ECLI:NL:RBMNE:2025:186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
23/3949
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gegevens in de Basisregistratie Kadaster en de beoordeling van de perceelsgrens

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 20 januari 2025, is het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek tot herstel van gegevens in de Basisregistratie Kadaster beoordeeld. Eisers, eigenaar van een perceel in Soest, hadden een verzoek ingediend om de ligging van de perceelsgrens te herstellen, omdat zij meenden dat de vastgestelde grens niet correct was. De bewaarder van het Kadaster had hun verzoek afgewezen, wat leidde tot het indienen van een beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaarder onvoldoende gemotiveerd had dat er geen sprake was van een misslag in de registratie van de perceelsgrens. De rechtbank oordeelde dat de bewaarder niet had aangetoond dat de perceelsgrens daadwerkelijk door het midden van de tussenmuur liep, zoals in het brondocument was vermeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de bewaarder. De bewaarder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de bewaarder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3949

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A. Glijnis),
en

de bewaarder van het Kadaster en de openbare registers

(gemachtigde: mr. L.J. Nijmeijer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek tot herstel van gegevens in de Basisregistratie Kadaster (het kadaster).
1.1.
De bewaarder heeft dit verzoek met het besluit van 23 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 juni 2023 op het bezwaar van eisers is de bewaarder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De bewaarder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [eiser] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van de bewaarder en een landmeetdeskundige, [deskundige] .

De totstandkoming van het besluit

2. Eisers zijn sinds 1991 eigenaar van het perceel dat kadastraal bekend is bij de gemeente Soest met nummer [nummer 1] Dit perceel is ontstaan door het perceel met nummer [nummer 2] te splitsen in [nummer 3] en [nummer 1] Op deze gesplitste percelen staat een twee-onder-een-kapwoning.
2.1.
Naar aanleiding van de akten van levering heeft er een aanwijs plaatsgevonden. Op 25 januari 1994 heeft een meting plaatsgevonden, die is vastgelegd in een relaas van bevindingen, kadastrale gemeente Soest, sectie [nummer 4] (relaas [nummer 4] ). Op grond van dit relaas van bevindingen is het kadaster bijgewerkt. Eisers hebben hiervan op 23 september 1994 een kennisgeving gekregen en zij hebben hier destijds geen bezwaar tegen gemaakt.
2.2.
Op 8 oktober 2021 heeft de bewaarder op verzoek van eisers een grensreconstructie uitgevoerd, wat inhoudt dat de kadastrale grens zichtbaar is gemaakt in het terrein. Dit is vastgelegd in relaas [nummer 5] . Naar aanleiding van de grensreconstructie heeft de buurman, de eigenaar van het perceel [nummer 3] , op 13 oktober 2021 een klacht ingediend tegen die grensreconstructie. Na onderzoek heeft de bewaarder vervolgens geconstateerd dat er een fout zit in de in relaas [nummer 5] weergegeven grensreconstructie. Volgens de bewaarder kan uit het ontstaansveldwerk van relaas [nummer 4] worden opgemaakt dat als gevolg van een zogenoemde inbalking de perceelsgrens aan de achterzijde van de woning inspringt over een lengte van 50 cm. Dit heeft geleid tot vaststelling van relaas [nummer 6] op 16 december 2021, ter verbetering van relaas [nummer 5] .
2.3.
Op 20 januari 2022 heeft de bewaarder het bezwaarschrift van eiser tegen de grensreconstructie in relaas [nummer 6] ontvangen. Dit bezwaarschrift is op 15 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vaststelling van die grensconstructie volgens de bewaarder geen besluit betreft als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.4.
Op 1 september 2022 hebben eisers een verzoek tot herstel van gegevens ingediend, als bedoeld in artikel 7t van de Kadasterwet. Dit verzoek ziet, voor zover nu nog van belang, op een juiste vaststelling van de ligging van de perceelsgrens door de tussenmuur van de woningen van eisers en van hun buren. Volgens eisers gaat het ontstaansveldwerk van relaas [nummer 4] niet uit van een juiste afmeting van de tussenmuur en evenmin van een juiste loop van de perceelsgrens.
2.5.
Het verzoek van eisers is op 23 december 2022 afgewezen, omdat er volgens de bewaarder geen sprake is van een misslag die aanleiding geeft om op grond van artikel 7t van de Kadasterwet de gegevens in het kadaster te herstellen. Op 27 juni 2023 heeft de bewaarder met het bestreden besluit het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard. In het relaas [nummer 5] was volgens de bewaarder ten onrechte een inspringing in de perceelsgrens opgenomen. Dit is hersteld met het relaas [nummer 7] . Het verzoek tot herstel voor zover het ziet op de afmetingen van de tussenmuur, en dus de doorwerking daarvan op de perceelsgrens, wordt afgewezen.

De standpunten van partijen

Eisers
3. Eisers wijzen er op dat bij de aanwijs destijds is aangegeven dat de perceelsgrens recht door het midden van de tussenmuur loopt. Ook in de notariële akte is aangegeven dat het perceel van eiser de helft is van het oude perceel. Verder hebben eisers bureau Geomaat gevraagd om een meting uit te voeren, waaruit onder andere volgt dat de tussenmuur 35 cm breed is. Ter ondersteuning daarvan hebben eisers ook verschillende foto’s van de tussenmuur overgelegd. Eisers wijzen er op dat in relaas [nummer 4] staat dat, aan zowel de voor- en achterkant, de afstand van de buitenkant van de tussenmuur naar het midden van de tussenmuur 16 cm is. Als dit relaas [nummer 4] zou worden gevolgd, dan zou de perceelsgrens schuin door de tussenmuur lopen en dus niet precies door het midden. Volgens eisers is het zaak dat er duidelijkheid komt over de exacte ligging van de perceelsgrens. Die duidelijkheid is er nu niet. Daarbij wijzen zij ook op het relaas [nummer 5] , waarin voor de gehele breedte van de tussenmuur 33 cm is vermeld.
3.1.
Volgens eisers kan hun ook niet worden tegengeworpen dat zij destijds geen bezwaar hebben gemaakt tegen de kennisgeving van relaas [nummer 4] . Zij hebben bij de aanwijs aangegeven dat de perceelsgrens precies in het midden van de tussenmuur is gelegen. In de kennisgeving wordt ook vermeld dat het recht de helft van het eigendom betreft. Zij hebben in de kennisgeving dus redelijkerwijs geen aanleiding hoeven zien om in bezwaar te gaan.
De bewaarder
3.2.
Volgens de bewaarder is destijds 33 cm ingemeten voor de tussenmuur. Voor zover die tussenmuur in werkelijkheid 35 cm bedraagt, dan betekent dit volgens de bewaarder niet dat sprake is van een kennelijke misslag. Volgens de bewaarder mag bij het meten een foutmarge van 2 cm worden gehanteerd. De afwijking van 2 cm valt binnen die meetnauwkeurigheid. In dit kader is verwezen naar een Handleiding voor de Technische Werkzaamheden van het Kadaster (HTW). Daarnaast kan er volgens de bewaarder geen discussie zijn ten aanzien van de perceelsgrens. De grens is een rechte lijn, lopende vanuit de midden muur aan de voor- en achterzijde tot aan de buizen aan de voor-en achterzijde. Van onduidelijkheid is geen sprake, omdat het brondocument, het relaas [nummer 4] , is te raadplegen en op basis daarvan de perceelsgrens is vast te stellen. Dit brondocument staat vast, nu eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen de kennisgeving daarvan.

De beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek van eisers om herstel van gegevens in het kadaster. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het toetsingskader en het voorliggende geschil
5. Het kadaster wordt aangepast aan de hand van een relaas van bevindingen. Indien hiertegen geen bezwaar wordt gemaakt, worden deze gegevens onaantastbaar. Op grond van artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet, is de bewaarder bevoegd om op verzoek van een belanghebbende een in het kadaster genoemd gegeven te herstellen. Dat doet de bewaarder op basis van authentieke gegevens. Zoals blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] kan uit de wetsgeschiedenis van artikel 7t van de Kadasterwet worden afgeleid dat met deze bepaling is beoogd een regeling te bieden voor het op verzoek herstellen van misslagen in het kadaster. Een verzoek tot herstel kan gericht zijn tegen het feit dat de bijwerking zelf onjuist of onvolledig is gebeurd omdat de bijwerking niet heeft plaatsgevonden overeenkomstig het resultaat als vermeld in de kennisgeving. Het verzoek kan niet gericht zijn tegen het resultaat van de bijwerking dat aan de belanghebbende is medegedeeld.
5.1.
Gelet hierop staat alleen ter beoordeling of de in het kadaster vermelde gegevens berusten op een misslag. In dit geval ligt daarom de vraag voor of de perceelsgrens op het exacte midden van de tussenmuur ligt of dat het brondocument op dit punt een kennelijke misslag betreft.
Het brondocument
5.2.
Op basis van de stukken en wat op de zitting is behandeld, stelt de rechtbank verder vast dat het voorliggende brondocument het relaas [nummer 4] betreft.
Foto verwijderd in verband met herleidbaarheid.
Figuur: Deel van relaas [nummer 4]
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bewaarder zich terecht op het standpunt gesteld dat dit brondocument in principe vast staat. Eisers hebben destijds tegen de kennisgeving daarvan geen bezwaar gemaakt. Dat eisers destijds in de weergave van de aanwijs en het relaas geen aanleiding hebben gezien om bezwaar te maken, komt voor rekening en risico van eisers. Blijkens de kennisgeving is eisers ook de gelegenheid geboden om informatie over de resultaten van de verrichte metingen te verkrijgen. Eisers hebben dus de gelegenheid gehad om na te gaan of de metingen correct zijn verricht en de juiste uitgangspunten bevat.
Misslag
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bewaarder onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van een misslag. Het standpunt van eiser dat bij de aanwijs destijds is aangegeven dat de perceelsgrens recht door het midden van de tussenmuur loopt, is door de bewaarder niet betwist. Ook lijkt de bewaarder niet te betwisten dat de tussenmuur mogelijk 35 cm breed is. Volgens de bewaarder betekent dit alleen nog niet dat sprake is van een misslag omdat de afwijking van 2cm past binnen de foutmarge die gehanteerd mag worden bij het meten. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen.
5.5.
In het bestreden besluit heeft de bewaarder enkel verwezen naar de HTW, zonder vermelding van versie of pagina waaruit het hanteren van de foutmarge zou blijken. Op de zitting heeft de deskundige verwezen naar tabel 2.10 op pagina 50 van een versie van de HTW, maar in die tabel wordt gesproken over een afwijking van zowel 2 cm als 1 cm. Op de zitting is niet duidelijk geworden welk onderdeel van die tabel in dit geval van toepassing is. Bovendien merkt de rechtbank op dat onduidelijk is wat de status is van die HTW, waarom daaraan bij de beoordeling van een verzoek op grond van artikel 7t van de Kadasterwet de waarde toekomt die de bewaarder daaraan hecht en is evenmin gebleken waarom daar niet van afgeweken kan worden.
5.6.
De rechtbank merkt verder op dat in het relaas [nummer 4] aan weerszijden van de grens een afstand van 16 cm is vermeld. Dit lijkt te duiden op een breedte van de tussenmuur van 32 cm, en dus op een afwijking van 3 cm. Ook om die reden kan het standpunt van de bewaarder in het bestreden besluit dat geen sprake is van een kennelijke misslag, omdat een eventuele afwijking past binnen de mogelijke foutmarge, niet worden gevolgd. In het verlengde hiervan hebben eisers terecht er op gewezen dat in het relaas van 8 oktober 2021, relaas [nummer 5] , is vermeld dat de tussenmuur 33 cm zou bedragen. Ook is in dat relaas de afstand van de buitenkant van de tussenmuur naar het midden van de tussenmuur 17 cm aan de voorkant, terwijl deze afstand 16 cm is in het relaas [nummer 4] . Onduidelijk is hoe die gegevens zich verhouden tot de gegevens in het brondocument, relaas [nummer 4] .
5.7.
Op de zitting heeft de bewaarder nog naar voren gebracht dat het van belang is dat bij de meting wordt “rond gemeten”. De rechtbank begrijpt dat hiermee bedoeld wordt dat het totaal van de vermelde afmetingen aan de voorzijde van de woning exact overeenkomen met het totaal van de afmetingen aan de achterzijde van de woning. Daarmee lijkt de bewaarder te stellen dat als de “rondmeting” klopt, daarmee ook gegeven is dat de perceelsgrens op het exacte midden is gelegen. Verder heeft de bewaarder op de zitting ook gewezen op het verschil tussen een ontstaansmeting in een brondocument (het relaas [nummer 4] ) en de latere grensconstructies. Volgens de bewaarder is de grensreconstructie er alleen voor bedoeld om de kadastrale grens zichtbaar te maken in het terrein en dat van een grensconstructie geen vertaling wordt gemaakt naar de kadastrale kaart. Daargelaten dat deze standpunten eerst op de zitting naar voren zijn gebracht, is daarmee naar het oordeel van de rechtbank nog niet onderbouwd dat het relaas [nummer 4] voldoende duidelijkheid biedt over de ligging van de perceelsgrens en dat daarmee ook kan worden vastgesteld dat die perceelsgrens exact door het midden van de tussenmuur is gelegen. Voor zover de bewaarder nog heeft gewezen op de ligging van de ijzeren buizen aan de voor- en achterzijde van de percelen en het belang daarvan voor het bepalen van de perceelsgrens, constateert de rechtbank dat op het relaas [nummer 4] de positie van de buizen niet is vermeld.
5.8.
De rechtbank merkt verder op dat eisers hebben aangegeven dat zij vooral duidelijkheid wensen over de ligging van de perceelsgrens, zodat in de toekomst daar geen discussie over mogelijk is. Hoewel niet valt uit te sluiten dat het brondocument [nummer 4] geen misslag bevat en de exacte ligging van de perceelsgrens op basis daarvan eenduidig is vast te stellen, kan de rechtbank zich wel goed voorstellen dat eisers zich zorgen maken over onduidelijkheid over die ligging. Naar aanleiding van het verzoek van eisers om een grensreconstructie, hebben wisselende grensreconstructies plaatsgevonden. Kennelijk allen op basis van de ontstaansmeting in het brondocument, relaas [nummer 4] . Deze gang van zaken doet vermoeden dat uit het brondocument niet eenduidig blijkt hoe de perceelsgrens loopt. Vervolgens heeft de bewaarder naar aan leiding van het verzoek van eisers en aan de hand van het brondocument in het bestreden besluit niet goed uitgelegd waar de perceelsgrens precies loopt; precies in het midden van de tussenmuur, of 16 cm van de buitenkant naar het midden van de tussenmuur aan de voorkant en de 16 cm van de buitenkant naar het midden van de tussenmuur aan de achterkant, of ergens anders. Naar het oordeel van de rechtbank lag het geven van duidelijkheid wel op de weg van de bewaarder en heeft de bewaarder bij de afwijzing van het verzoek niet kunnen volstaan met de ongemotiveerde stelling dat de perceelsgrens daadwerkelijk door het midden loopt en – voor zover die wel afwijkt – een foutmarge van 2 cm gehanteerd kan worden.
5.9.
Gelet op het voorgaande, heeft de bewaarder onvoldoende gemotiveerd dat het brondocument relaas [nummer 4] geen misslag bevat en er geen aanleiding is tot herstel in het kadaster. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot finale geschilbeslechting te komen. De bewaarder zal op basis van de hem beschikbare kennis en documenten, en mogelijk op basis van een nieuwe meting, moeten vaststellen en motiveren of sprake is van een misslag.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de bewaarder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de bewaarder hiervoor zes weken.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de bewaarder het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van zijn proceskosten. De bewaarder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 juni 2023;
- draagt de bewaarder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de bewaarder het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de bewaarder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van 4 mei 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1317).