ECLI:NL:RBMNE:2025:2075

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/6285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door het Uwv over herbeoordeling Wet WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2025, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor herbeoordeling onder de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had op 3 maart 2023 een aanvraag ingediend, maar het Uwv had tot 28 april 2023 moeten beslissen, wat niet is gebeurd. Eiser heeft het Uwv op 5 september 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het Uwv binnen vier weken na de uitspraak een beslissing moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het Uwv een dwangsom van € 1.442,- betalen en de proceskosten van € 453,50 aan eiser vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit door het Uwv.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J.M. de Leest),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag voor een herbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Met het telefoongesprek van 3 maart 2023 heeft eiser (al dan niet indirect) een aanvraag om herbeoordeling per 2016 en heden ingediend bij het Uwv. In de wet is geen termijn opgenomen waarbinnen het Uwv op deze aanvraag moet beslissen. In zo’n geval geldt een beslistermijn van acht weken. [2] Het Uwv had dus uiterlijk op 28 april 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het Uwv moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft het Uwv op 5 september 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Omdat het Uwv nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het Uwv dit alsnog moet doen. Het Uwv geeft aan dat hij tot op heden niet in staat is geweest om een beslissing af te geven, omdat een tekort aan artsen leidt tot een flinke vertraging in de afhandeling van verzoeken om herbeoordeling. De rechtbank heeft in haar uitspraak van de meervoudige kamer van 9 januari 2025 [3] overwogen dat aanleiding bestaat om in het geval van werknemersberoepen een termijn van twee maanden vanaf de verzending van de uitspraak te geven voor de bekendmaking van een besluit.
5. Eiser heeft de rechtbank verzocht om het Uwv twee weken te geven, gelet op de reeds op verzoek van het Uwv uitgevoerde expertise door WPEX, waarvan het resultaat al meer dan een jaar bekend is. Daarbij merkt eiser op dat de ingediende klacht hieromtrent niet heeft mogen baten.
6. Gelet op hetgeen eiser heeft aangevoerd – wat niet door het Uwv wordt betwist – ziet de rechtbank aanleiding om in afwijking van haar uitspraak van 9 januari 2025 het Uwv een termijn toe te kennen van vier weken.
De dwangsom
7. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
8. Het Uwv heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog [4] . Het Uwv is naar aanleiding van de ingebrekestelling van 5 september 2024 de volledige dwangsom van € 1.442,- verschuldigd.
9. De rechtbank bepaalt dat het Uwv een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is kennelijk gegrond. Het Uwv moet binnen een termijn van vier weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op het verzoek van 3 maart 2023 nemen.
11. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het Uwv moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50.
12. Omdat het beroep gegrond is moet het Uwv het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het Uwv op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat het Uwv aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
  • bepaalt dat het Uwv een dwangsom aan eiser verschuldigd is van € 1.442,-;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb.
4.Zie hiervoor artikel 8:55c van de Awb.