Op 30 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2016. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpverlening verlengd met drie maanden, tot 25 januari 2025. Dit besluit volgt op een verzoek van de gecertificeerde instelling, SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, die de verlenging voor zes maanden had aangevraagd. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel de GI een langere periode passend achtte vanwege de noodzakelijke (trauma)therapie, de moeder niet voldoende begeleiding en ondersteuning ontvangt om de terugplaatsing van [minderjarige] te realiseren. De kinderrechter benadrukte het belang van duidelijke communicatie en begeleiding voor de moeder, die als hoofdopvoeder van [minderjarige] fungeert.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat zowel de moeder als de vader van [minderjarige] het niet eens waren met de voorgestelde verlenging van zes maanden. De moeder gaf aan dat zij niet goed geïnformeerd was over het verzoek en dat zij ondersteuning mist van de GI. De vader uitte zijn zorgen over het beperkte contact met [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de zorgen over de schoolgang van [minderjarige], die al een jaar niet naar school gaat, en de impact van de uithuisplaatsing op zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden tot een nader te bepalen zitting, waarbij de ouders en de GI worden opgeroepen.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling ook gewezen op de problematische communicatie tussen de ouders, die voortkomt uit een voorgeschiedenis van huiselijk geweld. De kinderrechter concludeerde dat van de moeder niet kan worden verwacht dat zij beter gaat communiceren met de vader, gezien de belastende situatie. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de stand van zaken met betrekking tot de terugplaatsingsvoorwaarden te rapporteren, zodat de moeder beter ondersteund kan worden in haar rol als verzorger.