Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De burgemeester heeft de woning van verzoekers voor de duur van drie maanden gesloten, omdat in de woning een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen. Met de sluiting wil de burgemeester bereiken dat het woon- en leefklimaat rondom de woning worden beschermd en dat de openbare orde wordt hersteld.
Is er een spoedeisend belang?
De voorzieningenrechter vindt dat er sprake is van een spoedeisend belang.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekers of de burgemeester bevoegd is om de woning voor drie maanden te sluiten en of die sluiting in dit geval noodzakelijk en evenwichtig is
.
Bevoegdheid tot sluiting
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten.
Op grond van artikel 13b van Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een woning te sluiten als er drugs in een pand worden aangetroffen. Die bevoegdheid bestaat niet al bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand, maar alleen als in een woning drugs worden aangetroffen die aanwezig zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Op grond van vaste rechtspraakgeldt als uitgangspunt dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is in dat geval aan de rechthebbende op de woning om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Als dit niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor het pand een last onder bestuursdwang op te leggen en de woning te sluiten.
7. Er is in de woning van verzoekers een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen, namelijk 721 pillen met MDMA (360 gram). De pillen waren per 10 verpakt in gripzakjes. Verzoeker stelt dat deze pillen voor eigen gebruik zijn en dat hij ze niet verhandelt. Op de zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij en zijn partner de pillen recreatief gebruiken op festivals. Hij verklaart dat hij zoveel pillen heeft, omdat hij 3 à 4 jaar geleden de hele voorraad van een dealer heeft overgenomen. Hij wijst erop dat hij voor het voorhanden hebben van de pillen tot een werkstraf is veroordeeld maar niet voor het verkopen, leveren, verstrekken of vervoeren van de pillen. In zijn telefoon heeft de politie ook geen gegevens gevonden waaruit blijkt dat hij dealde.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker met zijn verklaring niet aannemelijk heeft gemaakt dat de pillen alleen voor eigen gebruik waren en niet ook voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het gaat immers om een zeer grote hoeveelheid pillen, ruim 700 keer de toegestane hoeveelheid, die verpakt zijn aangetroffen in gripzakjes met 10 pillen. Ten tijde van de aankoop zo’n 3 à 4 jaar geleden zou verzoeker dus nog veel meer pillen voor het gestelde eigen gebruik moeten hebben gehad. Verzoeker heeft over de aankoop en het eigen gebruik op de zitting verder niets concreets kunnen verklaren. Hoewel er overigens geen concrete aanwijzingen zijn dat verzoeker de pillen verhandelde, afleverde of verstrekte mag de burgemeester daar onder deze omstandigheden toch vanuit gaan. De burgemeester is dus bevoegd om de woning te sluiten.
9. De vraag is vervolgens of de burgemeester in dit geval ook van haar bevoegdheid gebruik mag maken. Daarvoor moet allereerst beoordeeld worden of er een noodzaak is om te woning te sluiten.
Is sprake van een ernstig geval waarin sluiting van de woning noodzakelijk is?
10. De burgemeester vindt van wel en de voorzieningenrechter is dit met haar eens. De ernst en omvang van de overtreding zijn zodanig dat deze een sluiting noodzakelijk maken om het woon- en leefklimaat rondom de woning te beschermen en de openbare orde te herstellen. In de woning zijn 721 pillen met de verboden stof MDMA aangetroffen, verdeeld over gripzakjes. MDMA is een harddrug en het feit dat de pillen waren verdeeld over gripzakjes is een aanwijzing dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld. De burgemeester mag ervan uitgaan dat een handelsvoorraad harddrugs in de woning werd bewaard en dat dat een veiligheidsrisico voor de omgeving van de woning was. De burgemeester heeft de aangetroffen situatie, gelet op de hoeveelheid harddrugs die verpakt was in gripzakjes, terecht als ernstig beoordeeld. Dat uit de bestuurlijke rapportages niet volgt dat er overlast of onveiligheid is ervaren in de buurt en dat er nooit eerder politie- of bestuurlijke interventies zijn geweest bij verzoekers, maakt het voorgaande niet anders.
11. De argumenten die verzoekers verder naar voren hebben gebracht over (het ontbreken van) de noodzaak voor sluiting, slagen niet. De voorzieningenrechter kan verzoekers volgen dat de burgemeester sneller had kunnen handelen, maar het tijdsverloop van drie maanden tussen het onderzoek van de politie en het besluit tot sluiting van de woning is niet dusdanig lang dat de noodzaak om de woning te sluiten niet langer aanwezig is.
Is de sluiting evenwichtig in verhouding tot het daarmee te dienen doel?
12. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Hierbij speelt de mate van verwijtbaarheid een rol. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers een verwijt te maken valt. Verzoeker wist van de hoeveelheid pillen in de woning en verzoekster wist dat er pillen in de woning waren maar niet dat het er zoveel waren. De voorzieningenrechter ziet het verschil in verwijtbaarheid tussen beiden, maar voor de evenwichtigheid van de sluiting maakt dit niet uit, omdat ook bij verzoekster niet alle verwijtbaarheid ontbreekt. Zij had wetenschap van de aanwezigheid van de pillen en heeft haar rol als medehuurder niet gebruikt om de woning handelshoeveelheidvrij te maken. De sluiting is bovendien pandgericht en beoogt geen afspiegeling te zijn van de mate van verwijtbaarheid van, in dit geval, de twee bewoners van dat pand.
13. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoekers niet dusdanig zijn dat van sluiting moet worden afgezien. Dat verzoekers tijdelijk niet in hun woning kunnen verblijven, is inherent aan de sluiting. Daarnaast is niet gebleken dat verzoekers op grond van bijzondere omstandigheden aan deze specifieke woning zijn gebonden. De mogelijke ontbinding van de huurovereenkomst kan een groot gevolg van de sluiting zijn, maar maakt de sluiting in dit geval, gelet op de ernst van de situatie, niet onevenwichtig. Op dit moment is overigens niet bekend of de huurovereenkomst ontbonden zal worden. Daarbij speelt ongetwijfeld een rol dat de omgeving geen directe overlast heeft ervaren van de aanwezigheid van de harddrugs..
14. Tot slot stellen verzoekers nog dat het besluit een motiveringsgebrek kent. Dat ziet de voorzieningenrechter niet. Het besluit is voldoende gemotiveerd.
De belangenafweging van de voorzieningenrechter
15. De voorzieningenrechter moet bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook altijd nog zelf de belangen afwegen, maar als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat de woning open mag blijven. De belangenafweging van de voorzieningenrechter valt hier gedeeltelijk samen met die van de burgemeester en daarom verwijst hij naar wat hiervoor al is overwogen over het belang van verzoekers en het belang van de burgemeester bij sluiting.
Conclusie en gevolgen
16. Het bezwaar heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen. Het belang van de burgemeester om de woning te sluiten en daarmee de openbare orde te herstellen, weegt zwaarder. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Dit betekent dat de burgemeester over kan gaan tot het daadwerkelijk sluiten van de woning voor de duur van drie maanden.