3.4.De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] als bestuurder van [bedrijf 1] aansprakelijk is voor de schade van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt op grond van de volgende omstandigheden:
a. Uit de verkorte balans en toelichting zoals die is gepubliceerd in het register van de Kamer van Koophandel blijkt dat er eind 2021 een actief was van € 37.573,-. Het ging om vlottende activa. Pas nadat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op 24 februari 2024 beslag hebben gelegd ten laste van [gedaagde] op het saldo van zijn (mogelijke) bankrekeningen, is door [bedrijf 1] alsnog een verkorte balans en toelichting van de jaarrekening van 2022 en 2023 gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Hieruit blijkt dat in 2022 de activa van [bedrijf 1] zijn teruggelopen naar € 0,-. Het negatieve eigen vermogen van [bedrijf 1] is gestegen. Op het overzicht over de periode van 1 januari tot en met 27 februari 2023, is alleen vermeld dat het actief € 0,- is.
Binnen twee weken nadat [bedrijf 1] door deze rechtbank is veroordeeld tot betaling van in totaal € 32.262,38 aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , is [bedrijf 1] ontbonden. Op 22 februari 2023 heeft deze rechtbank het verstekvonnis uitgesproken en op 6 maart is de ontbinding van [bedrijf 1] geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. De datum van ontbinding is dezelfde als de datum dat het verstekvonnis aan [bedrijf 1] is betekend: 28 februari 2023. Kennelijk was de veroordeling van [bedrijf 1] de reden om [bedrijf 1] te ontbinden via een turboliquidatie.
[gedaagde] heeft onvoldoende stukken overgelegd die onderbouwen dat er bij de ontbinding geen activa meer waren en met name om de vraag beantwoorden wat er is gebeurd met de vlottende activa van € 37.573,- die er eind 2021 waren. [gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord volstaan met het overleggen van de verkorte balans en toelichting over de jaren 2022 en 2023, die maar heel beperkte informatie geven over [bedrijf 1] in 2022 en 2023. Zo heeft [gedaagde] geen winst- en verliesrekeningen ingebracht waarmee zijn stelling zou worden onderbouwd dat [bedrijf 1] geen opdrachten meer had. Ook heeft [gedaagde] geen grootboekkaarten overgelegd waaruit blijkt waaruit de vlottende activa eind 2021 bestonden en wat vervolgens het verloop is geweest van die posten. [gedaagde] heeft alleen nog een overzicht overgelegd van de loonheffingen die [bedrijf 1] in 2022 en 2023 moest afdragen. Of dat ook is gebeurd en of er (wel) salaris is betaald, is niet duidelijk. In januari 2023 zou het nog zijn gegaan om € 1.025,- en in december 2022 afgerond € 1.350,-. [gedaagde] heeft verder alleen gesteld dat het hier om een werknemer gaat, die eind 2022 ziek is geworden, maar ook dat blijkt nergens uit. Kennelijk was deze werknemer daarvoor wel nog in staat om werk te verrichten voor [bedrijf 1] .
[gedaagde] heeft niet aan zijn verzwaarde betwistplicht voldaan. Van [gedaagde] mag namelijk worden verwacht dat hij ter motivering van zijn verweer tegen de stellingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] concrete informatie verschaft over feiten die in zijn domein liggen, zoals informatie uit de administratie van [bedrijf 1] .Gelet hierop had [gedaagde] meer stukken moeten overleggen uit de administratie van [bedrijf 1] om inzichtelijk te maken wat er uiteindelijk is gebeurd met de vennootschap en het actief dat er eind 2021 nog was. Hierdoor is het onduidelijk wat er met de vennootschap en het actief is gebeurd en deze onduidelijkheid komt voor risico van [gedaagde] .