ECLI:NL:RBMNE:2025:1588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
AWB 24/11676 en AWB 24/1677
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier met als doel humanitair niet tijdelijk

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘humanitair niet tijdelijk’. De minister heeft deze aanvraag op 6 december 2023 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 17 juli 2024 bevestigd. Eiseres heeft beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 24 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en haar partner aanwezig waren.

Eiseres had eerder een verblijfsvergunning die geldig was tot 28 september 2017, maar deze is ingetrokken na een verblijf van acht maanden buiten de EU. De minister heeft de aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning afgewezen omdat eiseres niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat er familieleven is tussen eiseres en haar partner, maar dat dit niet voldoende is om vrijstelling van het mvv-vereiste te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging door de minister in het nadeel van eiseres uitvalt, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikt.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de minister het mvv-vereiste terecht heeft tegengeworpen. De rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en bepaalt dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11676 en AWB 24/11677 (vovo)
uitspraak van de voorzieningenrechter en de enkelvoudige kamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K.S. Jap A Joe),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1]
(gemachtigde: mr. M. Lubbe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘humanitair niet tijdelijk’.
2. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 6 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, haar partner [A] en de gemachtigde van de minister.

Wat aan de aanvraag vooraf ging

3. Eiseres had een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar toenmalige echtgenoot die geldig was tot 28 september 2017. Nadat eiseres haar toenmalige echtgenoot had verlaten heeft de minister eiseres met ingang van 18 juli 2017 een verblijfsvergunning verleend met als doel ‘niet tijdelijk humanitair’ die geldig was tot 18 juli 2022. Eiseres is 20 februari 2021 naar Marokko gereisd en heeft daar acht maanden verbleven. Doordat zij 8 maanden buiten de EU heeft verbleven, heeft zij haar hoofdverblijf naar buiten Nederland verplaatst. Hierdoor voldeed zij niet langer aan de beperking van haar verblijfsvergunning. Die verblijfsvergunning is daarom bij besluit van 12 juli 2021 ingetrokken. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is bij besluit van 12 december 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet-verschoonbaar te laat is ingediend. Dat besluit staat in rechte vast. Eiseres heeft ook een aanvraag ingediend voor verlenging van haar (ingetrokken) verblijfsvergunning. Deze aanvraag is afgewezen bij besluit van 11 oktober 2022. Ook deze afwijzing staat in rechte vast.

Besluitvorming

4. Op 25 januari 2023 heeft eiseres onderhavige aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning met als doel ‘humanitair niet tijdelijk’. Zij heeft in het aanvraagformulier aangekruist dat zij een verblijfsvergunning zonder machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) wenst, omdat de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning is verlopen. Op 7 september 2023 heeft de minister een herstelverzuim ‘humanitair niet tijdelijk’ geboden. Op 17 oktober 2023 heeft de minister weer een herstelverzuim geboden. De reden hiervoor is dat de verblijfsvergunning van eiseres is ingetrokken en de minister eerder niet had onderkend dat op eiseres het mvv-vereiste van toepassing is. Eiseres heeft op 31 oktober 2023 schriftelijk gereageerd.
5. De minister heeft de aanvraag van eiseres vervolgens afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige mvv. Volgens de minister is er familieleven tussen eiseres en haar partner [A] en heeft zij privéleven in Nederland. Eiseres wordt van het mvv-vereiste echter niet vrijgesteld, omdat de belangenafweging die de minister heeft gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM in haar nadeel uitvalt.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres procesbelang
8. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij deze procedure.
9. De minister heeft hierover gesteld dat eiseres Nederland heeft verlaten en op 12 september 2024 in Oostenrijk asiel heeft aangevraagd. De minister gaat er van uit dat ze daarom geen prijs meer stelt op de reguliere verblijfsvergunning. De minister heeft hierover ter zitting ook nog aanvullend gesteld, dat eiseres vrijstelling wenst van het mvv vereiste en een beroep doet op artikel 8 EVRM, maar wel naar Oostenrijk is vertrokken en de uitkomst van de onderhavige procedure niet afwacht. Volgens de gemachtigde van eiseres heeft zij belang bij het verkrijgen van vrijstelling van het mvv vereiste en daarmee procesbelang.
10. De onderhavige procedure gaat over het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier met de daarbij behorende rechten. Dat eiseres asiel heeft aangevraagd in Oostenrijk betekent niet dat zij geen belang meer heeft bij een oordeel over de verblijfsvergunning regulier. De rechtbank vindt in dit verband mede van belang dat de partner van eiseres op zitting heeft verklaard dat eiseres hem heeft verteld dat ze terug wil naar Nederland. De rechtbank is van oordeel dat eiseres wel procesbelang heeft bij deze procedure. De tegenwerping van de minister dat eiseres vrijstelling wenst voor het mvv vereiste, maar wel naar Oostenrijk kan reizen en daar asiel aanvraagt, maakt het oordeel niet anders. De tegenwerping van het mvv vereiste staat immers ter inhoudelijke beoordeling nu aan de rechtbank voor en daar kan niet op vooruit gelopen worden.
Is er sprake van beschermenswaardig gezins- en privéleven?
11. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is, dat er familieleven is tussen eiseres en haar partner [A] en dat er sprake is van privéleven. Het geschil gaat over de vraag of dat privé- en gezinsleven beschermenswaardig is, zodat eiseres vrijstelling krijgt voor het mvv-vereiste.
Het antwoord daarop hangt af van de vraag of uitzetting van eiseres in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Als hier sprake van is, wordt ze vreemdeling vrijgesteld van het mvv-vereiste. [2] Om dit te bepalen, dient de minister alle relevante feiten en omstandigheden te betrekken en dient hij deze tot uitdrukking te brengen in een belangenafweging. [3] Bij de beantwoording van de vraag of artikel 8 van het EVRM in een bepaald geval een inmenging in het privéleven, familie- of gezinsleven van de vreemdeling rechtvaardigt, dient er een ‘fair balance’ te worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds en het algemeen belang van de Staat anderzijds. Bij deze afweging komt aan de minister een zekere beoordelingsruimte toe.
Over het meewegen van het belang van privéleven
12. Ter zitting heeft de gemachtigde nader toegelicht dat de gronden van beroep met name zien op de weging door de minister van het privéleven. Volgens eiseres heeft de minister dit belang onvoldoende meegewogen. Eiseres immers heeft 10 jaar lang rechtmatig verblijf in Nederland gehad en is hier geworteld. Ze heeft hier vrienden en haar partner leren kennen. Door haar verleden stond eiseres wat betreft de worteling op achterstand, omdat ze eerst in een relatie zat waar ze niet naar buiten mocht. Vervolgens is ze uit die relatie gevlucht en uiteindelijk heeft ze zelfstandig in [plaats] in een appartement gewoond en kon ze zichzelf redden in de Nederlandse samenleving.
13. De rechtbank merkt als eerste op dat wanneer het privéleven wordt opgebouwd tijdens een periode waarin de verblijfsrechtelijke status onzeker is, en de vreemdeling zich van de onzekerheid van zijn verblijfsstatus bewust was, dat privéleven alleen in uitzonderlijke gevallen kan leiden tot een verplichting tot het laten voortzetten van dat privéleven. [4]
14. De minister heeft vastgesteld dat eiseres 10 jaar lang een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad en dat zij door zijn besluit privéleven niet meer in Nederland kan uitoefenen. Volgens de minister is deze inmenging echter toegestaan, omdat eiseres in die 10 jaar een beperkt sociaal netwerk in Nederland heeft opgebouwd. De minister heeft bij zijn beoordeling de eigen verklaring van eiseres betrokken, dat zij alleen contact heeft met de familie van haar partner. Verder heeft de minister betrokken dat eiseres slechts korte tijd werk heeft gehad en ook geen vrijwilligerswerk heeft gedaan of een opleiding heeft gevolgd. Ook is eiseres meerdere keren gezakt voor haar inburgeringsexamen. De rechtbank is van oordeel dat de minister dit allemaal in het nadeel heeft mogen laten meewegen, omdat uit niets blijkt dat eiseres zich in Nederland op sociaal en/of maatschappelijk terrein heeft begeven. Van een sterke band met Nederland is ook niet gebleken. De minister heeft verder niet ten onrechte in dit verband overwogen dat eiseres het grootste deel van haar leven in Marokko heeft gewoond en daarom in Marokko nog privéleven heeft of dat kan opbouwen. Daarbij heeft de minister haar langdurige vrijwillige terugkeer naar Marokko in 2021 kunnen betrekken.
Ook heeft de minister in het nadeel mogen meewegen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij over een eigen inkomen beschikt waardoor de kans groot is dat eiseres een beroep zal doen op algemene middelen, zoals gezondheidszorg en infrastructuur en wellicht onderwijs.
De stelling van eiseres dat zij hier vrienden heeft en langer heeft gewerkt, heeft zij niet onderbouwd.
Het betoog van eiseres dat ze beperkt werd in het wortelen in de Nederland doordat ze vast zat in een huwelijk waaruit ze heeft moeten vluchten, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat in de hoorzitting andere redenen worden genoemd die de beperkte worteling zouden verklaren. Zo is daar vermeld dat ze geen vrijwilligerswerk heeft kunnen doen, omdat haar taalniveau te laag was, dat ze twee keer is gezakt voor haar inburgeringsexamen en dat ze geen opleiding heeft gevolgd wegens gebrek aan geld. Bovendien is eiseres al in 2017 bij haar ex-partner weg gegaan en is niet gebleken dat ze sindsdien wel een opleiding heeft gevolgd, heeft gewerkt of een vriendenkring heeft opgebouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de minister hiermee alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en niet ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat de belangenafweging ten aanzien van het gezinsleven ook in het nadeel van eiseres uitvalt. De minister heeft ook hierbij in het voordeel laten meewegen dat eiseres hier tien jaar rechtmatig verblijf heeft gehad. Maar daar staat tegenover dat eiseres in Nederland gezinsleven is gaan uitoefenen terwijl zij niet beschikte over rechtmatig verblijf. De minister heeft dit in haar nadeel mogen laten meewegen. De minister heeft bij zijn weging verder ook mogen betrekken dat de relatie tussen eiseres en haar partner pril is. Onder die omstandigheden mag van eiseres verwacht worden dat zij terugkeert naar Marokko om een mvv aan te vragen en daar haar inburgeringsexamen te doen. Te meer omdat zij zelfstandig eerder al eens voor de duur van 8 maanden naar Marokko is gegaan. Ook het economisch belang van de Nederlandse Staat weegt zwaar. Eiseres heeft niet aangetoond over een eigen inkomen te beschikken waardoor de kans groot is dat eiseres een beroep zal doen op algemene middelen, zoals gezondheidszorg en infrastructuur en wellicht onderwijs. Dat het onbehoorlijk is van de minister dat hij eiseres tegenwerpt geen bewijs overgelegd te hebben over haar financiële situatie volgt de rechtbank niet. De minister heeft eiseres namelijk bij brief van 17 oktober 2023 gevraagd om bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt van voldoende middelen van bestaan voor kosten van levensonderhoud tijdens verblijf in Nederland en bewijsstukken van het inkomen van referent. Eiseres heeft die bewijsstukken niet ingediend, terwijl dat wel op haar weg lag. De minister heeft daarom ook in het nadeel mogen laten meewegen dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij of haar partner over voldoende middelen van bestaan beschikken om in haar levensonderhoud te voorzien.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister het mvv-vereiste mocht tegenwerpen en dat artikel 8 van het EVRM daaraan niet in de weg staat. Het bestreden besluit blijft daarom in stand.
17. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank nu op het beroep heeft beslist.
18. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Artikel 3.71, tweede lid, onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Paragraaf B7/3.8 en B9/14 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4278)