ECLI:NL:RBMNE:2025:2482

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
C/16/589423 / FO RK 25/237
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van contact tussen minderjarige en vader met specialistische hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een aanvraag van een minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige 1], die hulp zocht bij het herstellen van het contact met haar vader. De ouders van [minderjarige 1] zijn gescheiden en hebben samen het ouderlijk gezag. Tot de kerstvakantie van 2024 had [minderjarige 1] regelmatig contact met haar vader, maar sindsdien is er geen fysiek contact meer geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat er specialistische hulpverlening nodig is om het contact te herstellen, en heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 1] en haar vader om de week op zaterdag of zondag twee uur contact hebben. De rechtbank heeft de procedure aangehouden voor vier maanden om de voortgang van de hulpverlening en het contact te monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als een van de ouders in beroep gaat. De rechtbank heeft de ouders verzocht om voor 8 september 2025 te rapporteren over de voortgang van de situatie en de hulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/589423 / FO RK 25/237
Datum beschikking: 24 april 2025
Informele rechtsingang
Beschikkingnaar aanleiding van de op 24 februari 2025 ingekomen aanvraag via de informele rechtsingang als bedoeld in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats 1] .
hierna: [minderjarige 1] ,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader] ,hierna: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. K.A. Boshouwers,
en
[de moeder] ,hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.M. Bongers.

1.Procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 24 februari 2025 de brief ontvangen die [minderjarige 1] met hulp van de Kinder- & Jongerenrechtswinkel heeft gestuurd.
1.2.
Op 20 maart 2025 heeft [minderjarige 1] in een gesprek met de kinderrechter van deze rechtbank gesproken over deze brief.
1.3.
In een brief van 1 april 2025 heeft de rechtbank de ouders ingelicht over het gesprek met [minderjarige 1] en hen uitgenodigd voor een zitting om hun mening over de wensen van [minderjarige 1] aan de rechtbank kenbaar te maken. Ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is voor de zitting uitgenodigd.
1.4.
Op 24 april 2025 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en [A] namens de Raad.
1.5.
Aan het einde van de zitting heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke weergave van deze uitspraak.
2. Feiten
2.1.
De ouders zijn tot 2018 getrouwd geweest.
2.2.
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] nemen.
2.3.
[minderjarige 1] woont bij de moeder.
2.4.
Tot de kerstvakantie van 2024 verbleef [minderjarige 1] om de week van donderdag tot maandag bij de vader en de overige dagen bij de moeder. De vakanties werden gelijk verdeeld. Sinds de kerstvakantie van 2024 is er geen fysiek contact meer geweest tussen [minderjarige 1] en de vader.
2.5.
De vader is opnieuw getrouwd in 2023. Uit dat huwelijk is nog een dochter geboren: [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2023.

3.Aanvraag

3.1.
[minderjarige 1] heeft de kinderrechter gevraagd om de zorgregeling te wijzigen. Zij wil zelf bepalen wanneer ze naar haar vader gaat.

4.Beoordeling

De beslissing
4.1.
De rechtbank zal een voorlopige zorgregeling vaststellen en de procedure verder aanhouden voor de duur van vier maanden. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
De motivering
4.2.
Op grond van de artikelen 1:377g en 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, als haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing nemen over de zorgregeling.
4.3.
De rechtbank vindt het belangrijk dat het contact tussen [minderjarige 1] en haar vader weer wordt hersteld. [minderjarige 1] geeft zelf ook aan dat ze dat wil. De ouders willen ook allebei dat het contact wordt hersteld, maar zij komen er samen niet uit hoe dat vorm gegeven moet worden. Er zijn al verschillende vormen van hulp geprobeerd. [minderjarige 1] is al bij de praktijk ‘Echt Kinderachtig’ geweest en gaat nu naar de ‘ [stichting] Bunnik’. Daarnaast is Stichting Binding sinds kort betrokken bij het gezin. Volgens de vader gaat Stichting Binding een KIES-traject regelen voor [minderjarige 1] , maar de rechtbank vraagt zich af of dat traject passend is. Een KIES-traject is namelijk bedoeld om kinderen van gescheiden ouders te begeleiden. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat [minderjarige 1] ook last heeft van de slechte verstandhouding tussen de ouders, zit er ook een probleem in de verstandhouding tussen de vader en [minderjarige 1] . Daarvoor is een KIES-traject onvoldoende. De rechtbank vindt het daarom nodig dat er specialistische hulpverlening komt voor de vader en [minderjarige 1] . De Raad ondersteunt dat. Stichting Binding kent de sociale kaart van de omgeving goed en kan dus het beste beoordelen welke specifieke hulpverlening in deze situatie het meest passend is en wat ingezet kan worden. De rechtbank vindt het belangrijk dat deze hulp snel kan starten. Want hoe langer deze situatie voortduurt, hoe moeilijker het wordt om het contact weer te herstellen. Mogelijk kan in het traject van de specialistische hulpverlening ook de communicatie en verstandhouding van de ouders onderling betrokken worden. Dat heeft immers ook invloed op [minderjarige 1] .
4.4.
Omdat het niet duidelijk is hoelang de wachttijden zijn van de hulpverlening, zal de rechtbank beslissen dat er in de tussentijd al wel contactmomenten tussen de vader en [minderjarige 1] moeten plaatsvinden. Het contact moet op een laagdrempelige manier weer opgestart worden. Daarom zal de rechtbank bepalen dat er vanaf het weekend van 10 mei 2025 om de week op zaterdag of zondag een contactmoment zal zijn voor de duur van twee uur. Tijdens dit moment gaan [minderjarige 1] en de vader iets leuks doen, bijvoorbeeld een ijsje eten, wandelen, naar de stad of naar de bios. [minderjarige 1] en de vader kunnen allebei ideeën bedenken voor het contactmoment. De vader mag niemand meenemen naar het contactmoment. Het is namelijk belangrijk dat er één-op-één contact komt, want daar heeft [minderjarige 1] juist behoefte aan. [minderjarige 1] mag wel iemand meenemen, bijvoorbeeld een vriendje of vriendinnetje. Dit kan er namelijk voor zorgen dat zij het minder spannend vindt en zich meer op haar gemak voelt. Verder is het belangrijk dat de vader en [minderjarige 1] tijdens deze twee uur geen moeilijke gesprekken gaan voeren, bijvoorbeeld over wat er allemaal is gebeurd en wat er anders moet. Ook moeten zij hier niet over praten via WhatsApp. Deze onderwerpen moeten zij bewaren voor de gesprekken die zij samen met de hulpverlening gaan voeren. Hierdoor wordt voorkomen dat het gaat escaleren tussen de vader en [minderjarige 1] . Het gaat er voor nu om dat er even een kort en gezellig contactmoment is, als eerste stap in het proces van contactherstel. De vader en de moeder zullen, eventueel met hulp van hun advocaten, in onderling overleg afstemmen of het contactmoment op zaterdag of zondag zal plaatsvinden en op welk tijdstip. De vader heeft op de zitting toegezegd dat hij de moeder zal deblokkeren, zodat zij hierover contact kunnen hebben.
4.5.
Over de komende zomervakantie is besproken dat [minderjarige 1] niet verplicht is om met de vader mee te gaan op vakantie. Maar als [minderjarige 1] toch mee wil, zal de vader regelen dat [minderjarige 1] alsnog mee kan naar het vakantiehuis Italië. Zij hoeft dan niet in een tentje buiten te slapen, zij heeft namelijk aangegeven dat zij dat niet fijn vindt.
4.6.
De rechtbank zal de procedure aanhouden voor de duur van vier maanden. Uiterlijk vóór 8 september 2025 wil de rechtbank van de (advocaten van de) ouders vernemen wat de stand van zaken is, hoe het contact tussen de vader en [minderjarige 1] verloopt en welke hulpverlening betrokken is en hoe het gaat met deze hulpverlening. Ook wil de rechtbank vernemen hoe zij vinden dat het verder moet met deze procedure. De rechtbank zal daarna beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
De brief aan [minderjarige 1]
4.7.
Tot slot vindt de kinderrechter het belangrijk om aan de ouders te laten weten dat aan [minderjarige 1] gelijk met de beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
4.8. “
“In mijn brief van 1 april 2025 heb ik uitgelegd dat ik je ouders heb uitgenodigd om op 24 april 2025 naar de rechtbank te komen voor een gesprek met mij. Zij zijn gekomen en hadden allebei een advocaat mee. Ook was er iemand van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig om mij te adviseren. Tijdens het gesprek heb ik verteld wat jij aan mij hebt verteld. Aan het einde van de zitting heb ik direct een beslissing genomen. Ik ga in deze brief uitleggen wat mijn beslissing is en hoe het nu verder gaat.
Het gaat niet goed tussen jou en je vader. Je hebt hem nu al sinds de kerstvakantie niet meer gezien. Dat vind ik niet goed voor jou. Je hebt mij verteld dat je dit zelf ook graag anders wil. Je vader heeft hetzelfde gezegd. Maar samen lukt het jullie niet om dit op te lossen. Daarom vind ik het nodig dat er hulp voor jou en je vader komt en dat jullie met een professional erbij in gesprek gaan. Op die manier kun jij hopelijk goed aan je vader uitleggen wat jij fijn en niet fijn vindt en hoe je je voelt. Jouw vader kan dit ook doen en door de begeleiding hoop ik dat jullie goed naar elkaar kunnen luisteren en hulp krijgen om de situatie beter te maken. Hoe die hulp er precies uit gaat zien, weet ik nu nog niet. Maar ik heb van je ouders begrepen dat de organisatie ‘Stichting Binding’ al betrokken is. Zij weten veel van alle verschillende soorten hulpverlening en kunnen het beste inschatten wat het beste bij jullie past en zij kunnen die hulp voor jullie regelen. Ik hoop dat dit jullie helpt, zodat jouw band met je vader beter kan worden en jij weer met plezier naar je vader kunt gaan.
Het duurt alleen nog even voordat de hulp zal starten en we goed kunnen zien hoe dat gaat. Ik vind het wel belangrijk dat jij en je vader elkaar snel weer zien. Ik denk namelijk dat hoe langer deze situatie duurt hoe moeilijker het is om weer te beginnen met het contact. Daarom heb ik beslist dat jij vanaf het weekend van 10 mei 2025 om de week op zaterdag of zondag twee uurtjes iets met je vader gaat doen. Jij en je vader mogen zelf kiezen wat jullie dan willen doen: bijvoorbeeld samen een ijsje eten, wandelen, naar de stad of iets anders. Ik heb met je vader afgesproken dat hij niemand anders mee zal nemen naar deze momenten. Jij mag wel iemand meenemen als je dat fijn vindt, bijvoorbeeld een vriend of vriendin. Dat hoeft natuurlijk niet, het mag. Ik heb met je vader afgesproken dat jullie tijdens deze 2 uur niet over moeilijke dingen gaan praten. Die afspraak geldt dan ook voor jou. Dat betekent dat jullie tijdens die momenten niet moeten gaan praten over wat er is gebeurd of wat er anders moet vanaf nu. Ook niet via WhatsApp. Dat zijn gesprekken die jullie samen met de hulpverlening moeten gaan voeren. Deze contact momenten zijn alleen bedoeld om elkaar te zien. De problemen moeten opgelost worden met een professioneel iemand er bij zodat die gesprekken op een goede manier zullen gaan die voor iedereen fijn is.
Tijdens het gesprek met je ouders hebben we het ook gehad over de zomervakantie. Je vader, zijn vrouw en [minderjarige 2] gaan deze zomervakantie naar Italië en ze slapen dan in een vakantiehuisje. De buurman gaat ook mee met zijn kindje. Je vader heeft gezegd dat je niet verplicht mee hoeft als je dat niet wilt. Maar je bent nog steeds welkom als je toch wel mee wil. Dan gaat hij regelen dat je toch mee kan en dan hoef je niet in een tentje te slapen.
Ik laat het dossier de komende maanden in de kast liggen. Begin september 2025 laten jouw ouders mij weten hoe het op dat moment gaat. Daarna zal ik beslissen hoe het verder gaat. Zodra ik dat weet, zal ik jou ook weer een brief sturen. Ik hoop dat jij en je vader weer wat gezellige momenten samen kunnen hebben en dat jullie goede hulp krijgen. Veel succes met alles in de komende maanden!”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
stelt de volgende
voorlopigezorgregeling vast:
met ingang van het weekend van 10 mei 2025 hebben [minderjarige 1] en de vader minimaal een keer per twee weken contact op zaterdag of zondag voor de duur van twee uur, op een in overleg tussen de ouders te bepalen moment;
5.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt de (verdere) beslissing over de zorgregeling aan tot
8 september 2025, in afwachting van de uitkomst van het verloop van het contactherstel tussen de vader en [minderjarige 1] en de hulpverlening vanuit Stichting Binding, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard, (kinder)rechter in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is mondeling in het openbaar uitgesproken op 24 april 2025 en op schrift gesteld op 6 mei 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.