ECLI:NL:RBMNE:2025:236

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
16.005730.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsuitsluiting leidt tot vrijspraak verkrachting, maar bewezenverklaring van andere geweldsdelicten

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten, waaronder verkrachting. De rechtbank oordeelde dat de verdediging geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid had gehad met betrekking tot de verklaring van getuige [slachtoffer 2]. Hierdoor werd de verklaring van deze getuige uitgesloten van het bewijs, wat leidde tot vrijspraak voor de verkrachting van [slachtoffer 2]. De rechtbank kwam echter tot de conclusie dat er voldoende bewijs was voor de andere ten laste gelegde feiten, waaronder de verkrachting van [slachtoffer 1], mishandeling, zware mishandeling, vernieling en bedreiging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de psychische problematiek van de verdachte en zijn recidive. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], kreeg een schadevergoeding van € 12.500,- toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.005730.24 en 16.064859.23 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 januari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , Nederlandse Antillen,
gedetineerd te P.I. [locatie] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van:
  • 5 december 2024 – pro forma;
  • 16 januari 2025 – inhoudelijke behandeling.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.A. S. Jansen , advocaat te Apeldoorn, alsmede mr. A.Y. Bleeker, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren hebben gebracht. Namens benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft mr. Bleeker gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 10 juli 2023 tot en met 11 juli 2023 te Amersfoort [slachtoffer 2] heeft verkracht;
feit 2
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Nieuwegein en/of Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland, meerdere malen [slachtoffer 1] heeft verkracht;
feit 3
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Nieuwegein en/of Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland, meerdere malen [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 4
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Amersfoort aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiair,heeft geprobeerd om in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Amersfoort aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 5
op 6 januari 2024 te Nieuwegein opzettelijk de ruit van de voordeur van [slachtoffer 1] heeft vernield;
feit 6
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Nieuwegein en/of Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten. Verdachte bekent dat hij de ruit van de voordeur van [slachtoffer 1] heeft vernield, zodat feit 5 wel kan worden bewezen.
De raadsman heeft in het bijzonder het volgende aangevoerd.
feit 1
De verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] kan niet als bewijs worden gebruikt. De verdediging heeft niet de gelegenheid gehad aangeefster als getuige effectief en adequaat te ondervragen. Het onder die omstandigheden gebruiken van de verklaring van aangeefster zou betekenen dat geen sprake meer is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en dat steunbewijs voor de ten laste gelegde verkrachting c.q. dwang ontbreekt.
feit 2
Ook kan volgens de raadsman niet worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] . Subsidiair heeft hij zich wederom op het standpunt gesteld dat steunbewijs voor de ten laste gelegde verkrachting c.q. dwang ontbreekt.
feit 3
Ten aanzien van de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de letsels door anderen zijn veroorzaakt. Voor zover verdachte wel degene is geweest die aangeefster heeft geslagen, kan niet worden bewezen dat zijn opzet daarop was gericht. Hij heeft in die gevallen gehandeld uit zelfverdediging.
feit 4
Volgens de raadsman is er geen bewijs dat verdachte de snijwond bij aangeefster heeft toegebracht. Volgens de raadsman is er verder geen bewijs dat sprake was van opzet, nu de verdachte heeft verklaard dat hij zich tijdens een ruzie met aangeefster heeft verweerd met een sleutel en daardoor de snijwond in het gezicht van aangeefster is ontstaan.. Daarnaast kan volgens de raadsman niet worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel. Er was geen sprake van een noodzaak tot medisch ingrijpen en het betrof slechts een oppervlakkige snijwond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voor de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2] onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is. Dat betekent dat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
Op basis van de feiten en omstandigheden uit de hierna te noemen bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de onder 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Vrijspraak feit 1
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verdediging geen effectief en adequaat ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] en dat de verklaringen van aangeefster daarom niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Onder verwijzing naar de (post-) Keskin-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) en de Hoge Raad [1] blijkt dat de rechtbank bij de beoordeling van dit verweer de volgende toets moet toepassen. Indien de verdediging – ondanks het nodige initiatief daartoe – geen ‘behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad, kan een getuigenverklaring toch voor het bewijs worden gebruikt indien is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. Dat houdt in het bijzonder in dat (i) de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd, dan wel (indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd) (ii) het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd [2] .
In het onderhavige geval is op verzoek van de verdediging het horen van de getuige [slachtoffer 2] door de rechtbank op 19 april 2024 toegewezen. Toen echter bleek dat het lastig werd om deze getuige te horen, onder meer omdat er geen vaste woon- of verblijfplaats bekend was en de getuige deze gegevens in haar contact met de griffier van de rechter-commissaris niet had opgegeven, is aan de rechtbank te kennen gegeven dat onder deze omstandigheden geen verder gevolg werd gegeven aan het horen van deze getuige. De verdediging heeft gepersisteerd bij het horen van voornoemde getuige. Met deze stand van zaken heeft de rechtbank nu te oordelen over de vraag of de getuigenverklaringen van [slachtoffer 2] zoals opgenomen in het procesdossier kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de verdediging bij deze stand van zaken (ondanks een consequent en herhaald verzoek tot het horen van de getuige) geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad. De vervolgvraag is of de verklaringen alsnog gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Dat is niet het geval.
Niet alleen moeten de verklaringen van aangeefster worden aangemerkt als ‘solely’ of ‘to a decisive extent’, oftewel berust een eventuele bewezenverklaring en in volledig of in beslissende mate op de verklaringen van aangeefster. Maar ook zijn er aan de verdediging geen compenserende factoren geboden voor het niet horen van aangeefster als getuige. Dit alles maakt dat het gebruik van haar verklaringen zou betekenen dat ‘the overall fairness of the trial’, oftewel een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM, niet meer kan worden gewaarborgd.
Kortom, de verklaringen van aangeefster moeten worden uitgesloten van het bewijs. Zonder gebruik van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] is er onvoldoende bewijs voor de onder 1 ten laste gelegde verkrachting. Dat betekent dat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
De rechtbank merkt op dat dit niet betekent dat de rechtbank de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] niet betrouwbaar vindt.
Bewijsmiddelen feiten 2, 3, 4 primair, 5 en 6
De rechtbank heeft de volgende bewijsmiddelen gebruikt: [3]
In een schriftelijk stuk gevoegd bij de vordering benadeelde partij, bijlage 1, is het volgende weergegeven [4] :
05-01-24 S SEH arts belde, mevrouw kwam daar aanlopen. Zegt mishandeld te zijn met een schroevendraaier. Onduidelijk wanneer gebeurd maar waarschijnlijk >1 week geleden. Heeft minimale verwondingen op het lichaam. Rug, hoofd. Met de wonden hoeft niet, verzoek om te kijken of er meer nodig is, mevrouw geeft aan dat het thuis al een tijd niet veilig is. Snijwonden, mishandeling?
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Gisteravond (de rechtbank begrijpt: 5 januari 2024) stond [verdachte] voor de deur bij mijn woning te Nieuwegein. [verdachte] heeft mij in de ochtend met een vlakke hand tegen mijn neus geslagen waardoor ik veel pijn voelde en mijn neus ging bloeden.
In de ochtend heb ik seks gehad met [verdachte] tegen mijn wil. Dit was in mijn woning. Ik vertelde [verdachte] dat ik het niet wilde, maar hij deed het toch. Hij is in mij geweest.
In de middag heeft [verdachte] mij vier keer tegen mijn linker knie geschopt. Dit deed veel pijn.
[verdachte] heeft mij ook ongeveer vijf maal met vlakke hand tegen mijn gezicht geslagen. Dit deed veel pijn. [verdachte] stond op dat moment recht voor me en deed het met kracht.
Vlak voordat jullie langkwamen heeft [verdachte] van buitenaf tegen het raam van de voordeur geschopt waardoor het glas kapot ging.
U vertelt mij dat u een snee op mijn linkerwang ziet. Dit komt doordat [verdachte] mijn ongeveer een halve week geleden bij zijn moeder thuis met een aardappelschilmesje had gesneden. [5]
[verdachte] heeft een paar dagen geleden ook een paar plukken van mijn haar afgeknipt tegen mijn wil. [verdachte] heeft ook wel in mijn hand gebeten. [6]
In het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Het geweld en de verkrachting zijn 6 januari 2024 en de dagen ervoor gebeurd. Op 8 december 2023 heb ik voor het eerst met hem afgesproken. [7]
Ik ben bang dat hij me gaat vermoorden. Daar heeft hij mee gedreigd. Ik snij je keel door je slagader. Dat zei hij.
Ik heb seks tegen mijn zin in gehad. Het was meerdere keren. Hij zei ik vraag het
dan maar één keer, of zoiets. Het was in de trein, in het pashokje, in een steegje of
op bed. Of bij zijn moeder thuis. Het was voor en achter. Ik heb een paar keer nee gezegd. Bij achter. [8]
Hij heeft me een keer geslagen met de telefoonoplader. Een aansteker naar mijn hoofd gegooid. Hij heeft me geprikt met een schroevendraaier. Tegen mijn elleboog aan en in mijn rug. Dat was een week geleden denk ik. Op mijn elleboog heb ik nog steeds pijn daarvan.
Opmerking: SO laat haar rechterelleboog zien. Wij zien een forse blauwe plek. We maken hier een foto van. SO laat haar rug zien en we zien op de rug een wondje. We maken hier een foto van. [9]
U vraagt wat het ergste is wat er qua mishandelingen is gebeurd vanaf 8 december 2023.
Dit.
Opmerking: Ze wijst naar haar linkerwang, waar wij een snijwond zien van ongeveer vier centimeter. Hij stak ineens met een mes in mijn wang. Er was allemaal bloed. Ik zei au. Een paar dagen ervoor zei hij al dat hij iets in mijn gezicht wilde maken qua litteken om iets achter te laten. Volgens mij gebeurde dit in Amersfoort bij zijn moeder thuis.
De eerste keer seks tegen mijn wil in moest ik hem pijpen en kreeg ik van zijn pijp. Drugs. [10]
Hij dwong me niet maar ik wist wel wat er ging gebeuren als ik het niet deed. Dat hij me in elkaar zou slaan. Hij deed zijn lul uit zijn broek en zei dan ‘oke kom’ en dan deed ik dat.
De ergste keer seks met hem tegen mijn zin in waren de laatste paar keer. Dat was voor en achter. Achter wilde ik niet eigenlijk. Het was altijd alleen maar voor zijn plezier. Met voor en achter bedoel ik vaginaal en anaal. Hij kwam met zijn lul in mijn vagina. Hij wist dat ik niet wilde. Ik heb wel eens nee gezegd van te voren. Volgens mij kon hij weten dat ik het niet wilde. [11]
Ik heb aangegeven dat ik niet wilde door nee te zeggen.
Ik onderging telkens toch de seks omdat hij agressief werd. Hij dreigde dan gewoon. Hij zei dan: 'ik vraag het maar één keer. Als hij het twee keer zou moeten vragen zou hij me slaan denk ik.
Het was elke keer na de seks dat ik drugs kreeg. Dat was ook een reden voor mij om seks met hem te hebben. Hij wist ook dat dat een reden voor mij is geweest om seks met hem te hebben. Ik kon zelf de drugs niet kopen. [12]
In het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] in een verhoorstudio door de rechter-commissaris staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[verdachte] en ik hadden niks over de seks afgesproken. Ik wist niet dat hij anale seks wilde. [13]
Ik kreeg drugs voor de seks. Van [verdachte] . [14]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 6 januari 2024 heb ik aangebeld bij de woning van mevrouw [slachtoffer 1] te [plaats] . Ik zag dat het glas van de voordeur kapot was.
Ik zag dat de voordeur werd opengedaan door een man die verklaarde [verdachte] te zijn. Ik zag dat schuin achter hem een vrouw stond die mij verklaarde dat zij [slachtoffer 1] was.
Ik zag dat [slachtoffer 1] meerdere verwondingen aan haar gezicht had, te weten:
- een rode, blauwe plek onder haar rechter oog;
- snee van ongeveer 4 centimeter op haar linker kaak;
- gele plekken rond haar linker oog, linker mondhoek en voorhoofd;
- wondje op haar neus;
- wondje op haar kin.
Het viel mij op dat [slachtoffer 1] een opvallende lichaamshouding had. Ik zag dat haar
schouders naar binnen stonden en haar hoofd naar beneden. Ik interpreteerde deze
houding als angstig en klein. [15]
Hierop heb ik enkele foto’s van het gezicht van [slachtoffer 1] gemaakt. [16]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Wij zijn aan de deur geweest bij de buurvrouw van aangeefster om een getuigenverklaring op te nemen van de buurvrouw, te weten getuige [getuige 1] .
Verhoor getuige: [17]
[slachtoffer 1] is mijn buurvrouw. Die avond was de ruit ingetrapt. De politie kwam en [slachtoffer 1] is hier tot rust gekomen. Ik hoorde ruzie op de galerij en ben gaan kijken. Zij heeft het verhaal hier verteld. Ik zag dat zij blauwe plekken had. Ze zag eruit alsof ze geslagen was. Ik zag dat ze letsel had bij haar hoofd. Ze had een kras in haar nek, bij haar oog een blauwe plek.
Ze vertelde dat hij haar had verkracht, dat ze steeds tegen haar wil seks had. Ook had ze een schroef of een schroevendraaier in haar elleboog gehad. Ik zag dat ze aan het trillen was. Het leek alsof ze uit haar lichaam was. Toen begon ze uit zichzelf te vertellen wat er was gebeurd. [18]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Door aangeefster [slachtoffer 1] was verklaard dat getuige [getuige 2] samen met de aangeefster naar de spoedeisende hulp was geweest in verband met opgelopen letsel van aangeefster.
Verklaring getuige:
Ik ben bij [slachtoffer 1] op bezoek gegaan en eigenlijk liet zij mij direct verwondingen zien. [slachtoffer 1] vertelde mij heel duidelijk wat zich had afgespeeld. Ik ben met haar naar de spoedeisende hulp gegaan, omdat ze vertelde dat ze gestoken was met een schroevendraaier en gebeten was. [19]
[slachtoffer 1] vertelde mij dat zij flink geslagen was. Dat zij flink in elkaar geslagen
was. Zij was hierbij met een schroevendraaier in haar arm en rug gestoken. [slachtoffer 1]
vertelde mij ook dat zij gedwongen was tot seks. Dat is eigenlijk was zij mij toe
gelijk vertelde. Ik zag dat haar gezicht helemaal blauw was.
[slachtoffer 1] heeft mij verteld dat [verdachte] het heeft gedaan. [20]
Ik zag dat zij in haar arm en rug oppervlakkige plekken had waarop een puntje te zien was. Zij was hier gestoken met de schroevendraaier. Op haar linker bovenbeen zat ook een gele plek. Haar bovenarm was gezwollen daar zat een minuscuul wondje dat je kon zien dat er iets mee geprikt was. Dit was ook in haar onder rug. Ook haar kaaklijn was blauw en daar zat een kras, daar heb ik een foto van. [slachtoffer 1] was heel angstig. Ik zal even kijken naar de foto's die ik gemaakt heb. Nu ik naar de foto's kijk, zie ik dat ik de eerste foto heb gemaakt op 5 januari 2024 te 13:32. Ik zie nu dat vlak bij haar mond is ze blauw, bij haar oog is ze blauw. Op haar voorhoofd zit een blauwe plek. Op de zijkant zit een enorme kras, vanaf haar oor naar haar kaaklijn toe. Daar heb ik foto's van gemaakt. In haar hand gestoken. In haar
hand gebeten. [21]
Bij de vordering van de benadeelde partij is een foto van [slachtoffer 1] gevoegd, waarop is te zien dat zij op haar linkerwang een litteken heeft van een snee. [22]
Verdachte heeft op de zitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb seks gehad met [slachtoffer 1] . Ik denk dat het gedurende ongeveer twee maanden voor mijn aanhouding is geweest. Ik heb het letsel op haar gezicht gezien. Ik heb haar geduwd. Als er alcohol en drugs in het spel kwam, ging het de verkeerde kant op. We hebben gevochten. Ik heb haar geslagen.
Het glas is uit haar voordeur gekomen door mij.
Bewijsoverwegingen
De bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt voor het bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Vaststaat dat aangeefster en verdachte in de periode voorafgaand aan de aanhouding meerdere malen seks met elkaar hebben gehad. Ook staat vast dat verdachte geweld jegens aangeefster heeft uitgeoefend. Over de vraag of de seks vrijwillig was, in hoeverre verdachte alle bij aangeefster geconstateerde letsels heeft toegebracht en of zijn opzet daarop was gericht, lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte uiteen.
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) door de rechtbank niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige of alleen op basis van de verklaring of aangifte van het slachtoffer.
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat de verkrachting als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Ook voor de andere ten laste gelegde feiten geldt dat alleen aangeefster en verdachte aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Nu de raadsman de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster in twijfel heeft getrokken, zal de rechtbank daarover eerst een oordeel geven. Alleen als de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar acht, kan zij deze immers gebruiken voor het bewijs.
Aangeefster heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd over wat zich in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 heeft voorgedaan. De rechtbank constateert dat deze verklaringen uitgebreid, gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn. De verklaring die ze tegenover de verbalisanten heeft afgelegd, kort nadat zij haar aantroffen in haar woning, kan worden aangemerkt als een spontane verklaring. Deze verklaring stemt grotendeels overeen met wat zij vervolgens tijdens haar aangiftes tegenover de politie heeft verklaard en met hetgeen zij later in de setting van een studioverhoor voor kwetsbare getuigen tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verschillende door aangeefster genoemde feiten en omstandigheden steun vinden in andere bewijsmiddelen in het dossier en daarmee objectief verifieerbaar zijn. Dit draagt bij aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Zo hebben verbalisanten direct na aankomst in de woning van aangeefster op 6 januari 2024 letsels bij aangeefster geconstateerd die passen bij haar verklaringen. Ook namen de verbalisanten toen angstige emoties bij aangeefster waar. Getuige [getuige 1] , de buurvrouw van aangeefster, en getuige [getuige 2] , de hulpverlener van aangeefster, hebben eveneens diverse letsels bij aangeefster waargenomen. Laatstgenoemde getuige heeft daar ook foto’s van gemaakt. De letsels die op deze foto’s zijn te zien passen onder andere bij het prikken met de schroevendraaier in de elleboog en rug en bij het snijden met een mes in de wang.
Getuige [getuige 1] heeft bovendien, net als de verbalisanten, angstige emoties bij aangeefster waargenomen, kort na de incidenten van 6 januari 2024.
Ten slotte heeft verdachte zelf ook verklaard dat hij geweld heeft gebruikt jegens aangeefster en dat het de verkeerde kant op ging als hij en aangeefster drugs en alcohol hadden gebruikt.
Voor zover toch sprake is van enige inconsistenties in de verklaringen van aangeefster, betreffen deze niet de wezenlijke punten van haar verklaring over wat zich in de ten laste gelegde periode heeft voorgedaan. De betrouwbaarheid van de verklaringen komt daarmee niet in het geding.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is, gelet op het steunbewijs dat ook heeft bijgedragen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
Het klopt, zoals de raadsman heeft betoogd, dat de verbalisanten en de getuigen niet bij de feiten zelf aanwezig zijn geweest. Toch kunnen hun verklaringen als steunbewijs dienen. Zij hebben immers een zelfstandige, eigen waarneming beschreven over de emotionele of fysieke toestand van aangeefster van vlak na de ten laste gelegde feiten. Dat korte tijdsbestek tussen het plaatsvinden van de strafbare feiten en de diverse waarnemingen is relevant.
Mishandelingen en zwaar lichamelijk letsel
De bij aangeefster geconstateerde letsels kunnen niet anders dan opzettelijk zijn toegebracht. Dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval van de zijde van aangeefster waartegen verdacht zich moest verdedigen, zoals de verdediging heeft betoogd, is niet aannemelijk geworden.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de mishandelingen gedurende langere tijd hebben plaatsvonden en dat die mishandelingen naar hun aard uiteenliepen. Zo werd aangeefster geslagen, gestompt, tegen de knie geschopt, met een schroevendraaier geprikt en in de vinger gebeten, maar werd óók plukken van haar haar afgeknipt. Vastgesteld kan dan ook worden dat verdachte door zijn handelingen, waaronder in het bijzonder het afknippen van plukken haar van aangeefster, een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam teweeg heeft gebracht, zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. Door zo te handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van aangeefster.
Dat levert het meermalen plegen van mishandeling op.
Eén van de toegebracht letsels betrof een snee in de wang van aangeefster. Uit de bewijsvoering blijkt dat het gaat om een snijwond van ongeveer 4 centimeter. Inmiddels is duidelijk dat aangeefster hieraan een litteken in het gezicht heeft overgehouden. Dit litteken zal blijvend zijn. Gelet op de plek van het litteken, midden op de wang, kan worden gesproken van een ontsierend litteken, waarmee aangeefster voortaan dagelijks zal worden geconstateerd. Dat levert zwaar lichamelijk letsel op.
Vernieling
Voor de vernieling van de ruit van de voordeur van aangeefster, heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De rechtbank ziet daarvoor ook voldoende bewijs.
Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht
Nu de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar acht, ziet zij, in samenhang met de overige bewijsmiddelen, ook voldoende bewijs voor de ten laste gelegde bedreigingen. De rechtbank stelt vast dat het gaat om bedreigingen met een misdrijf tegen het leven gericht en gelet op de diverse letsels die verdachte bij aangeefster heeft toegebracht, kon bij aangeefster in redelijkheid de vrees ontstaan dat verdachte de bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer zou leggen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Nieuwegein, Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte
meermalen, zijn penis in de mond en/of vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] geduwd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen:
- zich telkens dwingend en/of dominant opstellen ten opzichte van die [slachtoffer 1]
en
- misbruik maken van de afhankelijkheid van die [slachtoffer 1] om aan drugs te komen
en
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 1] "oké kom" en/of "ik vraag het maar één
keer" en
- door het fysieke overwicht, doen opleveren van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 1] geen weerstand kon bieden,
- voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 1] waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 1] die seksuele handelingen niet wilde
ondergaan;
feit 3
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Nieuwegein, Utrecht en/of Amersfoort, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen:
- in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan en
- tegen een knie van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- met een schroevendraaier in een ellenboog en de rug van die [slachtoffer 1] te
steken en
- in een hand van die [slachtoffer 1] te bijten en
- een aansteker tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien en
- met een (telefoon)oplader tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
- plukken van het haar van die [slachtoffer 1] af te knippen ten gevolge waarvan verdachte
een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van die
slachtoffer teweeg heeft gebracht;
feit 4
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Amersfoort,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het
aangezicht, heeft toegebracht door met een (aardappelschil)mes, in het gezicht van die [slachtoffer 1] te snijden;
feit 5
omstreeks 6 januari 2024 te Nieuwegein, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft vernield;
feit 6
in de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te Nieuwegein, Utrecht en/of Amersfoort, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik snij je keel
door je slagader" en "ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 3
mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
zware mishandeling;
feit 5
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 6
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs maatregel) met verpleging van overheidswege voor ongemaximeerde duur.
8.2
Het standpunt van de verdediging
In geval van een bewezenverklaring heeft de verdediging verzocht geen tbs maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen, maar te volstaan met de oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden. Verdachte wil graag worden geholpen en is bereid mee te werken aan een behandeling.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft begaan. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meerdere weken schuldig gemaakt aan het meermalen op gewelddadige wijze verkrachten en mishandelen van aangeefster. Het geweld dat hij jegens aangeefster heeft gebruikt, is aanzienlijk geweest. Door het litteken in haar gezicht dat zij aan de mishandelingen heeft overgehouden, wordt aangeefster nog dagelijks met de gebeurtenissen geconfronteerd. Het is afgrijselijk en weerzinwekkend dat aangeefster over dit litteken heeft verklaard dat verdachte eerder al bij haar had aangekondigd dat hij ‘
iets in haar gezicht wilde maken qua litteken om iets achter te laten’. De rechtbank acht het onverteerbaar dat verdachte in dit voornemen lijkt te zijn geslaagd.
Ook heeft verdachte aangeefster bedreigd met de dood.
Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van de kwetsbaarheden van aangeefster. Hij was bekend met deze kwetsbaarheden, hetgeen de ernst van zijn handelen onderstreept. Het laat zien dat hij de grenzen van aangeefster doelbewust heeft overschreden ten behoeve van zijn eigen genot. Dat de verkrachting en mishandeling voor een deel in de woning van aangeefster hebben plaatsgevonden, maakt het geheel voor aangeefster extra traumatisch. De eigen woning is immers een plek waar je je veilig moet kunnen voelen.
Aangeefster had al een lange periode te maken met psychische problemen. In de slachtofferverklaring, die de advocaat van aangeefster op de zitting heeft voorgedragen, heeft aangeefster tot uitdrukking gebracht dat die psychische problemen sinds de incidenten met verdachte alleen maar zijn toegenomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 26 augustus 2024, waarin te zien is dat hij eerder is veroordeeld voor geweld in de relationele sfeer. In 2023 is hij onherroepelijk veroordeeld door de politierechter voor mishandeling van zijn levensgezel. Hij heeft daarvoor onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd gekregen, waarvan thans de tenuitvoerlegging wordt gevorderd. Op basis van deze veroordeling is sprake van relevante recidive. Dat is een grond voor strafverzwaring. Kwalijk is immers dat verdachte zich niets van deze eerdere veroordeling heeft aangetrokken.
Andere veroordelingen in het verleden zagen met name op vermogensfeiten en zijn dus niet van invloed.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van meerdere ten behoeve van verdachte opgemaakte deskundigenrapporten, te weten:
  • het pro justitia rapport van psychiater J.C. Laheij van 14 augustus 2024;
  • het pro justitia rapport van psycholoog R. Bout van 15 augustus 2024;
  • het rapport van de reclassering van 27 september 2024, van C.E. Tempelman, reclasseringswerker.
Uit de pro justitia rapporten volgt dat bij verdachte sprake is van diverse psychische stoornissen, te weten een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, posttraumatische stressstoornis, aandachtsdeficiëntie-/ hyperactiviteitsstoornis (ADHD van het gecombineerde type) en een stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis. In de persoonlijkheid van betrokkene worden voornamelijk antisociale- en enkele borderline trekken geconstateerd. Hiervan was volgens de deskundigen sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten en de gedragskeuzes van verdachte zijn daardoor beïnvloed. Dat heeft tot gevolg dat beide deskundigen hebben geadviseerd de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De kans op recidive van een seksueel delict en de kans op gewelddadig gedrag wordt door beide deskundigen zowel op de korte als de (middel-)lange termijn ingeschat als matig tot hoog. Om de kans op recidive te verminderen is volgens de psycholoog een behandeling nodig in een sterk gestructureerde setting met een hoog beveiligingsniveau. De psychiater benadrukt dat gezien het langdurige bestaan van de structurele en complexe problematiek van verdachte een behandeling van zeer geruime tijd (jaren) nodig zal zijn in een voldoende beveiligde klinische behandelsetting, waarbij elke stap richting vrijheden en resocialisatie geleidelijk en scherp gecontroleerd dienen plaats te vinden. De psycholoog heeft geadviseerd de maatregel tbs met dwangverpleging op te leggen. De psychiater heeft nog ter overweging meegegeven door reclassering als toezichthouder te laten onderzoeken of misschien toch nog met een kader van tbs voorwaarden zal kunnen worden volstaan of dat een begin met het kader van tbs met verpleging van overheidswege meer te verantwoorden valt. De reclassering heeft in het rapport van 27 september 2024 uiteengezet dat het middelengebruik door verdachte, de psychiatrische problematiek en zijn houding de belangrijkste criminogene factoren zijn. Daarnaast ontbreekt het betrokkene aan ziektebesef en ziekte-inzicht. Het is volgens de reclassering absoluut noodzakelijk dat er geïntervenieerd wordt. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden om met interventies binnen het kader van een voorwaardelijke tbs maatregel de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De rechtbank neemt de voornoemde conclusies en adviezen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Dit betekent onder meer dat de rechtbank verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate zal toerekenen.
De oplegging van een maatregel
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een strafrechtelijk kader met justitieel toezicht noodzakelijk is om het recidiverisico voldoende terug te dringen om daarmee de veiligheid van de maatschappij te garanderen. De rechtbank zal daarom overgaan tot het opleggen van een tbs maatregel. Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de maatregel tbs is voldaan. Tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bestond bij de verdachte een stoornis. De onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten betreffen daarnaast misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bovendien wordt het risico op een toekomstig seksueel delict en de kans op gewelddadig gedrag door de verdachte als matig tot hoog ingeschat door de deskundigen. De rechtbank is van oordeel dat behandeling van verdachte nodig is, nu hij, gelet op de aard en ernst van het strafbare feiten, de psychische problematiek en het recidiverisico op (ernstige) geweldsdelicten, een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid dat de noodzakelijke behandeling van verdachte in een voorwaardelijk kader gerealiseerd kan worden, nu uit het rapport van de reclassering volgt dat zij geen ruimte zien het recidiverisico te beperken en het gedrag van verdachte binnen dat kader te veranderen. Een gedwongen kader is onder die omstandigheden noodzakelijk, zodat de rechtbank de maatregel tbs met verpleging van overheidswege zal opleggen.
De tbs wordt opgelegd voor misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Dat betekent dat aan het gevaarscriterium is voldaan. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan en is daarmee ongemaximeerd.
De oplegging van een straf
Vanwege de ernst van de feiten is echter niet alleen behandeling, maar ook strafoplegging op zijn plaats. De ernst van de gepleegde feiten vraagt om vergelding in de vorm van een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft voor de bepaling van de hoogte van die straf gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Alleen al voor verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang houden de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 3 jaar aan als uitgangspunt.
Zoals uit het voorgaande blijkt is de rechtbank in dit geval gekomen tot een bewezenverklaring van een verkrachting meermalen gepleegd en diverse geweldhandelingen en geldt als strafverzwarend dat sprake is van recidive. Tegelijkertijd geldt als strafverminderend dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank concludeert dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Dat is een gevangenisstraf van kortere duur dan de gevangenisstraf die de officier van justitie heeft geëist. Reden daarvoor is dat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie. De rechtbank zal verdachte immers vrijspreken van de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 2] .

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het standpunt ten aanzien van het bewijs, heeft de verdediging primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen als ongegrond dan wel om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, gelet op de psychische problematiek die voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten al aanwezig was bij aangeefster. Het is om die reden te ingewikkeld voor de rechtbank om vast te stellen welk deel van de psychische problematiek een rechtstreeks gevolg is van de ten laste gelegde feiten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106, eerste lid, sub b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij onder meer aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor aangeefster in de huidige zaak met zich brengen dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de nadelige gevolgen, die de benadeelde partij blijkens haar vordering heeft ondervonden, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 12.500,00 aan immateriële schadevergoeding billijk. Daarbij heeft zij (mede) gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken.
De rechtbank zal de vordering in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 12.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 97 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 6 juni 2023 (parketnummer 16.064859.23) is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar opgelegd.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken, toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over de vordering tot tenuitvoerlegging geen standpunt ingenomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten, te weten de feiten die de rechtbank thans bewezen heeft verklaard. Om die reden zal zij de vordering toewijzen en gelasten dat de gevangenisstraf van twee weken, die de politierechter op 6 juni 2023 voorwaardelijk heeft opgelegd, ten uitvoer wordt gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 242, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] (feiten 2, 3 en 4) toe tot een bedrag van € 12.500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 12.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 97 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.064859.23
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 6 juni 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mrs. L.M. Reijnierse en J.A. Zwinkels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 januari 2025.
De voorzitter is buiten staat om dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2023 tot en met 11 juli 2023 te Amersfoort,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte:
- met zijn hand(en) het lichaam van die [slachtoffer 2] vastgepakt en/of betast
en/of
- geprobeerd die [slachtoffer 2] te zoenen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd en/of gehouden
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- de omstandigheid dat verdachte messen in zijn woning heeft liggen en/of
- het tonen van een of meer messen aan die [slachtoffer 2] en/of
- het uittrekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of
- het zeggen dat die [slachtoffer 2] haar kleding moet uittrekken en/of
- het slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2] en/of
- het (vervolgens) onverhoeds duwen van zijn penis in de vagina van die Silveira
Manso en/of
- het door het fysieke overwicht, doen opleveren, althans doen ontstaan,
van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 2] geen weerstand kon
bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen ‘nee’ kon
zeggen en/of zich niet kon verzetten en/of durfde te verzetten
- ( steeds) voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 2]
waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 2] die seksuele handelingen
niet wilde ondergaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
feit 2
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 8 december 2023 tot
en met 6 januari 2024 te Nieuwegein, Utrecht en/of Amersfoort, althans in
Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft verdachte
meermalen, althans eenmaal (telkens) zijn penis in de mond en/of vagina en/of
anus van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, althans eenmaal
(telkens):
- zich telkens dwingend en/of dominant opstellen ten opzichte van die [slachtoffer 1]
en/of
- misbruik maken van de afhankelijkheid van die [slachtoffer 1] om aan drugs te komen
en/of
- toevoegen van de woorden aan die [slachtoffer 1] "oké kom" en/of "ik vraag het maar één
keer" en/of
- door het fysieke overwicht, doen opleveren, althans doen ontstaan,
van een zodanige psychische druk dat die [slachtoffer 1] geen weerstand kon bieden, in
ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin zij geen ‘nee’ kon zeggen
en/of zich niet kon verzetten en/of durfde te verzetten
- ( steeds) voorbijgaan aan de verbale en non verbale uitingen van die [slachtoffer 1]
waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [slachtoffer 1] die seksuele handelingen niet wilde
ondergaan, in elk geval dat de wil van die [slachtoffer 1]
was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in elk geval niet
(langer) door zouden gaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
feit 3
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 8 december 2023 tot
en met 6 januari 2024 te Nieuwegein, Utrecht en/of Amersfoort, althans in
Nederland,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (telkens):
- in het gezicht, althans tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of
- tegen een knie van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of
- met een schroevendraaier in een ellenboog en/of de rug van die [slachtoffer 1] te
steken/prikken en/of
- in een vinger en/of in een hand van die [slachtoffer 1] te bijten en/of
- een aansteker tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te gooien en/of
- met een (telefoon)oplader tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- plukken van het haar van die [slachtoffer 1] af te knippen ten gevolge waarvan verdachte
een hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van die
slachtoffer teweeg heeft gebracht;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te
Amersfoort,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in het
aangezicht, heeft toegebracht door met een (aardappelschil)mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht van die [slachtoffer 1] te snijden en/of te
steken;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 8 december 2023 tot en met 6 januari 2024 te
Amersfoort,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (aardappelschil)mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
gesneden en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 5
hij op of omstreeks 6 januari 2024 te Nieuwegein,
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een voordeur, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
feit 6
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 8 december 2023 tot
en met 6 januari 2024 te Nieuwegein, Utrecht en/of Amersfoort, althans in
Nederland,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "ik snij je keel
door je slagader" en/of "ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking.
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, r.o. 3.2.1
2.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, r.o. 2.12.2 (Post‐Keskin), HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, r.o. 3.2.2 en 3.2.3, HR 12 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:2, r.o. 3.3.2 en 3.3.3 en HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, r.o. 2.4.2.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2024006595 van 2 juli 2024, pag. 1-337.
4.Schriftelijk stuk, bijlage 1 bij de vordering benadeelde partij.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2024, pag. 28
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 januari 2024, pag. 29
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2024, pag. 32
8.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2024, pag. 33
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2024, pag. 35 met als bijlage een fotomap met foto’s van diverse verwondingen van [slachtoffer 1] , pag. 320 e.v.
10.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2024, pag. 36
11.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2024, pag. 37
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2024, pag. 38
13.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2024, pag. 13
14.Proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 11 september 2024, pag. 17
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2024, pag. 42
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2024, pag. 43.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2024, pag. 161
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2024, pag. 162
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024, pag. 130
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024, pag. 131
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024, pag. 131, met als bijlage de foto’s, pag. 134 e.v.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een foto die als bijlage is gevoegd bij de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] van 2 januari 2025, pag. 28 van de vordering.