Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Qbuzz B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, Qbuzz B.V., had een beroep ingesteld omdat verweerder, het Uwv, niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling van een medewerker. Eiseres had haar aanvraag om herbeoordeling op 17 november 2022 ingediend, en verweerder had deze aanvraag op 21 november 2022 ontvangen. De rechtbank constateerde dat verweerder te laat was met het nemen van een beslissing, wat ook door verweerder zelf werd erkend in zijn verweerschrift van 28 maart 2025. Eiseres had echter een ingebrekestelling gestuurd op 25 oktober 2023, waarna de rechtbank oordeelde dat het beroep niet onredelijk laat was ingediend, gezien de omstandigheden bij verweerder.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv alsnog binnen een termijn van vier maanden na de uitspraak een beslissing moest nemen op het verzoek van eiseres. Dit was gebaseerd op artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de rechtbank in bijzondere gevallen een andere termijn kan vaststellen. De rechtbank stelde vast dat verweerder door een tekort aan verzekeringsartsen niet in staat was geweest om de aanvraag tijdig af te handelen, maar bepaalde dat de beslistermijn vier maanden zou zijn. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn zou worden overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast werd bepaald dat eiseres recht had op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder betaald moest worden. De rechtbank kende een bedrag van € 453,50 toe aan proceskosten, en verweerder moest ook het griffierecht van € 385,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van griffier S. Ayyildiz.