ECLI:NL:RBMNE:2025:1770

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11609088 \ LV EXPL 25-8
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning wegens ernstige overlast en buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, op 22 april 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woonstichting Centrada en [bewindvoeringskantoor] B.V., de bewindvoerder van huurder [A]. Centrada vorderde ontruiming van de woning van [A] op grond van ernstige overlast die hij veroorzaakte bij omwonenden en de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat [A] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, onder andere door het veroorzaken van structurele overlast en het zonder toestemming aanbrengen van aanpassingen aan de stroomvoorziening van de woning. Tevens vond er op 23 maart 2025 een explosie plaats bij de woning van [A], wat leidde tot de sluiting van de woning door de burgemeester. Centrada had herhaaldelijk geprobeerd om het gedrag van [A] te verbeteren, maar zonder resultaat. De kantonrechter oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van Centrada uitviel, gezien de ernst van de situatie en de onveiligheid voor omwonenden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 11609088 \ LV EXPL 25-8
Vonnis in kort geding van 22 april 2025
in de zaak van
DE STICHTING WOONSTICHTING CENTRADA,
gevestigd te Lelystad,
eisende partij,
hierna te noemen: Centrada,
gemachtigde: mr. L. Wanders,
tegen
[bewindvoeringskantoor] B.V.,handelend in zijn hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van de heer
[A],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [bewindvoeringskantoor] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 maart 2025 met producties 1 tot en met 23;
- het betekeningsexploot van 2 april 2025 van de akte aanvulling rechtsgronden met producties 24 tot en met 27.
1.2.
De zaak is op 8 april 2025 bij de kantonrechter besproken. Namens Centrada is de heer [B] – bewonersconsulent – verschenen, bijgestaan door mr. Wanders. [bewindvoeringskantoor] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.De feiten

2.1.
Centrada verhuurt met ingang van 5 september 2011 aan de heer [A] (hierna: [A] ) de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning). Onderdeel van de huurovereenkomst is een vaststellingsovereenkomst, waarin aanvullende voorwaarden zijn gesteld. Bij niet naleven van de (aanvullende) voorwaarden zou de huurovereenkomst ontbonden worden. Eén van de aanvullende voorwaarden was dat [A] een verplichting heeft om mee te werken aan een traject bij Iriszorg. In de periode voorafgaand het sluiten van de huurovereenkomst werd Centrada bekend dat [A] een verslavingsproblematiek had. Omdat [A] had aangegeven van zijn verslavingsproblematiek af te willen en om die reden mee wilde werken aan een traject bij Iriszorg, had Centrada ingestemd met het sluiten van de huurovereenkomst.
2.2.
Op de huurovereenkomst is het huurreglement van Centrada van toepassing.
2.3.
[A] staat onder beschermingsbewind bij [bewindvoeringskantoor] .
2.4.
Vanaf april 2023 en toenemend in intensiteit vanaf maart 2024 zijn bij Centrada diverse meldingen van omwonenden binnengekomen met betrekking tot (ernstige) overlast en incidenten veroorzaakt door [A] .
2.5.
Naar aanleiding van die meldingen en incidenten heeft Centrada diverse malen [A] uitgenodigd voor een gesprek om zijn woongedrag aan te passen. [A] is niet ingegaan op de uitnodigingen.
2.6.
In juli 2024 heeft Centrada [bewindvoeringskantoor] en de GGD benaderd om het (woon)gedrag van [A] te bespreken. Samen met de GGD is Centrada meerdere malen langs de woning van [A] geweest. [A] deed op die momenten de deur niet open en reageerde ook niet op de verzoeken om contact op te nemen met Centrada.
2.7.
Op 14 augustus 2024 heeft Centrada [A] weer een sommatiebrief gezonden, waarin [A] werd gesommeerd per direct zijn woongedrag aan te passen en geen overlast meer te veroorzaken. Na de sommatie was het een tijdje rustig.
2.8.
Begin 2025 ontvangt Centrada opnieuw meldingen over [A] .
2.9.
Naar aanleiding van de nieuwe meldingen en de verklaringen van de omwonenden heeft Centrada op 19 februari 2025 een buurtonderzoek gestart. Uit het onderzoek volgt dat [A] veel overlast veroorzaakt en de omwonenden voelen zich inmiddels niet veilig meer.
2.10.
Op dezelfde dag heeft Centrada van de wijkagent een email met foto’s ontvangen, waaruit blijkt dat [A] aanpassingen aan de stroomvoorziening in de woning heeft uitgevoerd.
2.11.
Op 4 maart 2025 heeft er een rondetafelgesprek tussen de wijkagent, de GGD, Centrada en Amethist (verslavingszorg) plaatsgevonden. [A] heeft niet gereageerd op de uitnodiging en was daarom niet aanwezig bij dat gesprek. Tijdens dat gesprek was afgesproken dat de GGD en Amethist op huisbezoek bij [A] zouden gaan en dat de politie zou nagaan of zij aannemelijk kon maken dat er sprake is van middelengebruik.
2.12.
Voordat het huisbezoek kon plaatsvinden kwamen er weer meldingen van omwonenden over (het gedrag van) [A] binnen.
2.13.
Op 7 maart 2025 heeft de gemachtigde van Centrada [A] verzocht de huurovereenkomst binnen vijf dagen vrijwillig op te zeggen. Dit, vanwege de structurele overlast die [A] veroorzaakt bij de omwonenden. Een afschrift van de brief is tevens naar [bewindvoeringskantoor] gezonden. [A] heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
2.14.
Na de sommatie van 7 maart 2025 is opnieuw een melding bij Centrada binnen gekomen. Ook is [A] op 24 maart 2025 veroordeeld voor mishandeling van een omwonende.
2.15.
Op 23 maart 2025 heeft er een explosie bij de woning van [A] plaatsgevonden.
2.16.
De gemeente heeft vanwege de explosie op 25 maart 2025 de woning van [A] op grond van artikel 174a van de Gemeentewet voor de duur van één week (tot 1 april 2025) gesloten.
2.17.
Op 31 maart 2025 heeft Centrada de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Centrada vordert samengevat - ontruiming van het pand aan de [adres] te [woonplaats] door [A] en met veroordeling van [A] in de proceskosten.
3.2.
Centrada legt aan de vordering – kort samengevat – het volgende ten grondslag. [A] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en het daarbij behorende huurreglement door structureel ernstige overlast te veroorzaken vanuit de woning en bij de omwonenden. Ook heeft [A] zonder toestemming aanpassingen in de woning gedaan. [A] gedraagt zich kortom niet als een goed huurder. Centrada heeft er alles aan gedaan om aan de overlast een einde te maken door het inschakelen van verschillende hulpinstanties (GGD, politie en Amthist) en zij heeft [A] diverse malen gewaarschuwd voor de gevolgen als hij zijn gedrag niet zou verbeteren. Nu [A] niet heeft gereageerd op de verzoeken om zijn gedrag aan te passen, heeft Centrada geen vertrouwen in dat [A] zijn gedrag zal verbeteren.
Daarnaast heeft Centrada de huurovereenkomst op 31 maart 2025 met een beroep op artikel 7:231 lid 2 alsmede artikel 6:267 BW buitengerechtelijke ontbonden. [A] zit daarom per 1 april 2025 zonder recht en titel in de woning.
3.3.
Op grond van het voorgaande vordert Centrada daarom vooruitlopend op een bodemprocedure de ontruiming van de woning. Centrada heeft spoedeisend belang bij haar vordering, omdat de verhouding tussen [A] en de omwonenden ernstig is verstoord. De omwonenden blijven ernstig overlast en hinder van [A] ondervinden, terwijl [A] zijn gedrag niet aanpast. De omwonenden voelen zich niet veilig en durven hun woning niet meer uit, omdat zij bang zijn voor [A] . Daar komt bij dat de aanpassingen die [A] aan de stroomvoorziening heeft gedaan zo snel mogelijk nagekeken moet worden door een deskundige, omdat dit tot levensgevaarlijke situatie kan leiden. Ook wenst Centrada de woning zo snel mogelijk weer tot haar beschikking te hebben zodat zij als sociaal verhuurster kan voldoen aan haar wettelijke plicht en taak.
3.4.
[bewindvoeringskantoor] is niet verschenen en heeft ook geen schriftelijk verweer gevoerd.
4. De beoordeling
De formele procespartij
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat een vordering die een persoon betreft wiens goederen onder bewind zijn gesteld, moet worden ingesteld tegen de bewindvoerder ter zake van kwesties die de onder het bewind gestelde goederen betreffen (artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). De Hoge Raad heeft op 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) geoordeeld dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten goederen zijn in de hiervoor bedoelde zin. Centrada heeft daarom terecht [bewindvoeringskantoor] als bewindvoerder van [A] gedagvaard. Centrada vordert in het petitum van de dagvaarding echter veroordeling van [A] . [A] is echter niet gedagvaard en [bewindvoeringskantoor] in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van [A] is aan te merken als formele procespartij. De veroordeling zal dan ook uitgesproken worden tegenover [bewindvoeringskantoor] in zijn hoedanigheid als bewindvoerder van [A] . Dat betekent dat de vordering moet worden afgewezen voor zover deze is gericht tegen [A] .
Verstekverlening
4.2.
Bij de dagvaarding zijn de bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek tegen [bewindvoeringskantoor] zal worden verleend. Dit betekent dat deze rechtszaak buiten de aanwezigheid van [bewindvoeringskantoor] gevoerd kan worden.
Het toetsingskader in dit kort geding
4.3.
In dit kort geding moet allereerst worden beoordeeld of Centrada een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van partijen niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwachten. Vervolgens moet worden beoordeeld of aannemelijk is dat de vordering van Centrada in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis geeft de kantonrechter alleen een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.4.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Spoedeisend belang
4.5.
Het vereiste spoedeisend belang is, gelet op de aard van de vordering en het daarover door Centrada gestelde, aanwezig. Dit betekent dat de vordering van Centrada inhoudelijk kan worden behandeld.
[bewindvoeringskantoor] moet de woning door [A] laten ontruimen
4.6.
Centrada heeft twee grondslagen aangevoerd op grond waarvan zij ontruiming van de woning heeft gevorderd, namelijk 1) tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, het huurreglement en de wet en 2) de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter zal de ontruiming op beide grondslagen toewijzen en hij overweegt daartoe als volgt.

De tekortkoming in nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, het huurreglement en de wet
4.7.
Centrada vordert in de eerste plaats ontruiming van de woning op grond van de tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, het huurreglement en de wet door [A] . Volgens Centrada veroorzaakt [A] ernstige overlast bij de omwonenden en heeft [A] zonder toestemming van Centrada aanpassingen in de woning gedaan. [A] heeft zich dan ook niet gedragen als een goed huurder. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:213 BW is een huurder verplicht zich ten aanzien van gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die overlast veroorzaken. In artikel 7 lid 11 van het huurreglement bij de huurovereenkomst is bepaald dat [A] zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast.
4.9.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is op basis van wat in de dagvaarding staat en de door Centrada in het geding gebrachte stukken in voldoende mate komen vast te staan dat [A] ernstige overlast bij de omwonenden veroorzaakt. Blijkens de door Centrada in het geding gebrachte stukken en verklaringen van de omwonenden wordt veelvuldig geklaagd over het ernstige overlast van [A] , dat al jaren speelt. Het betreft het gooien van een steen door de ruit van een auto van een omwonende, diverse handgemeen met omwonende(n) en in sommige gevallen met (ernstig) lichamelijk letsel tot gevolg en waarvoor [A] in sommige gevallen ook is veroordeeld, het spugen op omwonenden, het schreeuwen en schelden naar omwonenden, het plakken van verschillende (provocerende) teksten op zijn ramen waarin omwonenden belachelijk worden gemaakt, het vernielen van spullen van omwonenden, het hengelen met een hengel naar de onderbuurman en het bonken aan de deuren van omwonenden. Deze overlast hangt (vermoedelijk) samen met de drank- en drugsverslaving van [A] . Omwonenden geven aan zich onveilig te voelen en ook zo min mogelijk buiten hun woning te gaan, omdat zij bang zijn voor [A] . De klachten en het gevoel van de omwonenden wordt ook bevestigd in het door Centrada uitgevoerde buurtonderzoek van 19 februari 2025. Ondanks de diverse verzoeken van Centrada is de overlast door [A] niet minder geworden en/of opgehouden. Ook na tussenkomst van de GGD heeft dit niet geleid tot verbetering van het (woon)gedrag van [A] .
4.10.
Daarnaast heeft Centrada onderbouwd gesteld dat [A] zonder toestemming van Centrada aanpassingen aan de stroomvoorziening in de woning heeft aangebracht. Dat kan leiden tot levensgevaarlijke situaties, omdat dergelijke aanpassingen alleen door een deskundige gedaan mogen worden. Ook is [A] de aanvullende voorwaarde in de vaststellingsovereenkomst ten aanzien van het volgen van een traject bij Iriszorg, die onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst, niet nagekomen.
4.11.
Nu [bewindvoeringskantoor] niet is verschenen en hetgeen Centrada heeft aangevoerd niet heeft betwist, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van wat Centrada heeft gesteld.
4.12.
De kantonrechter stelt op basis van het voorgaande vast dat [A] met het veroorzaken van de overlast bij de omwonenden, de ongeoorloofde aanpassingen aan de stroomvoorziening in de woning en het niet nakomen van de afspraak uit de vaststellingsovereenkomst in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, het huurreglement en de wet. Dit zijn ernstige tekortkomingen. Te verwachten is dan ook dat de bodemrechter zal oordelen dat van Centrada in alle redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij de huurovereenkomst met [A] nog langer voortzet en de huurovereenkomst zal ontbinden. Vooruitlopend daarop kan de gevorderde ontruiming van de woning daarom in beginsel worden toegewezen.

De buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst
4.13.
Centrada vordert verder ontruiming van de woning op grond van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Daarbij heeft Centrada een beroep gedaan op artikel 7:231 lid 2 BW. Volgens Centrada verblijft [A] vanaf 1 april 2025 zonder recht en titel in de woning, omdat de huurovereenkomst op 31 maart 2025 buitengerechtelijke is ontbonden. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.14.
Vast staat dat Centrada de bevoegdheid toekwam de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, omdat de woning op last van de burgemeester voor de duur van één week (tot 1 april 2025) is gesloten in verband met het verstoren van de openbare orde overeenkomstig artikel 174a van de Gemeentewet. Op 23 maart 2025 heeft er namelijk een explosie bij de voordeur van de woning van [A] plaatsgevonden. Hierdoor is er brandschade aan het kozijn van de voordeur ontstaan. Niet gesteld of gebleken is dat de ontbinding in strijd is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan wel disproportioneel zou zijn. Daarbij is relevant dat de leefbaarheid in het geding is, aangezien de burgemeester na gedaan onderzoek de woning heeft gesloten vanwege de explosie die heeft plaatsgevonden bij de woning, waarbij eveneens het gevaar op herhaling niet kon worden uitgesloten. Ook volgt uit het onderzoek dat het aannemelijk is dat er een connectie was tussen het explosief en de woning van [A] en dat de explosie voor de woning van [A] bestemd was. Te verwachten is dan ook dat de bodemrechter zal oordelen dat Centrada de huurovereenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden en dat [A] aldus vanaf 1 april 2025 zonder recht en titel in de woning verblijft. Vooruitlopend daarop kan de gevorderde ontruiming van de woning daarom in beginsel worden toegewezen. Ook dit levert aldus een zelfstandige grond op voor ontruiming.

De belangenafweging
4.15.
Vervolgens moet in het kader van dit kort geding een belangenafweging worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van Centrada bij de ontruiming – de omwonenden weer een ongestoord huur- en woongenot en een veilige leefomgeving verschaffen en zij weer kan voldoen aan haar wettelijke plicht en taak als sociale verhuurster – en anderzijds de belangen van [A] om in de woning te blijven. Aannemelijk is dat [A] een algemeen belang heeft bij behoud van een dak boven zijn hoofd. De kantonrechter zal dit belang meewegen. Onduidelijk is echter welke (andere) belangen [A] heeft bij behoud van de woning. [A] heeft namelijk niet (schriftelijk) gereageerd en hij is ook niet op de mondelinge behandeling verschenen. Bij deze stand van zaken kan de kantonrechter bij zijn beslissing op de door Centrada ingediende vordering tot ontruiming van de woning geen rekening houden met eventuele andere belangen van [A] . Het onvoorspelbare gedrag van [A] - zonder enig zicht op verbetering - maakt dat de kantonrechter meer gewicht toekent aan de belangen van Centrada. De belangenafweging valt dus in het voordeel van Centrada uit.
4.16.
Omdat aannemelijk is dat in een bodemprocedure (de ontbinding van de huurovereenkomsten en) de ontruiming van de woning zal worden toegewezen en de belangenafweging in het voordeel van Centrada uitvalt, heeft Centrada recht en belang bij de ontruiming van de woning. De gevorderde ontruiming van de woning wordt dan ook toegewezen.
De ontruimingstermijn
4.17.
De termijn voor ontruiming wordt bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
De proceskosten
4.18.
[bewindvoeringskantoor] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Centrada worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,02
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
962,02
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna wordt vermeld in ‘de beslissing’.
Waarom wordt het vonnis uitvoerbaar voorraad verklaard?
4.20.
Centrada verzoekt het vonnis uitvoer bij voorraad te verklaren. [bewindvoeringskantoor] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vordering om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Evenmin zijn feiten en/of omstandigheden gebleken die aan toewijzing van deze vordering in de weg staan. Dit vonnis wordt daarom uitvoer bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding,
5.1.
veroordeelt [bewindvoeringskantoor] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , om de woning staande en gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] , binnen veertien dagen na betekening van het vonnis met alle zich daarin bevindende zaken te (doen) verlaten en te (doen) ontruimen en vervolgens ontruimd en verlaten te (doen) houden en onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Centrada te stellen,
5.2.
veroordeelt [bewindvoeringskantoor] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , in de proceskosten van € 962,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [bewindvoeringskantoor] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [bewindvoeringskantoor] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.
HHt/37278