij zijn moeder woont. De kinderrechter vindt het erg knap dat [minderjarige] zich zo goed inzet voor het verbeteren van zijn eigen ontwikkeling. Dat is, met wat hij allemaal heeft meegemaakt op deze jonge leeftijd, niet makkelijk.
3.4.
Ook de moeder zet positieve stappen. Zij is gestart met een traject bij Altrecht voor traumabehandeling. De moeder kan haar behoeften aan de gezinsvoogd duidelijk kenbaar maken. De moeder heeft elke dag contact met [minderjarige] en ziet dat het verblijf op de groep hem goed heeft gedaan en nog doet.
3.5.
De samenwerking tussen de moeder en de gezinsvoogd is nu ook goed. In de vorige beschikking (ECLI:NL:RBMNE:2024:6000) merkte de kinderrechter op dat zorgelijk was dat de GI aan de moeder niet goed duidelijk kon maken waaraan zij moest werken om een terugplaatsing mogelijk te maken. De kinderrechter vindt het positief dat de gezinsvoogd dat nu wel kan doen en dat de moeder en de gezinsvoogd dus meer met elkaar optrekken, met als gezamenlijk doel dat [minderjarige] weer bij de moeder kan wonen. Daarmee wordt ook recht gedaan aan de positie van de moeder, waar de kinderrechter in de vorige beschikking ook aandacht voor vroeg.
3.6.
Het contact tussen [minderjarige] en zijn vader loopt moeizaam. De vastgelegde omgangsregeling wordt niet altijd uitgevoerd omdat [minderjarige] daar niet altijd voor openstaat. De GI heeft gemerkt dat de vader niet genoeg aansluit bij de behoeften van [minderjarige] . De aankomende tijd zal meer duidelijkheid moeten komen in het contact tussen [minderjarige] en zijn vader en hoe dit vorm gegeven wordt. Daarbij moet onderzocht worden wat maakt [minderjarige] weinig tot geen behoefte heeft aan contact met zijn vader.
3.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
4. Tegelijk met deze beschikking stuurt de kinderrechter ook een brief aan [minderjarige] . Daarin is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige] ,
Jij kent mij niet, dus ik ga me eerst even aan jou voorstellen. Ik ben Tessa, en ik ben kinderrechter. Ik heb vorig jaar in april besloten dat jij op dat moment niet thuis kon wonen. Daarna heb ik twee keer besloten dat dat nog even zo moest blijven. Ik vind het belangrijk dat je ook van mij hoort waarom dat is. Want het is niet niks natuurlijk om een tijd niet thuis te wonen.
Ik heb gelezen en gehoord dat jij het best moeilijk had toen je nog thuis woonde. Op school en op de zorgboerderij liep het niet lekker. En ook thuis was het niet altijd makkelijk, ook al deden je moeder en jij erg je best. Hoe erg je soms ook je best doet, soms lukt iets dan toch niet, hoe rot dat ook is. Dan is dat niet iemands schuld, maar is het gewoon zo. Ik vond het toen voor jou nodig dat je voorlopig ergens zou gaan wonen waar ze jou goed kunnen helpen.
Ik heb gelezen dat je sinds kort weer naar school gaat. Wat fijn! Ook heb ik gelezen dat het jou steeds beter lukt om te praten over wat je voelt en over dingen die je dwars zitten. Ik wil je graag laten weten dat ik het echt heel knap van je vind dat dat lukt. Want dat is niet makkelijk.
Jouw moeder krijgt ook hulp. Supergoed vind ik het dat zij ook zo haar best doet.
Wat ik dus eigenlijk wil zeggen is: je mag trots zijn op jezelf en ook op je moeder. Ik vind het goed dat je voorlopig nog blijft wonen op de groep, omdat ze jou daar heel goed helpen. Ik snap dat je dat wel jammer vindt. Maar misschien begrijp je het ook.
Ik wens je veel plezier op school en daarbuiten. Ga zo door!
Vriendelijke groet,
Tessa DopheideKinderrechter”

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 april 2025;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 4 februari 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
AB

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.