In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerster] B.V. De werknemer was op staande voet ontslagen door de werkgever, die stelde dat de werknemer zonder toestemming rijlessen had gegeven aan een klant en een auto van die klant had verkocht. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de gedragingen van de werknemer een dringende reden voor ontslag opleverden. De werknemer had erkend dat hij zonder medeweten van de werkgever rijlessen had gegeven en had ook een auto van een klant verkocht, wat de reputatie van de werkgever in gevaar bracht. Het verzoek van de werknemer om een aantal vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding en een transitievergoeding, werd afgewezen. Daarnaast werd het verzoek van de werknemer om te verklaren dat het studiekostenbeding nietig was, toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat het studiekostenbeding niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever verplicht was om de benodigde scholing kosteloos aan te bieden. De proceskosten werden voor een deel aan de werknemer opgelegd, terwijl de werkgever in het tegenverzoek in de kosten werd veroordeeld.