ECLI:NL:RBMNE:2025:1969

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/8049
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake omgevingsvergunning en omgevingsoverleg

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van 9 september 2024, waarin enkel praktische informatie werd verstrekt over de uitkomst van een omgevingsoverleg dat op 21 maart 2024 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de brief niet op rechtsgevolg was gericht en dus geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormde. Hierdoor was er geen mogelijkheid voor eiser om bezwaar te maken tegen deze brief.

De rechtbank stelt vast dat het omgevingsoverleg bedoeld is om voorafgaand aan het indienen van een omgevingsvergunning bouwplannen te bespreken. De brief van 9 september 2024 bevatte enkel mededelingen over de uitkomst van dit overleg en was niet bedoeld om de rechtspositie van eiser te veranderen. Eiser had in zijn beroep aangevoerd dat zijn aanvraag niet inhoudelijk was beoordeeld en dat er sprake was van een schijnprocedure, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet relevant zijn voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat het college terecht heeft geoordeeld dat de brief van 9 september 2024 geen besluit was en er dus geen bezwaar openstond. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een besluit in de Awb en de voorwaarden waaronder een bezwaar ontvankelijk kan zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/8049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 19 november 2024.
2. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. [A] heeft ten behoeve van eiser op 27 december 2023 een omgevingsoverleg aangevraagd met betrekking tot de plannen voor het verbouwen van een bouwwerk, te weten het restaureren en herbestemmen van de ‘ [naam bouwwerk] ’ met bijbehorende kade van de [naam fabriek] , te Utrecht. Dit omgevingsoverleg heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024.
4. Op 9 september 2024 heeft het college eiser een brief gestuurd waarin staat dat het omgevingsoverleg over dit plan is afgerond en dat uit dit overleg is gebleken dat eisers plan niet realiseerbaar is. Eiser heeft hiertegen op 23 oktober 2024 een bezwaarschrift ingediend.
5. Het college heeft eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de brief van 9 september 2024 geen besluit is. De brief is niet gericht op rechtsgevolg maar is enkel informatief van aard.
6. Eiser voert in beroep aan dat zijn aanvraag niet inhoudelijk is beoordeeld wat duidt op een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Er lijkt sprake te zijn van een schijnprocedure terwijl van meet af aan de intentie bestond om geen vergunning te verlenen. Eiser vermoedt dat de gemeente eigen belangen heeft in deze kwestie omdat zij zelf het perceel wenst aan te kopen. Ook is het besluit volgens eiser onvoldoende gemotiveerd en in strijd met het beginsel van fair play. Door de misleidende handelwijze van het college heeft eiser onnodige kosten gemaakt.
7. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat volgens het college de brief van 9 september 2024 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8. In artikel 1:3 van de Awb staat dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
9. Bij beantwoording van de vraag of de beslissing een besluit is, is bepalend of de beslissing gericht is op een rechtsgevolg. Dat is het geval als een bestuursorgaan een verandering beoogt in een bevoegdheid, recht, verplichting of status van een persoon of zaak. Van een op rechtsgevolg gerichte beslissing is verder sprake als een bestuursorgaan beoogt een bevoegdheid, recht, verplichting of status van een persoon of zaak bindend vast te stellen. [1]
10. De rechtbank stelt vast dat uit de stukken blijkt – en dit is ook terug te vinden op de website van de gemeente Utrecht – dat een omgevingsoverleg is bedoeld om voorafgaand aan het indienen van een omgevingsvergunning (ingewikkelde) bouwplannen te bespreken met de gemeente. Na ontvangst van de uitkomst van dit overleg kan de betrokkene dan een omgevingsvergunning aanvragen met de input die hij heeft ontvangen. De brief van 9 september 2024 is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de aard en de strekking daarvan, dan ook geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. In deze brief doet het college immers alleen mededelingen over de uitkomst van het omgevingsoverleg van 21 maart 2024 met betrekking tot eisers bouwplannen. Het college verwijst daarbij naar het ‘integraal advies Omgevingstafel’ waarin is uitgeschreven waarom eisers plan niet realiseerbaar is. In dit advies hebben de verschillende afdelingen van de gemeente eiser advies en informatie gegeven over de haalbaarheid van zijn bouwplannen. In de brief van 9 september 2024 heeft het college verder toegelicht dat het verslag van de Omgevingstafel op 29 april 2024 per e-mail aan eiser is toegezonden en dat op 9 juli 2024 in een kort overleg op het Stadskantoor is geconcludeerd dat eiser geen aangepaste plannen wil indienen zodat het dossier gesloten kan worden. Niet gebleken is dat eiser nadien alsnog een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft gedaan. Als eiser wil dat het college een op rechtsgevolg gericht besluit neemt over zijn bouwplannen zal hij dat alsnog moeten doen. Een aanvraag om een omgevingsoverleg kan niet als zo’n aanvraag worden aangemerkt.
11. Het college heeft met de brief van 9 september 2024 dus uitsluitend praktische informatie verstrekt en mededelingen gedaan over de uitkomst van het omgevingsoverleg en wat er daarna nog is gebeurd. De brief van 9 september 2024 is dus niet op rechtsgevolg gericht omdat hiermee niet is beoogd om een verandering te brengen in eisers rechtspositie. Ook is geen aanvraag om een omgevingsvergunning afgewezen. Omdat de brief van 9 september 2024 geen besluit is, stond daartegen geen bezwaar open. Het college heeft eisers bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
12. De rechtbank verklaart eisers beroep ongegrond. De rechtbank komt niet toe aan de bespreking van eisers inhoudelijke beroepsgronden zoals die hiervoor onder 6 kort zijn weergegeven.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bv. overweging 17.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 11 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5136.