In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 januari 2025, wordt het beroep van eiser, een inwoner van België, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 15 november 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien verweerder op 30 augustus 2024 in gebreke is gesteld. Eiser heeft op 11 oktober 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om gehoord te worden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Verweerder moet alsnog een besluit nemen, en dit moet in principe binnen twee weken na de uitspraak gebeuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en heeft een nieuwe termijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift vastgesteld. Dit sluit aan bij de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 28 juli 2025.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De proceskostenvergoeding is berekend op € 453,50, en verweerder moet ook het door eiser betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De rechtbank heeft verder een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.