ECLI:NL:RBMNE:2025:2659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/3951 en 24/3952
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om bijzondere bijstand en terugvordering van eerder toegekende bijstand

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland de beroepen van eiser, die optreedt als bewindvoerder, tegen de afwijzing van zijn aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) en de intrekking van eerder toegekende bijzondere bijstand van € 940,-. De aanvragen werden afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, met besluiten van 12 december 2023 en 5 januari 2024. Eiser had bijzondere bijstand aangevraagd voor de aanschaf van een wasmachine, koelkast, fornuis, bed en matras, en voor woninginrichting en reiskosten voor familiebezoek in Marokko. De rechtbank heeft de beroepen op 10 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 15 maart 2024 onder bewind staat en dat hij een mentor heeft. De rechtbank concludeert dat de aanvragen voor bijzondere bijstand voor woninginrichting en reiskosten terecht zijn afgewezen, omdat er geen noodzaak voor de aanschaf of vervanging van de gevraagde goederen is aangetoond. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn woonsituatie onhoudbaar is en dat hij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor reiskosten naar Marokko. De rechtbank oordeelt dat het territorialiteitsbeginsel bijstandsverlening voor reiskosten naar het buitenland uitsluit. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om terugvordering van de bijzondere bijstand af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/3951 en 24/3952

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaken tussen

[bewindvoerder], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiser], uit Utrecht, eiser
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: K. Demir).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) en de intrekking van de aan hem toegekende bijzondere bijstand van € 940,-.
1.1.
Verweerder heeft de aanvragen met de besluiten van 12 december 2023 en
5 januari 2024 (deels) afgewezen. Aan eiser is een bedrag van € 940,- toegekend aan bijzondere bijstand. Bij besluit van 8 februari 2024 is de aan eiser toegekende bijzondere bijstand van € 940,- ingetrokken. Met de bestreden besluiten van 26 april 2024 en 29 april 2024 op de bezwaren van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen en de intrekking gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 10 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.3.
Op 14 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en aan eiser gevraagd sinds welke datum hij onder bewind staat. Uit de door eiser op 24 maart 2025 overlegde beschikking blijkt dat hij sinds 15 maart 2024 onder bewind staat en dat hij een mentor heeft. Op 4 april 2025 heeft verweerder hierop gereageerd.
1.4.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten op 19 mei 2025.

Beoordeling door de rechtbank UTR 24/3952

2. Eiser heeft op 8 november 2023 bijzondere bijstand aangevraagd voor een wasmachine, koelkast, fornuis, bed en matras. Op 15 december 2023 heeft eiser bijzondere bijstand aangevraagd voor woninginrichting (nieuwe vloer, verf, bankstel, lamp, kledingkast en stoelen) en reiskosten voor familiebezoek in Marokko.
Over het fornuis en de woninginrichting
3. Verweerder heeft aan eiser een bedrag van (totaal) € 940,- toegekend aan bijzondere bijstand voor een wasmachine, een koelkast en een bed met matras. Verweerder heeft de aanvraag voor bijzondere bijstand voor een fornuis en verdere woninginrichting afgewezen omdat er geen noodzaak voor aanschaf of vervanging is.
4. Eiser voert in beroep aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser staat onder bewind en heeft onvoldoende middelen om zijn woning leefbaar te maken. Volgens eiser gaat het om noodzakelijke gebruiksgoederen. Een deugdelijke rapportage met foto’s van het huisbezoek ontbreekt. Volgens eiser zijn de aanwezige spullen in zijn woning allemaal kapot of beschadigd en functioneren niet. Eiser heeft nooit kunnen reserveren door diverse omstandigheden waaronder zijn medische gesteldheid, dakloosheid en het ten onrechte onthouden van een verblijfsvergunning. Verweerder heeft de bijzondere omstandigheden van eiser niet meegewogen. Ook had verweerder nader onderzoek moeten verrichten, bijvoorbeeld door het inschakelen van een deskundige.
5. In geschil is of eiser in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor een fornuis en woninginrichting.
6. Volgens vaste rechtspraak worden de kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere gevallen is aanvullend bijzondere bijstand nodig. [1]
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 23 november 2023 bij eiser thuis is geweest om zijn woonsituatie te beoordelen. Uit het verslag van het huisbezoek blijkt, voor zover van belang, het volgende: “
Het huis van meneer was in orde. Er ligt een vloer, er hangen gordijnen en is volledig gemeubileerd. Het is er schoon en opgeruimd. Het fornuis was in orde.” Hoewel het verslag van het huisbezoek van verweerder summier is, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit verslag. Van belang is dat eiser in bezwaar en beroep op geen enkele manier heeft onderbouwd (bijvoorbeeld door het overleggen van foto’s) dat de woninginrichting en het fornuis aan vervanging toe waren. De door eiser ter zitting op zijn telefoon getoonde foto van zijn bank is hiervoor onvoldoende. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder de aanvraag voor het fornuis en de woninginrichting terecht heeft afgewezen omdat de noodzaak daartoe ontbreekt.
Over de reiskosten naar Marokko
8. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het voor eiser niet noodzakelijk is voor de voorziening in het bestaan om naar zijn moeder in Marokko te reizen. Daarnaast sluit het territorialiteitsbeginsel bijstandsverlening voor een verblijf in het buitenland alsmede voor reiskosten naar het buitenland uit.
9. Eiser voert in beroep aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Volgens eiser is zijn situatie onhoudbaar geworden. Hij heeft 38 jaar zijn moeder in Marokko niet kunnen bezoeken vanwege het ontbreken van middelen. De moeder van eiser ligt op sterven. Eiser heeft zelf gezondheidsproblemen en psychische klachten. Deze bijzondere omstandigheden moeten aanleiding zijn om zijn moeder een laatste keer te bezoeken. De situatie van eiser moet gelijk worden gesteld met een burger die wel bijzondere bijstand voor reiskosten ontvangt voor een gezinslid in Nederland. De weigering van deze kosten lijkt in strijd te zijn met artikel 8 van het EVRM.
10. Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) sluit het in artikel 11, eerste lid, van de Pw, neergelegde territorialiteitsbeginsel bijstandsverlening uit voor kosten die buiten Nederland zijn opgekomen of kosten die niet aan Nederland zijn verbonden. Dit brengt mee dat bijstandsverlening voor de reiskosten naar het buitenland geen plaats is [2] .
11. Artikel 16, eerste lid, van de Pw biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 11, eerste lid, van de Pw, voor de in geschil zijnde kosten bijstand te verlenen, indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Zeer dringende redenen doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het territorialiteitsbeginsel bijstandverlening voor reiskosten naar Marokko uitsluit. Reeds hierom heeft verweerder de aanvraag daarom terecht afgewezen. Van zeer dringende redenen om toch bijzondere bijstand te verlenen is niet gebleken. Eiser heeft niet onderbouwd dat sprake is van een acute noodsituatie. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ter zitting is gebleken dat eiser geld heeft geleend en dat hij zijn moeder in Marokko inmiddels heeft bezocht.

Beoordeling door de rechtbank UTR 24/3951

13. Aan eiser is bij besluit van 12 december 2023 een bedrag van € 940,- toegekend aan bijzondere bijstand voor de aanschaf van een wasmachine, koelkast en bed met matras. op grond van artikel 16, eerste lid, van de Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Utrecht (de RBBU).
14. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen wasmachine, koelkast en bed met matras heeft gekocht van de toegekende bijzondere bijstand. Dit betekent dat niet aan de voorwaarden voor toekenning is voldaan en dat de toegekende bijstand van € 940,- daarom terecht is teruggevorderd.
15. Eiser voert in beroep aan dat het bedrag van € 940,- niet toereikend was voor de aanschaf van de goederen. Het bedrag is zonder overleg met eiser op zijn rekening gestort terwijl hij op dat moment veel schulden had en een tekort aan levensmiddelen. Ter zitting is door eiser nog toegelicht dat bewindvoerder niet op de hoogte was van de storting en dat het daarom is misgegaan. Door de terugvordering daalt de draagkracht van eiser tot onder het minimum. Eiser wijst op zijn persoonlijke omstandigheden. Eiser leeft in armoede en heeft ernstige gezondheidsproblemen. Verweerder had daarom dringende redenen moeten aannemen om van terugvordering af te zien.
16. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden waaronder de bijzondere bijstand is verstrekt. In het besluit van 12 december 2023 waarbij aan eiser bijzondere bijstand is verstrekt, staat duidelijk vermeld welke bedragen zijn toegekend voor de aanschaf van een wasmachine, koelkast en een bed met matras. In het besluit staat ook vermeld dat van eiser verwacht wordt dat hij voor 9 januari 2024 bonnen aanlevert van de artikelen die hij heeft gekocht. Niet in geschil is dat eiser van het toegekende bedrag aan bijzondere bijstand geen wasmachine, koelkast en bed met matras heeft gekocht maar dat hij het bedrag heeft gebruikt om schulden af te lossen. Eiser heeft daarom niet aan zijn verplichtingen voldaan. Verweerder heeft daarom terecht de bijzondere bijstand van eiser teruggevorderd.
17. Op grond van wat eiser heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij de afweging van de betrokken belangen geen dringende redenen heeft hoeven aannemen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Omdat eiser ten tijde van de aanvraag, het toekenningsbesluit en de daadwerkelijke uitbetaling van de bijzondere bijstand niet onder bewind stond, is het toegekende bedrag door verweerder met juistheid op de bankrekening van eiser gestort. Overleg met een bewindvoerder was niet nodig en mogelijk omdat deze er toen nog niet was. Van belang is dat eiser zelf de keuze heeft gemaakt om de toegekende bijstand niet uit te geven aan het doel waarvoor het verstrekt was.

Conclusie en gevolgen

18. De beroepen zijn ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:452).
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 3 december 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:2373).