Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire. Zij heeft bij het college een aanvraag voor brede ondersteuning ingediend voor inboedel en tandartskosten. De brede ondersteuning is bedoeld als een steun in de rug bij een nieuwe start en is mogelijk voor vijf leefgebieden: financiën, gezin, werk, wonen, en zorg. Voor het gezin dat toegang wenst tot de brede ondersteuning wordt een plan van aanpak opgesteld. Dit is een voorwaarde voor inzet van de voorzieningen.
3. Het college heeft in het bestreden besluit van 15 januari 2024 overwogen dat eiseres in haar bezwaar dat is gericht tegen het besluit dat ziet op de inboedel
niet-ontvankelijk is, omdat eiseres zonder goede reden te laat was met het indienen van het bezwaar. Het college heeft het bezwaar dat is gericht tegen het besluit dat ziet op de tandartskosten ongegrond verklaard, omdat hiervoor geen plan van aanpak is gemaakt.
Ontvankelijkheid beroep
4. Eiseres heeft op 24 januari 2024 tijdig beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het bestreden besluit. Op 22 april 2024 heeft zij dit beroep ingetrokken. Op 23 april 2024 heeft de rechtbank de intrekking bevestigd. Op 21 mei 2024 heeft eiseres een nieuw beroep in deze zaak ingesteld. Vervolgens heeft eiseres op 27 mei 2024 laten weten het eerder ingetrokken beroep te willen voortzetten.
5. De rechtbank acht eiseres ontvankelijk in haar beroep en legt dat hieronder uit.
Een beroep kan schriftelijk worden ingetrokken.Een eenmaal ingetrokken beroep kan niet meer ongedaan worden gemaakt, tenzij er sprake is van aan betrokkene niet toe te rekenen omstandigheden waardoor zij in een situatie van dwaling verkeerde of blijkt van bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden door een ander om betrokkene te bewegen het beroep in te trekken.Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij door een medische ingreep in de war was en niet meer wist tegen wie zij procedeerde. Dit zijn geen omstandigheden waaruit een dergelijk wilsgebrek valt af te leiden, omdat die omstandigheden bij haarzelf liggen. Om te kunnen spreken van een wilsgebrek is inmenging van of toerekening aan een ander nodig of die ander had moeten ingrijpen. Dat is hier niet het geval. Dit betekent dat het beroep in principe is ingetrokken en niet kan worden behandeld. De tweede keer dat eiseres beroep heeft ingesteld, was zij daarmee te laat. Dit is reden voor een niet-ontvankelijkverklaring. Een niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege als er redenen zijn om te bepalen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.De rechtbank ziet in de door eiseres geschetste situatie uitzonderlijke omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding van eiseres in dit geval verschoonbaar is. Eiseres is vanwege een medische ingreep in de war geraakt en was hierdoor het overzicht kwijt. Eiseres heeft daardoor de rechtbank op verschillende momenten verkeerd ingelicht. Gebleken is dat zij vervolgens de gevolgen hiervan niet heeft kunnen overzien. Toen zij daar weer toe in staat was, heeft eiseres de rechtbank binnen een in dit geval door de rechtbank geaccepteerde termijn op de hoogte gebracht van haar wens het beroep voort te zetten. Dit maakt dat het beroep van eiseres ontvankelijk is. De rechtbank zal het beroep hieronder inhoudelijk behandelen.
De beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar tegen het besluit van
7 februari 2022, waarbij een vergoeding voor de inboedel in de vorm van een lening is toegekend, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en het bezwaar tegen de vergoeding van tandartskosten ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college eiseres in haar bezwaar tegen het besluit dat ziet op de inboedel terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken.Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het primaire besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaar is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.Van belang is dus wanneer het college het bezwaar van eiseres heeft ontvangen. Tussen partijen is niet in geschil dat het primaire besluit kort na 7 februari 2022 door eiseres moet zijn ontvangen. Eiseres heeft haar bezwaarschrift bijna anderhalf jaar later, op
17 mei 2023, bij het college ingediend. Eiseres heeft als reden opgegeven dat zij bezig was met haar gezondheid en zij heeft dit niet verder geconcretiseerd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze termijnoverschrijding echter dusdanig groot, dat het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift niet meer verontschuldigbaar kan zijn vanwege gezondheidsproblemen, met name omdat die gezondheidsproblemen door eiseres niet zijn verduidelijkt.Het beroep van eiseres slaagt op dit punt dus niet.
De vergoeding van de tandartskosten
9. Eiseres heeft om vergoeding van tandartskosten voor haar echtgenoot gevraagd. Het gaat om € 16.213,88 in verband met het plaatsen van implantaten. Het college heeft eiseres daarop gevraagd om de offerte te bespreken met haar huisarts en de zorgverzekering, zodat de mogelijkheden tot de meest geschikte oplossing konden worden beoordeeld.
10. Volgens het college heeft eiseres één offerte overgelegd en ontbreken andere brieven of documenten van (tand)artsen die de noodzaak van de behandeling bevestigen en waaruit blijkt welke behandeling het meest geschikt is. De noodzakelijke informatie is dus niet verstrekt. Hierdoor kon hij geen plan van aanpak voor de tandartskosten opstellen, wat reden is om die kosten niet te vergoeden.
11. Eiseres stelt dat zij aan het college voldoende informatie heeft verstrekt om een plan van aanpak op te stellen. Zij heeft de offerte voor implantaten overgelegd, waarna een medewerker van de gemeente met de tandarts van eiseres heeft gesproken. Op verzoek van die medewerker heeft eiseres bij de zorgverzekeraar nagevraagd wat die zou vergoeden. Volgens het college was een implantaat te duur en was een kunstgebit een goedkopere optie. Daar was eiseres het niet mee eens. Er werd niet op haar e-mails gereageerd en er is geen contact meer met eiseres opgenomen. Eiseres heeft meerdere keren geprobeerd contact op te nemen, maar zij is van het kastje naar de muur gestuurd. Omdat eiseres het idee had dat ze het zelf moest doen, is zij met haar echtgenoot naar Turkije gedaan om daar de implantaten te laten plaatsen.
12. De rechtbank stelt voorop dat het college bij het bepalen of hij brede ondersteuning toekent en, zo ja, in welke vorm, een eigen afweging kan maken en per geval kan bekijken wat passend is. Voor het toekennen van de vergoeding van de tandartskosten is een plan van aanpak nodig. Dat heeft het college aan de hand van de door eiseres gegeven informatie niet kunnen opstellen. Niet is gebleken dat eiseres aanvullende gegevens heeft overgelegd of contact heeft gehad over de stand van zaken van het tandartsbezoek. Bovendien heeft eiseres ervoor gekozen om alvast uitvoering aan de tandartsafspraak te geven, terwijl zij wist dat het college hier nog geen akkoord op had gegeven. Zij is dus zelf – zonder overleg met het college – tot het doen van deze uitgaven overgegaan. Eiseres wist waar zij voor deze kosten terecht kon en heeft er zelf voor gekozen om dit niet meer te doen. Het beroep slaagt dus niet.
13. Eiseres stelt dat een medewerker van de gemeente haar bij de eerste aanvraag vertelde dat de kosten voor zorg, zoals tandartskosten, wel vergoed worden. Voor zover eiseres hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, slaagt dit niet. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan alleen slagen als een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van betrokkene een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan.Dat een dergelijke verklaring door een medewerker van de gemeente is gedaan, is niet komen vast te staan. Het college heeft dit weersproken en eiseres heeft dit verder niet kunnen onderbouwen. Maar ook in het geval dat de door eiseres gestelde verklaring wel zou komen vast te staan, is de rechtbank van oordeel dat daarmee van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging dat eiseres in aanmerking komt voor vergoeding van de door haar gestelde tandartskosten, niet is gebleken.
14. Eiseres stelt verder dat de medewerker van de gemeente heeft gezegd dat kosten voor zorg, zoals tandartskosten, bij iemand anders wel door de gemeente zijn vergoed. Voor zover eiseres daarmee een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dit niet. Het gelijkheidsbeginsel verlangt dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij die behandeling objectief gerechtvaardigd is.Het lag op de weg van eiseres om aan te tonen dat de door de medewerker genoemde situatie gelijk was aan haar situatie, maar dat zij niet gelijk zijn behandeld. Dat heeft eiseres niet gedaan.
Het evenredigheidsbeginsel
15. Tot slot begrijpt de rechtbank het standpunt van eiseres dat zij geen nieuwe start kan maken en veel stress heeft ervaren zo dat zij daarmee een beroep doet op het evenredigheidsbeginsel.
15. Als uitgangspunt voor het evenredigheidsbeginsel geldt dat de voor eiseres nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
17. De rechtbank is, zoals ook de adviescommissie bezwaarschriften heeft overwogen, van oordeel dat toepassing van de brede ondersteuning in het geval van eiseres niet leidt tot schending van het evenredigheidsbeginsel. In dit geval berust het bestreden besluit op een discretionaire bevoegdheid. Het college heeft invulling gegeven aan zijn bevoegdheid en de keuze gemaakt om zorgvuldig om te gaan met het gemeenschapsgeld van waaruit het de brede ondersteuning betaalt. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank door het college een zorgvuldige afweging gemaakt door eerst een onderzoek te willen instellen om te bepalen of de tandartskosten verband hielden met de toeslagenaffaire en of sprake was van de goedkoopste adequate oplossing. Het is aan eiseres zelf te wijten dat zij onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek van het college en dat zij zonder nader overleg tandartskosten heeft gemaakt. Hierdoor had het college niet meer de mogelijkheid om zijn onderzoek juist uit te voeren. Bovendien heeft eiseres de tandartskosten kunnen betalen uit een schadevergoeding van € 30.000,-, zodat zij zich door de behandeling niet in de schulden hoefde te steken. Het college heeft het belang van het zorgvuldig besteden van het gemeenschapsgeld dan ook zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt daarom het beroep op het evenredigheidsbeginsel niet.