4.3.1Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en 2
De hieronder weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een geschrift, zijnde een rapport uitleg procedure bevragingen door verdachte (inclusief bijlage, pagina 44-46), voor zover inhoudende:
De loggings die met het account van [verdachte] in de periode 01.07.2015 tot en met 01.07.2020 in de verschillende politiesystemen, waaronder BVl-IB, waren verricht, werden bij de afdeling Forensisch Digitale Opsporing (FDO) van De Landelijke Eenheid opgevraagd.
Na analyse van de BVI-IB loggings van [verdachte] bleek dat met zijn account, in de periode gelegen tussen 01.07.2015 en 01.07.2020,op 23 dagen 27 bevragingen/ raadplegingen in BVl-IB waren verricht ten aanzien van:
[E] (13x),
zijn zoon [F] (10),
het woonadres van [verdachte] [adres] te [woonplaats] (2x),
[G] (4x), zijnde partner van [verdachte] ,
Zichzelf (4x),
een persoon, genaamd [H] ,
een oom van [verdachte] , zijnde [I] ,
het kenteken [kenteken] van een voormalige personenauto van [verdachte] .
Een proces-verbaal betreffende [J] , (inclusief bijlagen, pagina 291-297), voor zover inhoudende:
Er werd onder andere onderzoek gedaan naar de data uit de bij [verdachte] in beslaggenomen
telefoon, de Samsung S6 met de IBN-code [IBN-code] Vanuit deze telefoon is een reeks WhatsApp chatgesprekken aangetroffen tussen [verdachte] en een persoon die in het chatgesprek staat vermeld als " [H] ".
Op 13-12-2017, vanaf 13:07:02 vinden er de volgende chatgesprekken plaats tussen [verdachte]
( [telefoonnummer] , privénummer) en [H] ( [telefoonnummer] ) (letterlijk weergegeven)
13-12-2017 13.17.02 - [telefoonnummer] @s.whatsapp.net: […] , dit is het tel nr , [telefoonnummer] als het nog werkt, betreft [J] Kenteke land rover [kenteken] Hoor het wel !Gr [H]
13-12-2017 13. 18:52 - [telefoonnummer] @s.whatsapp.net:Komt goed.. (…)
Uit de loggingbevragingen van [verdachte] blijkt dat twee dagen na de verstrekking van gegevens door [H] diverse gegevens en registraties van [J] door [verdachte] zijn bevraagd in het geautomatiseerde politiesysteem BVI-IB. Deze bevraging zijn rond 8 uur die morgen van 15 december 2017 gedaan.
Tweede bevraging [J]
Opvallend is dat op het dienstnummer van [verdachte] op 05-01-2018 wederom diverse bevragingen zijn gedaan rond de persoon [J] .
Een proces-verbaal van analyse bevraagde kentekens en entiteiten BVI-IB in de periode januari 2020-juli 2022, voor zover inhoudende:
Uit de totale loggegevens van BVI-IB, over een periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juli 2022, volgt dat er op drie verschillende data is geraadpleegd op de keno-sleutel ' [keno-sleutel 1] '. Dit betreft de keno-sleutel van [K] ( [K] , geboren op [1995] te [geboorteplaats] ).
Op 16 oktober 2020 heeft deze raadpleging vanaf de diensttelefoon plaatsgevonden. Op 26 oktober 2020 en op 12 november 2020 hebben deze raadplegingen vanaf een vaste werkplek
plaatsgevonden.
Uit de totale loggegevens van BVl-IB, over een periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juli 2022, volgt dat er op vijf verschillende data is geraadpleegd op verschillende schrijfwijzen voor de naam ' [K] '. Vermoedelijk werd hiermee bedoeld [K] (voornoemd).
Op 15 oktober 2020, 18 november 2021 en 6 december 2021 hebben deze raadplegingen vanaf de vaste werkplek plaatsgevonden Op 25 januari 2021 en op 7 juni 2021 hebben deze raadplegingen vanaf de diensttelefoon plaatsgevonden.
Uit de totale loggegevens van BVI-IB, over een periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juli 2022, volgt dat er op acht verschillende data is geraadpleegd op de naam ' [keno-sleutel 2] ', ' [keno-sleutel 2] ' en ' [keno-sleutel 2] '. Uit onderzoek blijkt dat deze keno-sleutel is gekoppeld aan de persoon:
[L] , geboren op [1974] te [woonplaats] .
Uit de totale loggegevens van BVI-IB, over een periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juli 2022, volgt dat er op vier verschillende data is geraadpleegd op het adres ' [straat] '. Uit de loggegevens volgt dat er op 15 maart 2022 en 11 april 2022 op het eigen adres van de verdachte is geraadpleegd.
Een proces-verbaal van aanvullend onderzoek aan de diensttelefoon van verdachte, inclusief bijlagen (pagina 253-266) voor zover inhoudende:
Op 13 april 2022 werd bij [verdachte] , hierna te noemen [verdachte] , zijn diensttelefoon met het nummer [telefoonnummer] inbeslaggenomen.
Tijdens de analyse van de genoemde data stuitte ik op een WhatsApp-gesprek tussen [verdachte] , diensttelefoonnummer [telefoonnummer] , met een persoon genaamd ' [M] .', met het telefoonnummer [telefoonnummer] . In het WhatsApp-gesprek wordt door ' [M] .' informatie over coronademonstraties en voetbalsupporters aan [verdachte] verstrekt. ' [M] .' lijkt te fungeren als tipgever van [verdachte] . In dit WhatsApp-gesprek vindt onder andere de volgende passage plaats:
(…)
18 november 2021, 09.31 uur (UTC+0) [verdachte] : Geef ff voorletter en geboortedatum
18 november 2021, 09.31 uur (UTC+0) [M] .: [nummer]
18 november 2021, 09.32 uur (UTC+0) [M] .: BSN
18 november 2021, 09.35 uur (UTC+0) [verdachte] . Niks bijzonders... wel gewoon vastgelegd.
Op 18 november 2021 heeft de gebruiker van het dienstnummer [dienstnummer] op een vaste werkplek [K] geraadpleegd. Genoemde tijdstippen van de loggegevens komen overeen met de tijdstippen van het WhatsApp-gesprek tussen de diensttelefoon van [verdachte] en [K] .
Een proces-verbaal betreffende [A] , voor zover inhoudende:
Gedurende het onderzoek naar [verdachte] zijn, over de periode 1 juli 2017 tot en met 30 augustus 2022, de loggings van de politiesystemen, waaruit de handelingen van het account [dienstnummer] in deze politiesystemen zou blijken, gevorderd.
Uit de loggings blijkt dat [A] is bevraagd op 24 januari 2021. Hierbij zijn in Bluespot de tabbladen van de persoon en antecedenten geselecteerd. Tevens is middels het tabblad SKDB, wat staat voor Strafrecht Keten DataBase, de persoon geselecteerd.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 januari 2025, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik in de tenlastegelegde periode de bevragingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, heb gedaan. Ik heb geen van de bevragingen vastgelegd, omdat ik het niet nodig vond.
Ik heb mijn oom bevraagd om te kijken of hij nog leefde en deze informatie heb ik met mijn familie gedeeld.
Ik heb de naam en het kenteken van [J] bevraagd en deze informatie gedeeld met mijn neef om hem te helpen.
Ik heb [K] bevraagd en hem vervolgens gerustgesteld door te zeggen dat er niets bijzonders over hem is vastgelegd.
4.3.2Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en wat op de terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast, die overigens tussen partijen niet ter discussie hebben gestaan.
Verdachte is per 1 oktober 1986 aangesteld als ambtenaar van de Nationale Politie. In verband met de benoeming van zijn ambt heeft verdachte de belofte van zuivering en de belofte vermeld in artikel 9 lid 1 van het Besluit Algemene Rechtspositie Politie afgelegd.
Verdachte was in de tenlastegelegde periode tot aan zijn aanhouding werkzaam als politieambtenaar bij de politie Eenheid Midden-Nederland in de functie van Senior Gebiedsgebonden Politie/wijkagent. Verdachte had als politieambtenaar onder andere toegang tot de politie-informatiesystemen BVI-IB, Bluespot en BHV. Vanwege zijn functie en voor de uitoefening van zijn werk was verdachte geautoriseerd om deze diverse politiesystemen te raadplegen. Hij beschikte daarvoor over gebruikersaccounts en wachtwoorden en zijn dienstnummer was [dienstnummer] .
Uit analyse van de logginggegevens van [dienstnummer] is gebleken dat met het account van verdachte in de periode van 7 juni 2017 tot en met 11 april 2022 diverse bevragingen zijn verricht in de politiesystemen die (mogelijk) niet werkgerelateerd zijn. Dit gaat om bevragingen van zijn eigen gegevens (naam, BSN-nummer en adres), zijn eigen kenteken, zijn vrouw, oom en neef, [J] , [K] , [E] , [F] , [B] , [L] , [D] , [C] en [A] . Geen van de bevragingen heeft verdachte vastgelegd in het politiesysteem. Dit deed hij naar eigen zeggen alleen wanneer het nodig was. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting erkend dat hij in de tenlastegelegde periode de hiervoor genoemde bevragingen heeft gedaan. Verdachte heeft deze bevragingen gedaan vanaf een vaste werkplek of via zijn telefoon.
Computervredebreuk (feit 1)
Beoordelingskader
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte ten aanzien van de hiervoor genoemde bevragingen gebruik heeft gemaakt van zijn gebruikersnaam en/of wachtwoord met een ander doel dan waarvoor deze aan hem waren verstrekt. Met andere woorden, waren deze bevragingen wederrechtelijk? Het zich onbevoegd toegang verschaffen levert wederrechtelijkheid op. Daarvan is bijvoorbeeld sprake wanneer men zich buiten de opgedragen (wettelijke) taak toegang verschaft tot een (deel van een) geautomatiseerd werk of wanneer men zich daartoe toegang heeft verschaft zonder dat er enig verband is met de destijds als werknemer verrichte werkzaamheden.Kortom, is sprake geweest van werkgerelateerde bevragingen die binnen de grenzen van zijn functie passen, of niet.
Uit de Politiewet 2012 volgt dat politiegegevens slechts mogen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak als bedoeld in artikel 3 van de Politiewet. Het gaat daarbij om daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Dit brengt mee dat politieambtenaren een ruime bevoegdheid hebben om in het kader van hun functie de politiesystemen te bevragen. Het is ook van groot belang dat politieambtenaren niet alleen die ruime bevoegdheid hebben, maar ook dat zij zich vrij voelen om bevragingen te doen (ook als dit buiten eigen werkgebied of buiten werktijd valt). De systemen mogen nooit voor privézaken of voor eigen nieuwsgierigheid of van een ander geraadpleegd worden.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat de politieambtenaar zijn bevoegdheid om politiesystemen te bevragen alleen maar gebruikt in het kader van de uitoefening van de politietaak. De rechtbank neemt dan ook als uitgangspunt dat de door een politieambtenaar gedane bevragingen werkgerelateerd zijn en dus binnen de verkregen autorisatie vallen. Slechts ingeval er sprake is van omstandigheden die maken dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij het doel van een bevraging, mag van een politieambtenaar worden verwacht dat hij uitlegt waarom hij een dergelijke bevraging heeft gedaan. De politieambtenaar moet door een concrete, verifieerbare en onderbouwde verklaring alsnog aannemelijk maken dat de bevraging noodzakelijk is geweest voor de uitoefening van de functie en niet voor privézaken of voor eigen nieuwsgierigheid of die van een ander.
In het licht van het voorgaande zal de rechtbank in deze zaak moeten beoordelen of bepaalde bevragingen al dan niet onder de strafbaarstelling van computervredebreuk vallen.
Privébevragingen en bevragingen familie, [E] , [F] , [L] en [K]
Ten aanzien van het bevragen van zijn eigen gegevens (naam, BSN-nummer, adres en kenteken) verklaarde verdachte dat hij niet meer (precies) wist waarom hij deze bevragingen had gedaan. Aangezien verdachte daarnaast over deze bevraging ook niets heeft vastgelegd, kan de rechtbank niet vaststellen dat deze bevragingen werkgerelateerd waren en daarmee enig dienstbelang hadden.
Wat betreft een aantal bevragingen heeft verdachte zelf verklaard dat hij deze bevragingen deed voor privédoeleinden, en dus zonder dienstbelang. Zo verklaarde hij dat hij zijn oom en neef bevroeg om te achterhalen of zijn oom nog in leven was en om te weten wanneer zijn neef jarig was.
Ten aanzien van de bevragingen van [E] heeft verdachte verklaard dat hij hem meerdere malen heeft bevraagd in de politiesystemen, omdat hij niet met de verkeerde mensen om wilde gaan en wilde weten of [E] – met wie hij bevriend was - zich bezighield met criminele activiteiten. Verder bevroeg hij om dezelfde reden ook de zoon van [E] , [F] .
Als hij zou zien dat vader en/of zoon mogelijk bij criminele activiteiten waren betrokken zou hij het contact verbreken. Een soortgelijke verklaring gaf verdachte ten aanzien van de bevragingen van [L] . Hij kende [keno-sleutel 2] vanuit zijn functie als wijkagent en kwam wel eens bij hem langs. Hij bevroeg [keno-sleutel 2] , zodat hij wist of hij daar nog steeds langs kon gaan en om te voorkomen dat hij door zijn omgang met [keno-sleutel 2] iets, bijvoorbeeld een lopend onderzoek, zou verstoren.
Ten aanzien van de bevraging van [J] heeft verdachte verklaard dat hij dit deed voor zijn neef, omdat hij wilde weten op wiens naam de auto stond.
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze bevragingen dus heeft verricht voor privédoeleinden, zonder dienstbelang.
Verdachte heeft verklaard dat hij de bevraging van [K] had uitgevoerd in het kader van zijn werkzaamheden.
Uit het dossier en de verklaring van verdachte blijkt dat [K] voor verdachte fungeerde als tipgever en hem vaak nuttige informatie verstrekte voor zijn werk. Over het raadplegen van [K] verklaarde verdachte dat [K] hem gevraagd had of er iets bijzonders over hem was vastgelegd omdat hij in Rotterdam gecontroleerd was door de politie. Verdachte heeft hem vervolgens bevraagd om dit te bekijken. De rechtbank is van oordeel dat het raadplegen van de politiesystemen met als doel het informeren van een derde, een ander doel is dan waarvoor hem de inloggegevens zijn verstrekt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn gebruikersaccount de hiervoor genoemde bevragingen in de politie-informatiesystemen heeft gedaan, telkens met een ander doel dan waarvoor dat gebruikersaccount aan hem ter beschikking stond. In alle gevallen ging het om bevragingen voor privéaangelegenheden, bevragingen waarvan verdachte niet meer wist waarom hij deze had gedaan en/of bevragingen waarvoor verdachte geen concrete, verifieerbare en onderbouwde verklaring heeft gegeven waaruit blijkt dat de bevragingen noodzakelijk waren voor de uitoefening van zijn functie.
Verdachte wist dat het verboden was om de politie-informatiesystemen te gebruiken, voor zover dat gebruik niet relevant was voor de uitoefening van zijn werkzaamheden, maar heeft zich daardoor niet laten weerhouden. Hierdoor heeft verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de beveiliging van de politie-informatiesystemen doorbroken met een ander doel dan het uitvoeren van zijn werkzaamheden. De rechtbank merkt dit aan als het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk in de zin van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het gebruik maken van inloggevens voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vallen, merkt de rechtbank aan als het gebruik maken van een valse sleutel in de zin van artikel 138ab, eerste lid, sub c Sr. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde computervredebreuk.
Partiële vrijspraak bevragingen [A] , [B] , [C] en [D]
Anders dan de officieren van justitie acht de rechtbank de wederrechtelijkheid van de bevragingen van [A] , [B] , [C] en [D] niet bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij [A] op 24 januari 2021 had bevraagd omdat hij hem overgedragen had gekregen uit de wijk en dat hij de bevraging heeft gedaan om te controleren of de vorige wijkagent het juiste verhaal vertelde. Uit het dossier volgt nog wel een eerdere bevraging uit mei 2017 die niet-werkgerelateerd was (namelijk in verband met een bedreiging door een derde tegen verdachte), maar die bevraging valt buiten de ten laste gelegde periode.
Verdachte heeft ten aanzien van de bevragingen van [B] , [C] en [D] verklaard dat hij deze personen had bevraagd omdat hij hen afzonderlijk bij [naam] , het werkgebied van verdachte, had gezien en [naam] een plaats was waar veel criminele activiteiten plaatsvonden.
Gelet op voormelde verklaringen van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat deze bevragingen werkgerelateerd waren en niet alleen voor privé doeleinden of uit nieuwsgierigheid zijn gedaan. De rechtbank is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat de bevragingen evident niet werkgerelateerd waren of daartoe in een te ver verwijderd verband stonden en de verdachte de bevragingen daarom onbevoegd heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte om deze reden hiervan partieel vrijspreken.
Schending ambtsgeheim (feit 2)
Daarnaast ziet de rechtbank zich ten aanzien van de bevragingen van de oom en neef van verdachte, [J] , [K] en [B] voor de vraag gesteld of verdachte de bevraagde informatie heeft gedeeld met onbevoegde derden. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, met uitzondering van de bevragingen van de neef van verdachte en [B] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij informatie over zijn oom heeft opgezocht om te kijken of hij nog in leven was en dat hij deze informatie vervolgens met zijn familie heeft gedeeld. Ook heeft verdachte verklaard dat hij, op verzoek van zijn neef, gegevens van [J] heeft bevraagd en de verkregen informatie met zijn neef heeft gedeeld.
Zoals bij de bespreking van feit 1 al is overwogen, heeft verdachte verklaard dat [K] voor hem fungeerde als tipgever en hem nuttige informatie voor zijn werk verstrekte. Over het raadplegen van [K] verklaarde verdachte dat [K] hem gevraagd had of er iets bijzonders over hem was vastgelegd omdat hij in Rotterdam gecontroleerd was door de politie. Verdachte heeft hem vervolgens bevraagd om dit te bekijken en heeft [K] vervolgens medegedeeld: “niks bijzonders…wel gewoon vastgelegd”. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat met het enkele doorgeven dat er een registratie is opgemaakt op de naam van [K] , al sprake is van het schenden van het ambtsgeheim. Verdachte deelt hiermee namelijk informatie uit politiesystemen die hem bekend is uit hoofde van zijn functie als politieambtenaar en die niet beschikbaar is voor onbevoegde derden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte bovengenoemde informatie heeft verstrekt aan onbevoegde derden.
Dit geldt niet voor hetgeen ten laste is gelegd over de bevraagde gegevens van de neef van verdachte en [B] . Het kan niet worden vastgesteld dat verdachte informatie over zijn neef met derden heeft gedeeld
Voor de bevraging van [B] geldt dat in Sky encrochat berichten op een PGP-telefoon, door verdachte geraadpleegde en geprinte informatie over [B] is aangetroffen. Hoewel vaststaat dat verdachte [B] heeft bevraagd in de politiesystemen en deze informatie heeft geprint, kan op basis van het dossier niet vastgesteld worden dat verdachte degene is geweest die (een foto van) deze informatie heeft gedeeld met derden. Het alternatieve scenario van verdachte, inhoudende dat hij de print heeft laten slingeren en dat mogelijk iemand anders (een foto van) de print heeft gedeeld met derden, kan de rechtbank op basis van het dossier niet uitsluiten. De rechtbank zal verdachte dan ook van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.