7.3De rechtbank stelt vast dat het in onderhavige zaak op basis van het dossier niet duidelijk is of het bezwaar van eiseres tegen de integrale beoordeling de CWS aanleiding heeft gegeven die bezwaarprocedure af te wachten en de behandeling van de aanvraag om werkelijke schade aan te houden. Op basis van voorgaande beantwoording zou het een en ander echter volgens verweerder niet (meer) moeten leiden tot een aanhouding van de behandeling, nu sprake is van een beroep niet tijdig beslissen.
8. Uit de ontvangstbevestiging van de aanvraag van eiseres bij de CWS blijkt het de rechtbank echter ook dat de CWS volgens een stappenplan werkt. In de eerste stap wordt bekeken of er voldoende informatie is om de aanvraag te beoordelen. Als dat niet zo is, wordt de aanvrager daarover bericht. Uit stap twee blijkt dat de aanvrager een brief krijgt als wordt gestart met de behandeling van het verzoek. Uit stap 3 volgt dat er een toelichtingsgesprek plaatsvindt, als de aanvrager dat wenst. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier van geen enkele stap documentatie aanwezig is.
9. Gelet op hetgeen is weergegeven onder 7.1 tot en met 8 en gelet op het gegeven dat de stand van zaken omtrent de afhandeling van de aanvraag van eiseres bij de CWS op dit moment niet inzichtelijk is en eiseres niet gebaat is bij een voor verweerder te krappe besluitvormingstermijn, zal de rechtbank vooralsnog aansluiten bij de termijnen genoemd in de Afdelingsuitspraak.
8. Omdat er inmiddels twaalf weken zijn verstreken sinds verweerder het verweerschrift heeft ingediend, stelt de rechtbank de termijn waarop verweerder een besluit bekend moet maken op uiterlijk zes weken na verzending van deze uitspraak.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijn overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 50,- per dag dat de termijn overschreden worden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verwijst voor de onderbouwing hiervan naar de uitspraak van 25 oktober 2024.
Bestuurlijke dwangsom
10. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat in haar uitspraak van 20 november 2023 reeds is overwogen dat verweerder bij besluit
van 31 maart 2023 de maximale dwangsom van € 1.442,- heeft toegekend. De rechtbank zal zich hier dan ook verder niet over uitlaten.
Proceskosten en griffierecht
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.