In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 6 november 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 21 juni 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk 20 augustus 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Op 30 januari 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. De termijn die de rechtbank had gesteld is inmiddels verstreken en verweerder heeft nog steeds geen beslissing genomen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en heeft eerder geoordeeld dat een nadere beslistermijn van twintig weken na verzending van de uitspraak realistisch is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 50,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed. Tot slot merkt de rechtbank op dat zij geen mogelijkheden heeft om verweerder te verplichten een kopie van het dossier aan eiseres te verstrekken, aangezien dit geen besluit in de zin van de Awb is.