ECLI:NL:RBMNE:2024:6000

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/580535 / JE RK 24-1417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van gezinshereniging en begeleiding

Op 30 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2016. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpverlening verlengd met drie maanden, tot 25 januari 2025. Dit besluit volgt op een verzoek van de gecertificeerde instelling, SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, die de verlenging voor zes maanden had aangevraagd. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel de GI een langere periode passend achtte vanwege de noodzakelijke (trauma)therapie, de moeder niet voldoende begeleiding en ondersteuning ontvangt om de terugplaatsing van [minderjarige] te realiseren. De kinderrechter benadrukte het belang van duidelijke communicatie en begeleiding voor de moeder, die als hoofdopvoeder van [minderjarige] fungeert.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat zowel de moeder als de vader van [minderjarige] het niet eens waren met de voorgestelde verlenging van zes maanden. De moeder gaf aan dat zij niet goed geïnformeerd was over het verzoek en dat zij ondersteuning mist van de GI. De vader uitte zijn zorgen over het beperkte contact met [minderjarige]. De kinderrechter heeft ook aandacht besteed aan de zorgen over de schoolgang van [minderjarige], die al een jaar niet naar school gaat, en de impact van de uithuisplaatsing op zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft besloten om de behandeling van het verzoek voor het overige aan te houden tot een nader te bepalen zitting, waarbij de ouders en de GI worden opgeroepen.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling ook gewezen op de problematische communicatie tussen de ouders, die voortkomt uit een voorgeschiedenis van huiselijk geweld. De kinderrechter concludeerde dat van de moeder niet kan worden verwacht dat zij beter gaat communiceren met de vader, gezien de belastende situatie. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de stand van zaken met betrekking tot de terugplaatsingsvoorwaarden te rapporteren, zodat de moeder beter ondersteund kan worden in haar rol als verzorger.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/580535 / JE RK 24-1417
Datum uitspraak: 30 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Utrecht,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 augustus 2024;
- het bericht van [instelling] van 27 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [A] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [instelling] in [plaats] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 april 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 25 oktober 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Door een gebrek aan communicatie, structuur en duidelijkheid tussen de GI, [instelling] en de moeder was er sprake van een valse start, maar [minderjarige] zet nu kleine stapjes in de goede richting. Er lijkt sprake te zijn van stabilisatie van [minderjarige] door duidelijke afspraken, onder meer over het verlof bij de moeder. Dit neemt niet weg dat er nog veel stappen gezet moeten worden. De (trauma)behandeling van [minderjarige] in de vorm van PMT is net gestart en er wordt nog gezocht naar een passende vorm van dagbesteding en/of onderwijs. Dit zal veel vragen van [minderjarige] . De GI vindt het belangrijk dat deze stappen worden gezet vanuit de stabiele omgeving van [instelling] . Daar komt bij dat de moeder moet voldoen aan de opgestelde terugplaatsingsvoorwaarden. Zij is hiertoe bereid en heeft hiervoor zelf de eerste stap gezet, maar zij heeft hier ook tijd en ruimte voor nodig. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is daarom nog nodig. De GI acht een periode van zes maanden passend, gelet op de stappen die nog gezet moeten worden.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het er mee eens dat [minderjarige] nog niet terug kan naar huis, maar zij vindt zes maanden te lang. De GI heeft haar ook niet duidelijk verteld dat zij een verzoek tot verlenging van een half jaar zouden indienen. De moeder ziet dat het goed gaat met [minderjarige] op de groep. Hij is rustiger, aanvaardt de regels - zowel thuis als op de groep - en schopt, scheldt en slaat niet meer. Ze maakt zich wel zorgen over het feit dat [minderjarige] al bijna een jaar niet naar school gaat en dat hij vrijwel geen dagbesteding heeft. Verder heeft de moeder tijdens de zitting opgemerkt dat zij maar weinig contact heeft met de GI en dat zij ondersteuning van de GI mist. Daarnaast is het voor haar niet helemaal duidelijk wat zij precies moet doen om ervoor te zorgen dat [minderjarige] weer bij haar kan wonen.
4.2.
De vader vindt een verlenging van zes maanden ook te lang. Verder heeft hij tijdens de zitting verklaard dat hij [minderjarige] nu eens per vier weken ziet, maar dat hij dat te weinig vindt. Hij zou [minderjarige] graag eens per twee weken zien en dan leuke dingen met [minderjarige] kunnen doen, zoals zwemmen of een ijsje eten.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpverlening verlengen voor de duur van drie maanden, dus tot 25 januari 2025, en de beslissing op het verzoek voor het overige gedeelte aanhouden. Hierna zal de kinderrechter deze beslissing uitleggen.
5.2.
De kinderrechter begrijpt dat de GI een periode van zes maanden passend vindt, gelet op de intensieve (trauma)therapie van [minderjarige] die pas net gestart is. Dit zal veel van [minderjarige] vragen en het is goed dat hij deze behandeling volgt vanuit een stabiele omgeving. De kinderrechter heeft tijdens de zitting echter ook gehoord dat voor de moeder niet precies duidelijk is wat zij moet doen om ervoor te zorgen dat [minderjarige] bij terug bij haar kan worden geplaatst, terwijl het perspectief van [minderjarige] wel bij de moeder ligt. Dit baart de kinderrechter zorgen, want de kinderrechter ziet ook dat de moeder goed in de samenwerking is en wil doen wat nodig is. [minderjarige] is bovendien een jong kind, voor wie de tijd bij een uithuisplaatsing met het oog op de aanvaardbare termijn extra kostbaar is. De kinderrechter vindt daarom een verlenging van zes maanden te lang. Zij vindt het van belang dat er werk gemaakt wordt van de begeleiding van de moeder bij de voorwaarden voor terugplaatsing. De kinderrechter begrijpt dat de GI niet alles kan overnemen van de moeder, maar zij moet de moeder daarin wel meer begeleiden en ondersteunen dan zij nu doen. De kinderrechter wil daarom
uiterlijk 11 januari 2025van de GI de stand van zaken weten wat er is gebeurd en of er aan de terugplaatsingsvoorwaarden wordt gewerkt.
5.3.
Verder deelt de kinderrechter de zorg van de moeder dat [minderjarige] al lang niet naar school gaat. Het is belangrijk om te kijken naar wat [minderjarige] aan kan, maar de kinderrechter vindt ook dat de GI hier zorgvuldig naar moet kijken. [minderjarige] gaat al een jaar niet naar school en heeft inmiddels een behoorlijke achterstand opgelopen. Dat is ook gelet op zijn leeftijd zorgelijk.
5.4.
Tot slot heeft de kinderrechter in de stukken gelezen dat de ouders (op termijn) moeten gaan werken aan het verbeteren van hun communicatie. De kinderrechter vindt deze mededeling in deze situatie te kort door de bocht. Het is belangrijk dat de GI zich realiseert dat de moeder, en ook de kinderen, een belaste voorgeschiedenis hebben met de vader, waarin onder meer sprake was van huiselijk geweld. Dit volgt ook uit de stukken. Daarnaast heeft [minderjarige] zorgelijke dingen verteld over seksueel grensoverschrijdend gedrag door de vader naar hem toe. De vader betwist dat. Het is (nog) niet duidelijk wat er wel en niet is gebeurd. Tijdens de zitting erkende de vader dat hij de moeder nog regelmatig berichten stuurt, terwijl zij dat niet wil. In deze situatie kan van de moeder niet worden gevergd dat zij met de vader ‘beter gaat communiceren’. Het is van belang dat de moeder, die de hoofdopvoeder en verzorger is van [minderjarige] en bij wie [minderjarige] na de uithuisplaatsing weer zal gaan wonen wordt ondersteund, en niet dat iets van haar gevraagd wordt wat zij niet alleen niet kan, maar wat de moeder alleen maar meer belast. Van belang is immers ook dat de draagkracht van de moeder voldoende blijft.
De beslissing
De kinderrechter:
5.5.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 januari 2025;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 24 januari 2025, waarvoor de vader, de moeder en de GI dienen te worden opgeroepen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Hoogeveen-van de Vrede als griffier, en op schrift gesteld op 10 oktober 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.