ECLI:NL:RBMNE:2025:2428

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
UTR 24/4587
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de zorgtoeslag en schending van de hoorplicht door Dienst Toeslagen

Deze uitspraak betreft de definitieve berekening van de zorgtoeslag van eiser over het toeslagjaar 2020. De Dienst Toeslagen heeft vastgesteld dat het vermogen van eiser te hoog was om recht te hebben op zorgtoeslag, wat eiser betwist. De rechtbank beoordeelt of de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag op goede gronden heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag juist heeft vastgesteld en geen redenen heeft om van terugvordering af te zien. Echter, de rechtbank oordeelt dat de hoorplicht is geschonden, maar ziet aanleiding om dit gebrek te passeren. Eiser heeft een voorschot van € 1250,- ontvangen, maar na herziening van het toetsingsinkomen door de inspecteur, is de zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 0,-, wat leidt tot een terugvordering van € 1383,-. Eiser voert aan dat zijn gezondheid is verslechterd en vraagt om matiging van de terugvordering, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De rechtbank bepaalt dat het beroep ongegrond is, maar dat Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Dienst Toeslagen, kantoor Utrecht

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de definitieve berekening van de zorgtoeslag van eiser over het toeslagjaar 2020. Volgens Dienst Toeslagen was het vermogen van eiser over dat jaar te hoog om recht te hebben op zorgtoeslag. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of Dienst Toeslagen de zorgtoeslag van eiser over 2020 op goede gronden heeft vastgesteld.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat Dienst Toeslagen de zorgtoeslag van eiser juist heeft vastgesteld en zich daarbij terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen redenen zijn om van terugvordering af te zien dan wel te matigen. Wel is de rechtbank van oordeel dat Dienst Toeslagen de hoorplicht heeft geschonden. De rechtbank ziet echter reden om dit gebrek te passeren en het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Aan eiser is voor het jaar 2020 een voorschot verleend van € 1250,- aan zorgtoeslag. Daarbij is Dienst Toeslagen uitgegaan van een geschat toetsingsinkomen van
€ -2.380,-.
2.1.
Op 15 februari 2023 heeft Dienst Toeslagen een melding ontvangen vanuit de Basisregistratie Inkomen (BRI) waaruit blijkt dat de inspecteur voor de inkomensbelasting (de inspecteur) het toetsingsinkomen heeft vastgesteld op € -5.855,- en de grondslag sparen en beleggen op € 30.777,-. Op 1 april 2023 heeft Dienst Toeslagen de zorgtoeslag definitief vastgesteld op € 1.250,-.
2.2.
Op 31 januari 2024 ontvangt Dienst Toeslagen opnieuw een melding vanuit de BRI. De inspecteur heeft het toetsingsinkomen herzien naar € 13.142,- en de grondslag sparen en beleggen naar € 392.758,-.
2.3.
Als gevolg hiervan heeft Dienst Toeslagen met het primaire besluit van 1 maart 2024 de definitieve berekening van de zorgtoeslag over 2020 herzien naar € 0,-. Eiser moet € 1.383,- terugbetalen, waarvan € 133,- aan rente. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.4.
Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 op het bezwaar van eiser is Dienst Toeslagen bij het primaire besluit gebleven.
2.5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigden van Dienst Toeslagen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Is Dienst Toeslagen uitgegaan van een juist inkomen bij de berekening van de zorgtoeslag?
3. Eiser stelt dat Dienst Toeslagen een onjuist inkomensbedrag heeft gebruikt bij het berekenen van de toeslag. Hij beschikte in 2020 namelijk niet over een vermogen van
€ 392.758,-. Dit heeft de inspecteur niet goed vastgesteld. Eiser heeft zijn belastingaangifte laten doen door zijn accountant en verwacht dat dat niet goed is gegaan. Hij verzoekt Dienst Toeslagen de door de accountant gedane aangiftes aan hem toe te sturen en hem de mogelijkheid te geven om zijn aangiftes vanaf 2020 opnieuw te doen.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat Dienst Toeslagen zich bij de vaststelling van het recht op zorgtoeslag baseert op iemands draagkracht. [1] Bij de berekening van de draagkracht kijkt Dienst Toeslagen naar het inkomensgegeven zoals dat door de inspecteur is vastgelegd in de BRI. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is Dienst Toeslagen verplicht om bij het vaststellen van het recht op zorgtoeslag uit te gaan van het inkomen zoals door de inspecteur is vastgelegd. [2] Indien eiser het niet eens is met dit inkomensgegeven, moet hij zich volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) wenden tot de inspecteur. [3] Het is niet aan Dienst Toeslagen om zich in te laten met de vraag of het vermogen op de juiste wijze is vastgesteld. Wel is Dienst Toeslagen verplicht om in het geval dat de inspecteur het vastgestelde inkomen wijzigt, de hoogte van de toeslag in lijn hiermee te wijzigen. [4] Tot die tijd is Dienst Toeslagen gehouden om zich te baseren op het inkomensgegeven uit de BRI. Er is voor Dienst Toeslagen geen ruimte om van deze regels af te wijken.
3.2.
Op grond hiervan is de rechtbank dan ook van oordeel dat Dienst Toeslagen bij de vaststelling van de zorgtoeslag van eiser over 2020, terecht is uitgegaan van het inkomensgegeven zoals opgenomen in de BRI. Op 31 januari 2024 heeft Dienst Toeslagen een melding vanuit de BRI ontvangen dat de inspecteur het toetsingsinkomen heeft herzien naar € 13.142,- en de grondslag sparen en beleggen naar € 392.758,-. Dienst Toeslagen was vervolgens op grond van artikel 20 van de Awir verplicht om de zorgtoeslag in lijn met deze gegevens te herzien naar € 0,-. Zoals ter zitting ook is besproken, dient eiser zich met zijn bezwaren en verzoeken dus tot de inspecteur te richten. Hij heeft op de zitting aangegeven dat hij dit ook zal doen door middel van het indienen van een herzieningsverzoek.
3.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zijn er bijzondere omstandigheden op grond waarvan Dienst Toeslagen de terugvordering moet matigen?
4. Eiser voert een reeks persoonlijke omstandigheden aan op grond waarvan de terugvordering van € 1.383,- moet worden bevroren en/of een betalingsregeling moet worden getroffen. Vanaf 2020 is zijn gezondheid namelijk erg verslechterd als gevolg van medische behandelingen aan zijn hart en luchtwegen. Hij moet van zijn arts stress vermijden, maar dat lukt niet door de problemen met Dienst Toeslagen. Ook hebben de medische ingrepen invloed op zijn werkprestatie en daarmee op de inkomsten van zijn kappersbedrijf.
4.1.
Dienst Toeslagen heeft op grond van artikel 26, tweede lid van de Awir de mogelijkheid om van terugvordering af te zien of de terugvordering te matigen indien de nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de terugvordering. Uit het Verzamelbesluit Toeslagen volgt dat hiervan in beginsel geen sprake is indien de terugvordering het gevolg is van het overschrijden van de vermogensgrens. Hetzelfde geldt voor het geval dat iemands financiële situatie de terugvordering verhinderd. Voor deze situatie bestaat de betalingsregeling.
4.2.
In dit geval is er sprake van een situatie waarbij, op grond van het Verzamelbesluit Toeslagen, wordt aangenomen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, namelijk overschrijding van een vermogensgrens. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dat wat eiser heeft aangevoerd verder niet dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat van terugvordering af moet worden gezien. Daarbij weegt mee dat Dienst Toeslagen tijdens de zitting heeft aangegeven dat aan eiser de standaard betalingsregeling wordt aangeboden, waarbij de terugvordering wordt verdeeld over 24 termijnen. Op de zitting heeft eiser bevestigd dat hij financieel in staat is om dat te dragen.
4.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft Dienst Toeslagen de hoorplicht geschonden?
5. Eiser voert aan dat Dienst Toeslagen de hoorplicht heeft geschonden. Hij heeft op 24 mei 2024 telefonisch contact gehad met een medewerkster van Dienst Toeslagen, maar in dat gesprek is niet aangegeven dat het om een hoorzitting zou gaan.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat voordat een beslissing op bezwaar wordt genomen, Dienst Toeslagen een belanghebbende in de gelegenheid stelt te worden gehoord. [5] Van het horen kan worden afgezien, indien de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord. [6]
5.2.
Op de zitting is besproken of het voor eiser voldoende duidelijk was dat er na het telefoongesprek van 24 mei 2024 geen hoorzitting meer zou plaatsvinden. Op basis van dit gesprek is de rechtbank van oordeel dat dat het niet aannemelijk is dat dit voor eiser voldoende duidelijk was. De door Dienst Toeslagen opgemaakte en overgelegde telefoonnotitie van het gesprek van 24 mei 2024 maakt dit niet anders, nu op basis van deze summiere notitie niet kan worden aangenomen dat eiser uitdrukkelijk heeft afgezien van zijn recht om te worden gehoord en ook de consequenties daarvan heeft kunnen begrijpen.
5.3.
Dienst Toeslagen had daarom niet van een hoorzitting mogen afzien, omdat een uitdrukkelijke verklaring van eiser om af te zien van een hoorzitting ontbreekt. Aan het bestreden besluit kleeft daardoor een gebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren, omdat eiser tijdens de behandeling van het beroep in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen en verder toe te lichten. [7] Aan het einde van deze uitspraak zal worden ingegaan op de gevolgen hiervan.
5.4.
Deze beroepsgrond slaagt.
Wat zijn de gevolgen van het passeren van het gebrek in het besluit?
6. Vanwege het passeren van het gebrek ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat Dienst Toeslagen het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- vergoedt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, omdat eiser geen gebruik heeft gemaakt van rechtshulp en niet is gebleken van andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Dienst Toeslagen de zorgtoeslag over het toeslagjaar 2020 op goede gronden heeft vastgesteld. Dienst Toeslagen moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat Dienst Toeslagen het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 1, tweede lid, van de Wet op de zorgtoeslag.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3859.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3859.
4.Zie artikel 20 van de Awir.
5.Artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Artikel 7:3, aanhef en onder c, van de Awb.
7.Artikel 6:22 van de Awb.