ECLI:NL:RBMNE:2025:1593

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
UTR 24/3470
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de ontvankelijkheid van bezwaar tegen uitgifte garageabonnementen door de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, die in een bepaalde wijk woont, had een parkeervergunning en wilde deze inruilen voor een garageabonnement bij een specifieke garage. Na een aanvraag ontving hij op 15 november 2023 een brief van het Hoofd Vergunningen waarin hem een abonnement werd toegewezen, maar hij was het niet eens met het gehanteerde tarief. Eiser maakte bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de brief volgens hen geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze niet-ontvankelijk verklaring behandeld op 24 februari 2025. De rechtbank oordeelde dat de brief van 15 november 2023 geen besluit was, omdat het niet voldeed aan de criteria van een publiekrechtelijke rechtshandeling. De rechtbank concludeerde dat beslissingen over de uitgifte van garageabonnementen geen besluiten zijn in de zin van de Awb, en dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Eiser kreeg geen gelijk en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3470

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. C. Ligthart).

Inleiding

1. Eiser woont in [wijk] en heeft een parkeervergunning voor [locatie 1] Eiser wil gebruik gaan maken van de mogelijkheid om zijn parkeervergunning in te ruilen voor een garageabonnement bij [garage] in [locatie 2] . Eiser heeft daartoe een aanvraag ingediend.
2. Bij brief van 15 november 2023 heeft het Hoofd Vergunningen van de gemeente Utrecht meegedeeld dat eiser een abonnement toegewezen krijgt voor [garage] met ingang van 1 december 2023. Eiser wordt verzocht de bijgevoegde stallingsovereenkomst te ondertekenen en terug te sturen.
3. Eiser is het niet eens met het door het college gehanteerde tarief voor het garageabonnement. Volgens eiser moet een stallingstarief gehanteerd worden dat geldt voor [locatie 2] en niet een stallingstarief dat geldt voor [locatie 1] Eiser maakt daarom bezwaar.
4. Bij besluit van 29 februari 2024 heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift van eiser zich niet richt tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van eisers bezwaar.
6. De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De brief van 15 november 2023 is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en dus is het maken van bezwaar niet mogelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
8. Eisers is het er niet mee eens dat zijn bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser voert aan dat de toewijzing van het parkeergarageabonnement, waarbij tevens is vastgesteld dat hij gebruik mag maken van de speciale regeling voor parkeervergunninghouders die hun parkeervergunning willen inwisselen, een publiekrechtelijk rechtshandeling gericht op rechtsgevolg is. Het gaat immers niet om een willekeurige burger die een abonnement op parkeergarage [garage] aanschaft. Eiser maakt gebruik van artikel 25 van de Nadere regel uitgifte parkeervergunningen en garageplaatsen gemeente Utrecht (hierna: Beleidsregel). Deze Beleidsregel is alleen voor houders van een parkeervergunning toegankelijk. Een pregnant voorbeeld hiervan is dat rekening gehouden wordt met de omstandigheid of de aanvrager een bewoner of onderneming is. Het publiekrechtelijk rechtsgevolg is dat eiser gebruik mocht maken van de Beleidsregel en dus zijn reeds toegewezen parkeervergunning mocht inwisselen tegen toewijzing van een parkeerplek in [garage] .
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Uit de Awb volgt dat alleen bezwaar gemaakt kan worden tegen een besluit. Op grond van artikel 1:3 van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
11. Niet in geschil is dat de brief van 15 november 2023 een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is en dat sprake is van rechtsgevolgen (en dus een rechtshandeling). Partijen zijn verdeeld over de vraag of er sprake is van een publiekrechtelijke rechtshandeling.
12. De hoofdregel is dat een rechtshandeling publiekrechtelijk is als zij is gebaseerd op een publiekrechtelijke grondslag. In de regel is daarvan sprake als het bestuursorgaan haar bevoegdheid ontleent aan een specifiek wettelijk voorschrift.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is daar voor de uitgifte van garageabonnementen, anders dan voor de uitgifte van parkeervergunningen, geen sprake van. De verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren 2014 (de Verordening) bevat namelijk geen regeling voor de uitgifte van garageabonnementen. Ook artikel 25 van de Beleidsregel is niet aan te merken als een specifiek wettelijk voorschrift. Artikel 25 van de Beleidsregel biedt weliswaar de mogelijkheid om een garageabonnement aan te vragen, maar regelt niet de daadwerkelijke uitgifte daarvan. Nog los daarvan is de Beleidsregel niet aan te merken als een wet in formele of een wet in materiële zin.
14. In uitzonderingsgevallen is een rechtshandeling ook publiekrechtelijk als de beslissing wordt genomen binnen een aan het bestuursorgaan toegekende publieke taak. [1]
15. Een dergelijk uitzonderingsgeval doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de gemeente bij de uitgifte van garageabonnementen handelt vanuit haar publieke taak. De gemeente gebruikt de parkeergarage weliswaar om de parkeerdrukte op straat te verlichten en heeft daarmee dus een publiek belang voor ogen, maar dat betekent niet dat het daarmee ook haar (publieke) taak is geworden om parkeergarages te exploiteren. Het is de rechtbank opgevallen dat de gemeente ervoor kiest om de aanvraag voor een garageabonnement hetzelfde te beoordelen als de aanvraag voor een parkeervergunning. Dat de procedurele regels voor het aanvragen van een garageabonnement worden beheerst door een publiekrechtelijke regeling (de Beleidsregel), betekent echter niet dat de beslissing die daaruit volgt ook een besluit is. Dit wordt onderstreept door het feit dat art 25 van de Beleidsregel weliswaar de mogelijkheid voor een aanvraag voor een garageabonnement biedt, maar dat voor het daadwerkelijk verkrijgen van het abonnement een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten tussen de gemeente en een betrokkene.
16. Ook vanuit een oogpunt van rechtsbescherming ziet de rechtbank geen aanleiding om de beslissing van het college om de aanvraag voor een garage abonnement toe te wijzen als een besluit aan te merken.
17. De conclusie is dat beslissingen over de uitgifte van garageabonnementen geen besluiten in de zin van de Awb zijn en er dus geen bezwaar tegen open staat. Het college heeft het bezwaar van eiser daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt dan ook niet. De redenen waarom eiser het niet eens is met het gehanteerde tarief voor het garageabonnement en zijn overige bezwaren komen in deze uitspraak dus ook niet aan bod.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Het college heeft eisers bezwaar tegen de verwijdering van zijn plaatsing op de wachtlijst voor een garageabonnement terecht niet-ontvankelijk verklaard. Omdat eiser geen gelijk krijgt, krijgt hij het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592