In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 21 februari 2025, gaat het om een beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 19 juli 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 20 februari 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Echter, op 3 april 2024 was deze termijn verstreken en had verweerder nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet heeft voldaan aan de gestelde termijn. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar erkent dat in dit geval een langere beslistermijn van twintig weken realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.