ECLI:NL:RBMNE:2025:1929

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/4081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag door het Uwv en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres per het einde van de wachttijd op 13 september 2023 minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat er geen aanvullende informatie was opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank oordeelt dat het Uwv voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de medische beoordeling van eiseres correct was. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank legt uit dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid gebaseerd is op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank doet twijfelen aan de beoordeling van het Uwv. De rechtbank bevestigt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de relevante medische informatie heeft meegenomen en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4081

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het Uwv van haar aanvraag voor een WIA [1] -uitkering.
1.1.
Het Uwv heeft de aanvraag met het besluit van 29 september 2023 afgewezen, omdat zij per het einde van de wachttijd (13 september 2023) minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 8 mei 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hierop heeft eiseres een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van 9 september 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
1.3.
De rechtbank heeft beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv terecht de aanvraag om een WIA-uitkering heeft afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Dat wil zeggen dat het Uwv terecht de WIA-aanvraag van eiseres heeft afgewezen en dat eiseres dus geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft. Eerst geeft de rechtbank onder 3. en 4. de relevante feiten en achtergrond en onder 5. en 6. de standpunten van partijen weer. Onder 7. - 9. geeft de rechtbank het beoordelingskader weer. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest (10.) en of het bestreden besluit inhoudelijk juist is (11. - 17.)
Relevante feiten en achtergrond
3. Eiseres was werkzaam als [functie] bij een bakkerij voor gemiddeld 38,39 uur per week tot 1 oktober 2021. Zij heeft zich daarna op 12 juli 2022 ziekgemeld bij het Uwv vanwege psychische en lichamelijke klachten ingang van 15 september 2021. Eiseres heeft vanaf 1 oktober 2021 een Ziektewetuitkering van het Uwv ontvangen.
4. Eiseres heeft vervolgens bij het bereiken van het einde van de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd, waarna het Uwv een verzekeringsgeneeskundig onderzoek door een primaire arts en een arbeidsdeskundig onderzoek door een primaire arbeidsdeskundige heeft laten verrichten. Dit onderzoek heeft geleid tot het primaire besluit zoals vermeld onder ‘Inleiding’. Omdat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit heeft het Uwv opnieuw verzekeringsgeneeskundig laten verrichten door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat eiseres per datum in geding op een aantal punten verdergaande beperkingen heeft dan de primaire arts had aangenomen. De beperkingen zijn vastgesteld in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 19 maart 2024. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens arbeidsdeskundig onderzoek verricht en heeft geconcludeerd dat de voorbeeldfuncties die eiseres volgens de primaire arbeidsdeskundige zou moeten kunnen verrichten niet geschikt zijn voor eiseres, maar hij heeft in de plaats van die functie drie andere geschikte functies kunnen vinden, die eiseres moet kunnen uitvoeren. Daarom heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd vastgesteld op 21,85% in plaats van 27,06%. Omdat dit nog altijd minder is dan 35% is het Uwv met het bestreden besluit zoals vermeld onder ‘Inleiding’ bij zijn eerdere besluit tot afwijzing van de WIA-aanvraag gebleven.
De standpunten van partijen
De standpunten van eiseres
5. Eiseres is het niet eens met het Uwv. Eiseres vindt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar haar psychische klachten niet zorgvuldig is geweest, omdat geen nadere informatie is opgevraagd bij haar behandelaars, waaronder onder meer de GGZ (Max Ernst), POH GGZ en de huisarts. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende medisch onderzoek gedaan omdat voornamelijk gebruik is gemaakt van het medisch onderzoek van de primaire arts. Ook de PTSS is onvoldoende meegewogen. Daarnaast stelt eiseres dat de informatie over haar lichamelijke klachten niet dan wel onvolledig is meegenomen, omdat sprake is van toenemende klachten, wat met name ziet op de linker lichaamshelft en oren (oorsuizen en piepen). Volgens eiseres is zij helemaal niet in staat om te werken. Eiseres wijst er specifiek op dat zij beperkingen heeft ten aanzien van concentratie, dat zij geen deadlines of productiepieken aankan en vanwege haar verhoogde energiegebruik en extra recuperatiebehoefte ongeveer 4 uur per dag belastbaar is. Daarom zijn ook de geduide functies niet geschikt. De functie van telefonist of medewerker callcenter overschrijdt bovendien haar belastbaarheid, omdat zij geen werk kan verrichten in visuele of auditieve hectiek. De functie van medewerker postbezorging is niet geschikt omdat zij geen staand werk mag verrichten, terwijl in de functie in de praktijk veelvuldig moet worden gestaan.
Het standpunt het UWV
6. Het Uwv ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden een ander standpunt in te nemen.
Beoordelingskader
7. Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn of haar laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij of zij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
8. Bij de beoordeling van het besluit van het Uwv is van belang dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Dat kan anders zijn in het geval waarin eiseres aanvoert (en zo nodig aannemelijk maakt) dat deze rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling geldt dat een belanghebbende in beginsel niet kan volstaan met de enkele stelling dat hij of zij meer beperkt is dan door de (verzekerings-)artsen van het Uwv is aangenomen. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.
9. Van belang is verder dat het hier gaat om een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres per einde wachttijd. Dat is 13 september 2023. Het gaat dus om de medische situatie van eiseres op die datum, de zogenoemde datum in geding.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
De zorgvuldigheid van de besluitvorming
10. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek van het Uwv voldoende zorgvuldig is geweest. Daarbij is het volgende van belang. Uit het rapport van de primaire arts van 25 augustus 2023 blijkt dat het dossier is bestudeerd en dat eiseres op 13 juli 2023 is gezien op het spreekuur. Tijdens het spreekuur heeft de arts een (uitgebreide) anamnese afgenomen, het dagverhaal van eiseres uitgevraagd en is eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. De arts heeft ook vragen gesteld aan de psycholoog en psychiater van Max Ernst GGZ, omdat eiseres aangaf daar in behandeling te zijn. Daarop hebben de psychiater en psycholoog aangegeven dat ze de vragen niet kunnen beantwoorden, omdat eiseres de behandeling bij Max Ernst GGZ na de intakegesprekken niet wilde voorzetten. In de bezwaarfase is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook een dossierstudie verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres in aansluiting op de hoorzitting van 18 maart 2024 lichamelijk en psychisch onderzocht, waarvan de bevindingen in het rapport ook uitgebreid zijn weergegeven.
10.1.
Eiseres betwist dat, zoals in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is opgenomen, in gezamenlijk overleg is besloten om geen medische informatie op te vragen. Op basis van de stukken kan de rechtbank dat niet vaststellen, maar wat daar ook van zij, de rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullende medische informatie had moeten opvragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 maart 2024 en ook in beroep in het rapport van 9 september 2024 deugdelijk gemotiveerd waarom zij ook zonder nieuwe medische informatie een zorgvuldig onderzoek heeft kunnen verrichten naar de belastbaarheid van eiseres per datum in geding. Zo geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat zij bekend was met de medicamenteuze behandeling en de overbruggingsgesprekken met de POH GGZ. De overbruggingsgesprekken zijn door de huisarts beschreven en zien niet op een medisch specifieke (nieuwe) behandeling. Daarnaast geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat eiseres zowel door haarzelf als door de primaire arts uitgebreid gesproken en gezien is. De rechtbank kan die motivering volgen. De combinatie van een terugval met de inzet van de behandeling van eiseres vanaf november 2023 bij PsyQ die eiseres noemt, maakt niet dat de rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie bij PsyQ op had moeten vragen. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel kan varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De behandelend sector moet alleen worden geraadpleegd als een behandeling is ingezet of zal worden ingezet die een beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden of als wordt gesteld dat behandelend sector een beredeneerd afwijkend idee heeft over de medische beperkingen van de betrokkene. [2] Dit is niet door eiseres gesteld en ook niet gebleken. Uit de beschikbare medische informatie kan ook niet afgeleid worden dat er een onvolledig beeld bestond van de gezondheidssituatie van eiseres. Verder bevat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen tegenstrijdigheden en vloeien de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen.
Is het bestreden besluit inhoudelijk juist?
De medische beoordeling
11. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het Uwv de belastbaarheid van eiseres onjuist heeft ingeschat. Zij legt hierna uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
12. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend was met de diverse lichamelijke en mentale klachten van eiseres en hiermee rekening heeft gehouden bij de vaststelling van de beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom in de FML ten aanzien van alle rubrieken (persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische en statische handelingen en werktijden) op een aantal punten verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen dan waarvan de primaire arts is uitgegaan of dat deze anders geformuleerd moeten worden. Omdat gezien de aard van de onderliggende medische problematiek stresserende factoren niet wenselijk zijn, zijn er extra beperkingen aangenomen voor afleiding door activiteiten van anderen, voor samenwerken, voor onvoorspelbaarheid en sterk wisselende diensten.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht waarom er voor verdergaande beperkingen geen aanleiding is.
13.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er in het kader van eiseres’ psychische klachten terecht op dat een verzekeringsgeneeskundige beoordeling niet alleen gaat om het meewegen van de subjectieve klachten bij het vaststellen van de belastbaarheid, maar dat er een logische samenhang moet zijn tussen de onderliggende medische problematiek, de onderzoeksbevindingen, medische informatie en het sociaal functioneren. Meer beperkingen vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nodig, omdat hiervoor medisch objectieve gegevens ontbreken. Met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid, wordt voorzien in een voldoende lage energetische belasting en bestaat er geen indicatie om een verdergaande beperking op werktijden te stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep uitvoerig en navolgbaar nader gemotiveerd waarom er gelet op het dagverhaal, de behandelingen bij PsyQ, het psychisch onderzoek en de PTSS die in remissie is, een nadere urenbeperking niet aan de orde is.
13.2.
De rechtbank ziet verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend was met de piep in de oren van eiser, maar dat zij vanwege gebrek aan een medisch objectiveerbaar substraat ervan op de datum in geding, geen aanleiding ziet om de belastbaarheid te wijzigen. Voor de linker knie van eiseres, waaraan zij in 2009 is geopereerd, zijn beperkingen in de rubrieken dynamische handelingen, statische houdingen en fysieke omgevingseisen aangenomen, maar meer beperkingen voor de linker knie hoeven volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te worden aangenomen. Er komt geen ernstig invaliderend medisch beeld naar voren, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gelet op de geconstateerde minimale afwijzingen ten tijde van het spreekuur en bij de huisarts en omdat eiseres met haar knie heeft gewerkt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep legt verder uit dat van een situatie waarin eiseres helemaal niet kan werken geen sprake is. Er is namelijk geen sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep omdat eiseres niet aan de voorwaarden daarvoor voldoet (opname in een ziekenhuis of instelling, terminale ziekte, ADL-afhankelijkheid, chronische bedlegerigheid of ernstig disfunctioneren op sociaal en persoonlijk vlak).
14. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan deze motivering. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft namelijk inzichtelijk en consistent gemotiveerd hoe en waarom zij tot eiseres’ belastbaarheid is gekomen. Eiseres heeft daarentegen in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de rechtbank doet twijfelen aan de beoordeling.
De arbeidsdeskundige beoordeling
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv is bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid uitgegaan van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML van 19 maart 2024 heeft vastgelegd. De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport van 3 mei 2024 voldoende uitgelegd waarom de door haar geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies toch geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank ziet in de beroepsgronden van eiseres geen reden om te twijfelen aan de passendheid van de geselecteerde functies. Zij legt dat hieronder uit.
16. De functie van telefonist of medewerker callcenter (SBC-code 315174) overschrijdt volgens eiseres de belastbaarheid omdat zij geen werk kan verrichten in visuele of auditieve hectiek, maar dat volgt de rechtbank niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen dat eiseres alleen werk kan doen waarin zij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen (geen visuele of auditieve hectiek zoals drukke stationshal) (1.8.1.). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft navolgbaar gemotiveerd dat deze functie past bij eiseres’ belastbaarheid. De medewerker in deze functie kan ervoor kiezen om thuis te werken. Op locatie wordt in een kantoortuin gewerkt waar meerdere medewerkers aan het bellen zijn, maar dat vormt geen belemmering, omdat de medewerker aan een eigen werkplek zit die is afgescheiden door schotten en de medewerker daarnaast ook oortjes of een headset draagt, waardoor geluid van buitenaf wordt gedempt. De stelling van eiseres ter zitting dat dit weliswaar het omgevingsgeluid kan wegnemen, maar de auditieve stress in gesprek met klanten blijft, maakt naar het oordeel van de rechtbank evenmin dat de belastbaarheid op dit punt wordt overschreden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft immers een beperking aangenomen voor auditieve
hectiek, maar heeft niet vastgesteld dat eiseres helemaal geen auditieve prikkels aankan. Zoals hiervoor onder 11. tot en met 14. overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres te twijfelen.
17. Dat de functie van medewerker postbezorging (SBC-code 315140) niet geschikt is omdat eiseres geen staand werk mag verrichten, volgt de rechtbank ook niet. In de FML van 19 maart 2024 staat dat eiseres zo nodig gedurende de helft van de werkdag kan staan (ongeveer 4 uur). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is daarvan bij zijn beoordeling uitgegaan. De rechtbank ziet in de resultaat functiebeoordeling die onderdeel uitmaakt van het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, dat het CBBS ten aanzien van staan geen signaleringen heeft afgegeven. Bij de resultaat functiebeoordeling wordt aangegeven dat in de functie sprake is van dagelijks ongeveer 1 uur staan. Het gaat om tijdens 2,4 werkuren om vijf keer ongeveer 1 minuut achtereen en tijdens 2 werkuren om één keer ongeveer 30 minuten achtereen. Daarmee blijft het staan binnen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres voor staan.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juni 2022 van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1524.