3.3.Het oordeel van de rechtbank
Het verkeersongeval op 21 september 2023
De verdachte reed op 21 september 2023 in een bedrijfsauto (vrachtwagen) over de snelweg A28. Op de snelweg was langzaam rijdend of stilstaand verkeer. De verdachte is op enig moment met 68 kilometer per uur met zijn vrachtwagen tegen de achterkant van een auto gereden, waarna een kettingbotsing ontstond. Bij deze kettingbotsing hebben onder andere [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] letsel opgelopen. Het letsel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is opgenomen in de beschuldiging aan verdachte.
De omstandigheden waaronder het verkeersongeval heeft plaatsgevonden
De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden, is of verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) heeft gehad aan het ongeval. Voor de beantwoording van deze vraag moet volgens de rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van schuld, namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, zeer onvoorzichtig of onoplettend en roekeloos rijgedrag.
De rechtbank stelt voorop dat het besturen van een auto of vrachtwagen in zijn algemeenheid een voortdurende verplichting tot voorzichtigheid en oplettendheid van de bestuurder vereist. In de verkeerssituatie in deze zaak moest daarnaast extra voorzichtigheid van verdachte worden verwacht. Toen verdachte met zijn vrachtwagen over de snelweg reed, was het namelijk druk en was er sprake van langzaam rijdend verkeer en uiteindelijk filevorming. Dat men extra voorzichtig moest zijn werd ook aangeven op de matrixborden boven de snelweg met een snelheidsbeperking aan (eerst van 70 kilometer per uur en daarna 50 kilometer per uur). Daarnaast geldt dat een vrachtwagen een langere remweg heeft dan lichtere voertuigen, zoals personenauto’s.
De verdachte heeft zijn aandacht niet genoeg op de weg gehouden
Ondanks deze verkeerssituatie heeft de verdachte tijdens het rijden zijn aandacht niet (genoeg) op de weg gehouden. De verdachte heeft verklaard dat hij afgeleid was en daardoor niet goed heeft opgelet. Hij heeft verklaard niet te weten waardoor hij was afgeleid. Wel is de applicatie DisneyPlus enkele minuten vóór het ongeval op zijn mobiele telefoon gebruikt. Verdachte heeft niet opgemerkt dat de matrixborden een snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur aangaven en hij heeft ook niet gezien dat een file was ontstaan en het verkeer voor hem langzaam reed of al stilstond. Verdachte is 240 meter na de matrixborden met een snelheidsbeperking van 50 kilometer per uur met een te hoge snelheid, namelijk met 68 kilometer per uur, tegen de achterkant van de auto voor hem gebotst, waarin [slachtoffer 2] reed. Er ontstond een kettingbotsing, waarbij de auto van [slachtoffer 2] tegen de auto van [slachtoffer 1] is gereden. Daarna botste de auto van [slachtoffer 1] tegen de auto van [slachtoffer 3] .
De verdachte is langer dan een kort moment onoplettend geweest
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte wel het ongeval heeft veroorzaakt, maar dat hij in strafrechtelijke zin geen schuld heeft gehad aan het ongeval. Volgens de verdediging was namelijk alleen sprake van een kort moment van onoplettendheid en dat is niet genoeg om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen.
De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat de verdachte al ongeveer 240 meter voor de file werd gewaarschuwd door de matrixborden. Omdat verdachte met een snelheid van 68 kilometer per uur heeft gereden, betekent dat dat hij bijna 13 seconden de tijd heeft gehad om zijn snelheid aan te passen aan het langzaam rijdende verkeer. Dat heeft hij echter niet op tijd gedaan. De verdachte is dus gedurende een langere tijd onoplettend geweest.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte vanwege de hiervoor genoemde aard en de ernst van de verkeersfouten schuld aan het ongeval heeft gehad in de zin van artikel 6 WVW. Voor wat betreft de mate van schuld oordeelt de rechtbank dat het rijgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Juridisch gezien kan het rijgedrag van de verdachte niet worden aangemerkt als roekeloos, zoals de officier van justitie stelt, en ook niet als zeer onvoorzichtig en onoplettend (ernstige schuld). De rechtbank legt dat hierna uit.
De verdachte wordt vrijgesproken van roekeloos rijgedrag
Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake als iemand zich buitengewoon onvoorzichtig heeft gedragen waardoor een zeer ernstig gevaar is ontstaan, en hij zich daarvan ook bewust was of had moeten zijn. Om vast te stellen dat sprake is van roekeloos rijgedrag, is onder andere nodig dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden én dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Daarvan is sprake bij ernstig gevaarlijk verkeersgedrag, bijvoorbeeld het opzettelijk meerdere keren of voor langere tijd schaden van een of meerdere verkeersregels, waarbij het bewijs daarvoor moet worden afgeleid uit feiten en omstandigheden die wat kunnen zeggen over de algehele instelling van verdachte over zijn deelname aan het verkeer in het dit geval. De rechtbank komt tot het oordeel dat het rijgedrag van de verdachte deze juridische lat niet haalt. Dat komt doordat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte vlak voor het ongeluk of toen het ongeluk gebeurde zijn telefoon vast had of dat hij daar actieve handelingen op verrichtte. Daarnaast kan (zoals hierna wordt toegelicht) niet worden bewezen dat verdachte (zeer) kort voor de botsing langere tijd afgeleid was door zijn telefoon en/of de daarop draaiende app DisneyPlus. Ook kan het rijden met een snelheid van 68 kilometer per uur en het afgeleid zijn op de weg niet worden aangemerkt als het opzettelijk en in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van roekeloos rijgedrag.
De verdachte wordt vrijgesproken van zeer onvoorzichtig rijgedrag
Ook kan het rijgedrag niet worden gezien als zeer onvoorzichtig en onoplettend (ernstige schuld). Uit de rechtspraak blijkt dat voor deze categorie van schuld in het algemeen sprake moet zijn van verkeersovertredingen die met (een grotere mate van) bewustheid zijn begaan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan inhalen op een gevaarlijke plek of door rood rijden terwijl men ziet dat stoplicht rood is. Ook kan het gaan om veelvuldig of handmatig gebruik maken van een telefoon, zoals het versturen van tekstberichten tijdens het rijden. In deze zaak kan niet worden vastgesteld dat daarvan sprake was. Er kan slechts worden vastgesteld dat verdachte enkele minuten voor het ongeluk de DisneyPlus-app op zijn telefoon heeft geopend. Daarna zijn geen actieve handelingen meer verricht op de telefoon. De laatste activiteiten op zijn telefoon vóór het ongeval dateren van 17:32:50 uur (verbinding met de app DisneyPlus via biometrische ontgrendeling) en 17:33:22 uur (wijziging van de oriëntatie van de telefoon naar ‘landscape’), terwijl de aanrijding volgens de politie (op zijn vroegst) om 17:36:19 uur plaatsvond. Dat betekent dat er bijna drie minuten tussen de laatste activiteit op de telefoon van verdachte en het ongeval heeft gezeten. Verder kan ook niet worden bewezen dat hij zijn telefoon vast had. De verdachte heeft verklaard dat hij de app niet heeft gebruikt om bijvoorbeeld naar een film te kijken. Volgens hem lag de telefoon naast hem op de bijrijdersstoel en gebruikte hij de app DisneyPlus alleen om te luisteren naar een cabaretshow. Op basis van de stukken in het dossier kan het tegendeel niet worden vastgesteld. Er kan daarom niet worden bewezen dat het ongeval is veroorzaakt doordat de verdachte kort voor het ongeval handmatig iets met zijn telefoon heeft gedaan of te lang op zijn telefoonscherm heeft gekeken. Dat betekent dat de verdachte wordt vrijgesproken van zeer onvoorzichtig rijgedrag.
[slachtoffer 3] heeft door het ongeval letsel opgelopen
Beide slachtoffers hebben aan het ongeval letsel overgehouden. [slachtoffer 3] heeft traumatisch schedelletsel, meerdere kneuzingen, (het risico op) een whiplash en een postcommotioneel syndroom opgelopen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of dit letsel in juridische zin kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad moet bij de beoordeling hiervan (in ieder geval) worden gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.Hoewel het letsel van [slachtoffer 3] ernstig is, kan het juridisch gezien niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. In het dossier zitten geen stukken waaruit blijkt dat [slachtoffer 3] is geopereerd. Ook blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 3] zich ongeveer 8 maanden na het ongeval weer 100% heeft beter gemeld op haar werk en dat zij haar werkzaamheden vanaf toen weer volledig heeft hervat. Dat betekent dat de verdachte van dit onderdeel wordt vrijgesproken. Wel wordt op basis van de hierna opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat door het letsel van [slachtoffer 3] tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
[slachtoffer 1] heeft door het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen
[slachtoffer 1] heeft door het ongeval een complexe onderarmbreuk, gekneusde ribben en een hersenschudding opgelopen. Daags na het ongeval is zij aan de breuk in haar arm geopereerd. Vanwege de aard van het letsel (onder andere een complexe breuk) en het feit dat medisch ingrijpen nodig was, komt de rechtbank tot het oordeel dat het letsel in juridische zin moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie: de verdachte wordt veroordeeld voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde
Uit het voorgaande volgt dat het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan rijden met een ongeldig rijbewijs
Daarnaast wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij op de dag van het ongeval heeft gereden zonder rijbewijs (feit 2). De advocaat heeft verzocht om de verdachte van dit feit vrij te spreken. De verdachte ontkent namelijk dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, terwijl deze wetenschap wel nodig is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank volgt de advocaat hierin niet en komt tot het oordeel dat de verdachte wel wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. Dat blijkt namelijk uit de brieven die het CBR aan de verdachte heeft gestuurd. De brieven zijn verstuurd naar het BRP-adres van de verdachte en tijdens zijn verhoor op 21 september 2023 heeft hij ook verklaard dat hij zijn post op ditzelfde adres ontvangt.
Het CBR heeft op 15 december 2021 een eerste brief naar de verdachte gestuurd. Daarin staat dat de geldigheid van het rijbewijs van de verdachte wordt geschorst, omdat de verdachte een onderzoek moest laten doen naar zijn drugsgebruik. Vervolgens staat in de brief dat de verdachte een bedrag aan opleggingskosten en uitvoeringskosten moet betalen. Op 21 april 2022 heeft het CBR opnieuw een brief aan de verdachte gestuurd, waarin staat dat het rijbewijs ongeldig wordt verklaard en dat de verdachte de opleggingskosten, genoemd in de vorige brief, heeft betaald. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte op de hoogte was van de eerder gestuurde brief van 15 december 2021 en dat hij dus ook had moeten weten dat zijn rijbewijs niet meer geldig was. Op 24 april 2023 heeft het CBR een laatste brief naar het adres van de verdachte gestuurd, waarin staat dat het rijbewijs ongeldig blijft. Ondanks die ongeldigheid heeft de verdachte toch op 21 september 2023 in de bedrijfsauto gereden. Dat betekent dat de rechtbank de beschuldiging van feit 2 bewezen verklaart.
Het gebruik van de bewijsmiddelen
Bij het oordeel dat feit 1 primair en feit 2 zijn bewezen, heeft de rechtbank de bewijsmiddelen gebruikt die hierna worden genoemd. De bewijsmiddelen worden daarbij steeds gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten waarover deze gaan.
De verklaring van de verdachte
Ik reed met een snelheid van 68 kilometer per uur. Ik heb niet gezien dat de matrixborden een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur aangaven. Ik was afgeleid en ik heb niet opgelet. Ik heb de file over het hoofd gezien. Het klopt dat de app DisneyPlus in gebruik was op mijn telefoon.
Het pv aanrijding misdrijf
Locatie ongeval
Datum: 21 september 2023
Omstreeks: 17:37 uur
Locatie: A28
Plaats: Amersfoort
Bebouwde kom: buiten
Maatregelen ter plaatse: matrixborden brandden
Vermoedelijke toedracht
1: [verdachte] , kenteken: [kenteken] .
2: [slachtoffer 2] , kenteken: [kenteken] .
3: [slachtoffer 1] , kenteken: [kenteken] .
4: [slachtoffer 3] , kenteken: [kenteken]
Al de voertuigen reden op de snelweg A28. Voertuig 4 reed voorop, daarachter
voertuig 3, daarachter voertuig 2, daarachter voertuig 1. Vanwege de verkeersdrukte ontstond er filevorming. Voertuig 2, 3 en 4 stonden bijna stil, voertuig 1 kon zijn voertuig niet vroegtijdig tot stilstand brengen waardoor hij op voertuig 2 botste. Hierdoor botste voertuig 3 op voertuig 4.
Betrokken partijen/objecten
- Betrokken 1 (voertuig), bedrijfsauto Mercedes-Benz [kenteken] , bestuurder [verdachte]
- Betrokken 3 (voertuig), Mini Clubman One [kenteken] , bestuurder [slachtoffer 1]- Betrokken 4 (voertuig), Peugeot [kenteken] , bestuurder [slachtoffer 3]
Het forensisch onderzoek plaats delict
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de Rijksweg A28 ter hoogte van hectometerpaal 27,7x. Ter hoogte van hectometernummer 27,4 bevonden zich elektronische signaleringsborden. Uit nader onderzoek bleek dat deze elektronische signaleringsborden ten tijde van het verkeersongeval een toegestane maximumsnelheid van 50 km/h aangaven.Deze elektronische signaleringsborden bevonden zich ongeveer 240 meter voor de plaats van het verkeersongeval.
In de aangeleverde beeldstanden van de Rijkswaterstaat zag ik, verbalisant, dat voor de parallelrijbaan A28x de beeldstanden op 21 september 2023 in het tijdsblok van 17:27.08 uur tot 17:43.16 uur de navolgende gegevens waren geregistreerd:
Elektronische signaleringsborden A28x 27.410 50 en *50* (50 met knipperlichten)
Op basis van de data uit de tachograaf van de Mercedes-Benz bleek dat deze op tijdstip 17:35.44 uur vertraagde tot aan stilstand en daarna niet verplaatst was. Aangezien vanaf tijdstip 17:27.08 uur tot 17:43.16 uur 50 knipperde dan wel 50 op de elektronische signaleringsborden zichtbaar zou zijn geweest, moet de bestuurder van de Mercedes-Benz in dat tijdsbestek wel onder het portaal gereden zijn op het moment dat er 50 knipperde dan wel 50 zichtbaar was op de elektronische signaleringsborden.
Op basis van de data uit de tachograaf heeft de bestuurder van de Mercedes-Benz vanaf een snelheid van 68 km/h vertraagd tot stilstand. Daarvoor zal hij op enig moment de elektronische signaleringsborden 50 (knipperen) moeten hebben gezien en had hij daarna nog ongeveer 240 meter om te anticiperen op het verkeersbeeld.
Het onderzoek naar de telefoon van de verdachte
Aan de hand van de informatie aangetroffen in de telefoon van verdachte [verdachte] wordt zichtbaar dat deze de telefoon ongeveer 4 minuten voor de aanrijding ontgrendeld wordt en een videoapplicatie wordt geopend. Er wordt genavigeerd naar Disneyplus en deze verbinding blijft actief op de telefoon, zelfs ten tijde van de aanrijding.
De geneeskundige verklaringen over [slachtoffer 1]
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] .
Opname UMCU en daags erna operatie ivm uitgebreide onderarmbreuk
Contusie hersenen
De verklaring van [slachtoffer 1]
Ik heb ook gekneusde ribben.
De verklaring van [slachtoffer 3]
U vraagt mij wat voor letsel ik heb overgehouden aan die ongeval tot nu toe. Ik heb voornamelijk pijn in mijn schouder en nek en de nekkraag moet een whiplash voorkomen. Ik zit onder de kneuzingen. Tot nu toe kan ik nog niet terug aan het werk. Door de nekkraag ben ik snel moe en moet ik na een paar mails lezen weer even gaan liggen.
Een uittreksel uit het RDW
[verdachte]
Categorie: C
Periode: vanaf 28-04-2022
Soort: ongeldigheid
De brief van het CBR van 15 december 2021
Aangetekend
De heer [verdachte]
[adres] [woonplaats]
We moeten volgens de regelgeving ‘de geldigheid van uw rijbewijs schorsen’. Dat wil zeggen: u mag niet meer rijden tot de uitslag van het onderzoek.
U moet het onderzoek zelf betalen. U betaalt € 433,00 opleggingskosten en € 864,00
uitvoeringskosten. U ontvangt hiervoor twee aparte facturen.
De brief van het CBR van 21 april 2022
Aangetekend
De heer [verdachte]
[adres] [woonplaats]
U heeft de opleggingskosten op tijd betaald. Op 4 januari 2022 hebben wij u de factuur voor de uitvoeringskosten gestuurd. Helaas heeft u deze kosten niet, of niet op tijd betaald. Daarom verklaren we uw rijbewijs ongeldig vanaf 28 april 2022. En mag u niet meer rijden.
De brief van het CBR van 24 april 2023
Aangetekend
De heer [verdachte]
[adres] [woonplaats]
Uw rijbewijs blijft ongeldig omdat u de factuur voor uitvoeringskosten niet op tijd heeft betaald.
De verklaring van de verdachte bij de politie op 21 september 2023
V: Waar ontvangt u uw post?
A: [adres] in [woonplaats] . [postcode] .