ECLI:NL:RBMNE:2025:1875

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/4557
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende urgentieverklaring

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 april 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling afgewezen. Verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, omdat zij een urgentieverklaring had ontvangen. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten, maar het college verzet zich hiertegen. Verzoekster heeft niet gereageerd op deze verzet. De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en zonder zitting uitspraak te doen.

De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van tegemoetkomen door het college, omdat de urgentieverklaring op andere gronden is verleend dan die in de eerdere aanvraag van verzoekster. De rechtbank concludeert dat de toekenning van de urgentie niet het gevolg is van een onrechtmatig besluit, omdat het eerdere besluit op bezwaar van 4 augustus 2023 in stand blijft. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat het college niet geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt vast dat de toekenning van de urgentie is gebaseerd op nieuwe en gewijzigde omstandigheden, en dat er geen erkenning van onrechtmatigheid van het eerdere besluit is.

De rechtbank besluit dat de verzoeken worden afgewezen en dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,verweerder
(gemachtigde: S. Aallouch).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van het college van 4 augustus 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat het college bij besluit van 21 april 2025 aan verzoekster een urgentieverklaring heeft verleend.
1.1.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat dat hij zich verzet tegen een veroordeling in de proceskosten. Verzoekster heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
Omdat geen van de partijen, nadat zij waren gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Besluitvorming
3. Op 16 december 2022 heeft verzoekster urgentie aangevraagd op medische gronden. Op 12 januari 2023 heeft het college deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 16, tweede lid, sub d, onder i, en artikel 19, eerste lid, sub a, van de Huisvestingsverordening Amersfoort 2022 (Huisvestingsverordening). Het bezwaar dat verzoekster hiertegen heeft ingediend is bij besluit van 4 augustus 2023 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft volgens het college niet aangetoond dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de huidige woonsituatie en een medische aandoening.
4. Op 21 januari 2025 heeft het college aan de rechtbank bericht dat situatie van verzoekster complexer is geworden sinds de beslissing op bezwaar van 4 augustus 2023. Vanwege deze omstandigheden is het Team Complexe Casuïstiek (TCC), dat is ingericht om meervoudige complexe hulpvragen te behandelen en maatwerk te leveren, betrokken geraakt. Op 17 januari 2025 is, gelet op de gewijzigde omstandigheden, door TCC voor verzoekster een hernieuwde aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Bij besluit van 21 januari 2025 is aan verzoekster een urgentieverklaring verleend op grond van artikel 16, tweede lid, sub c en artikel 19, dertiende lid, van de Huisvestingsverordening. Verzoekster valt volgens het college op grond van de gewijzigde omstandigheden onder de categorie ‘aandachtgroepen’. De gemeente Amersfoort heeft een ‘contingent woonurgenties’ vastgesteld. Verzoekster valt onder dit contingent.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
5. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak op grond van artikel 8:75a van de Awb veroordelen in de proceskosten. Uit vaste jurisprudentie volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Er is geen sprake van tegemoetkomen als een besluit wordt ingetrokken vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie. [1]
Is het college aan verzoekster tegemoetgekomen?
6. De rechtbank moet dus beoordelen of het college geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
7. Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van tegemoetkomen, omdat aan verzoekster een urgentieverklaring is verleend via een andere route – een aanvraag die is ingediend door TCC - en op andere gronden dan die oorspronkelijk door verzoekster bij haar aanvraag zijn vermeld. De toekenning van de urgentieverklaring is daarom niet het gevolg van een onrechtmatig of herzien besluit, omdat het besluit op bezwaar van 4 augustus 2023 in stand blijft. Het college stelt zich verder op het volgende standpunt: “Aangezien eiseres geen aanleiding heeft gegeven voor een proceskostenvergoeding en de procedure zonder gegrond verklaarde bezwaren is gevoerd, verzoekt het college aan de rechtbank om eiseres te veroordelen in de proceskosten.”
8. De rechtbank is van oordeel dat het college niet geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
9. Uit de toelichting op de urgentieverlening door het college en de stukken die verzoekster heeft overgelegd [2] blijkt dat de toekenning van urgentie in het besluit van 21 januari 2025 op nieuwe en gewijzigde omstandigheden is gebaseerd, waaronder de omstandigheid dat verzoekster en haar dochter niet meer bij haar broer kunnen blijven wonen. Uit deze stukken valt niet af te leiden dat het college nu anders denkt over de medische indicatie voor urgentie ten tijde van de aanvraag en de beslissing op bezwaar van 4 augustus 2023. Er is dan ook geen sprake van een situatie dat het college zijn besluit zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was.
Veroordeling verzoekster in de proceskosten?
10. Het college heeft de rechtbank in het verweerschrift verzocht om verzoekster in de proceskosten te veroordelen. Gelet op de formulering van het verzoek in de conclusie van het verweerschrift gaat de rechtbank er vanuit dat deze tekst onbedoeld ongelukkig is geformuleerd en dat het college niet beoogt om verzoekster in de proceskosten te veroordelen. Voor zover dat niettemin wel beoogd zou zijn, wijst de rechtbank dat verzoek af.
Conclusie
11. De verzoeken worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX1816) en de uitspraak van 8 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1487). Te raadplegen op www.rechtspraak.nl.
2.Brief van de broer van eiseres van 6 januari 2025, het plan van aanpak van het wijkteam van 24 oktober 2024 en het advies van Argonaut in het kader van de Participatiewet van 18 december 2023.