ECLI:NL:RBMNE:2025:1565

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
16.198813.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met zware mishandeling tot gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met zware mishandeling tot gevolg. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 200 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 7 augustus 2022 in Amersfoort, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer met een hamer aanviel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, maar dat de verdachte wel opzettelijk handelde met de intentie om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het slachtoffer had geleden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een laag recidiverisico. De rechtbank legde een straf op die de ernst van de feiten recht deed, maar ook rekening hield met de achtergrond van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.198813.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.A.M. Bouwhuis en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, naar voren hebben gebracht. De benadeelde partij [slachtoffer] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:primair:op 7 augustus 2022 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven;
subsidiair: op 7 augustus 2022 te Amersfoort samen met een ander [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair:op 7 augustus 2022 te Amersfoort samen met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2:op 7 augustus 2022 te Amersfoort openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , terwijl het door haar gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 impliciet subsidiair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële vrijspraak bepleit van het onderdeel voorbedachte raad uit de tenlastelegging. Voor het overige heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1, primair
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het onderdeel voorbedachte raad, moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren. In de ochtend, rond 10:00 uur, heeft verdachte een eerste confrontatie met aangever. Verbalisanten horen verdachte tijdens die confrontatie tegen aangever zeggen dat aangever ‘uit de buurt moet blijven van haar dochter’. Verdachte zegt tegen de verbalisanten dat als het aan hen ligt aangever ‘ervan langs zou krijgen’ en er vroeg of laat gewonden vallen. Zij gaat naar huis en legt naar eigen zeggen een hamer in de buddyseat van haar scooter omdat zij onderweg naar de stad haar vader zou gaan helpen met het ophangen van een schilderij. Vader ontkracht dit verhaal later en zegt tegen verbalisanten dat hij ‘alle schilderijtjes altijd zelf ophangt’ en zijn dochter daar niet voor gevraagd heeft. Ook zijn in de telefoon van verdachte gesprekken gevonden waarin verdachte schrijft dat hij (aangever) nu duidelijk weet dat verdachte op hem blijft jagen. Verdachte en medeverdachte verklaren dat zij onderweg naar de stad op zoek waren naar hun (stief)dochter en dat verdachte toevallig aangever tegenkwamen op een bankje bij de [straat 1] . Zij heeft de locatie vervolgens aan medeverdachte doorgegeven.
Uit de omstandigheid dat verdachte een hamer had meegenomen en verdachten mogelijk op zoek waren naar aangever, zou enig vooropgezet plan kunnen worden afgeleid. Net als de raadsman en de officier van justitie acht de rechtbank desondanks niet wettig bewezen dat de verdachten tevoren daadwerkelijk samen het plan hadden opgevat om aangever van het leven te beroven en ook niet van een moment van kalm en rustig beraad. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de verklaringen van verdachten blijkt dat verdachte en aangever eerst in gesprek zijn gegaan met elkaar, dat verdachte vervolgens bozer en bozer werd, van haar scooter afstapte en slaande bewegingen maakte met haar armen richting het hoofd en het lichaam van aangever. Vervolgens heeft verdachte een klauwhamer gepakt uit de buddyseat van haar scooter en heeft zij daarmee geslagen. Ondertussen was medeverdachte erbij gekomen, die aangever heeft vastgepakt en naar de grond heeft gebracht. Verdachte heeft zelf gezegd dat aangever haar had bedreigd en toen bij haar “het lampje” uitging waarna ze met de hamer is gaan slaan. De rechtbank overweegt dat als de verdachten van te voren een plan hadden gemaakt om aangever dood te slaan met een hamer, het eerst voeren van een gesprek en discussie en het eerst slaan zonder hamer geen logische volgorde is. De rechtbank ziet hierin een contra-indicatie die het aannemen van voorbedachte raad vóór of op het moment dat verdachte ter plaatse komt in de weg staat. De rechtbank ziet ook geen bewijs voor een moment van beraad bij verdachte voordat zij met de hamer ging slaan. Weliswaar haalt verdachte tijdens de discussie met aangever op enig moment de hamer uit de buddyseat van haar scooter, maar dat moet in een kort ogenblik zijn gebeurd. Aangever zegt hierover dat
“zij ineens uit de buddyseat van haar scooter een klauwhamer pakte en direct op mij begon in te slaan”Ook tussen de verschillende slagmomenten die elkaar snel opvolgden, zit naar het oordeel van de rechtbank geen moment van kalm beraad.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het handelen van de verdachten het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat zij moet worden vrijgesproken van poging tot moord.
Bewijsmiddelen feit 1, impliciet subsidiair en feit 2 [1]
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2022
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag (de rechtbank begrijpt: 7 augustus 2022), omstreeks 14:00 uur, zat ik op een bankje bij [straat 2] ter hoogte van de [straat 1] (de rechtbank begrijpt: in Amersfoort ). Ik zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte] ), ieder op een eigen scooter, naar mij toe rijden. Ik zag dat zij ineens uit de buddyseat van haar scooter een klauwhamer pakte en direct op mij begon in te slaan. Zij sloeg met kracht op mijn hoofd. Ik voelde direct pijn. Ik zag dat [medeverdachte] ook naar mij toe kwam en mij bij de keel greep. Hij sloeg zijn arm om mijn keel en werkte mij naar de grond. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bleef slaan met de hamer op mijn hoofd, bovenbenen en balzak. Ik zag en voelde dat [medeverdachte] naast mij stond en op mijn hoofd trapte. [2]
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2022
Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 augustus 2022 deed ik, verbalisant, onderzoek aan het filmfragment dat aan de politie was overhandigd door getuige [getuige 2] . Dit filmfragment bevat de beelden van de mishandeling van [slachtoffer] op 7 augustus 2022 omstreeks 14:00 uur op de [straat 1] te Amersfoort . Op het moment van bovenstaand screenshot staan beide verdachten, aangever, en de getuige nog alle vier. Na twee seconden is te zien, zoals op onderstaand screenshot weergegeven, dat aangever ten val komt. Op exact het moment van vallen is te zien dat verdachte [verdachte] een hamer in de lucht houdt met haar rechter hand. Zodra aangever op de grond ligt, is te zien dat verdachte [verdachte] , met de hand waarin zij de hamer vast heeft, slaande bewegingen naar beneden maakt. Tevens is te zien dat terwijl aangever op de grond ligt, door verdachte [medeverdachte] circa tien slagen met de rechter vuist worden toegebracht op aangever. [3] Verdachte [medeverdachte] schopt met zijn rechterbeen tegen het hoofd van de gebukt zittende aangever.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 augustus 2022
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het moment dat ik de vechtpartij zag was toen de man, die van de scooter, de jongen van het bankje pakte en hem op de grond slingerde. ik zag de man van de scooter met zijn vuisten op het hoofd van de jongen stompte. [4]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 9 augustus 2022
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Terwijl hij dit deed bleef de vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) met de hamer op het slachtoffer inslaan, ik zag dat ze dit al schreeuwend deed. lk zag heel erg duidelijk dat ze op zijn hoofd, ter hoogte van zijn slaap, sloeg. ik zag dat de vrouw hard sloeg. [5]
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 21 maart 2025 [6]
De rechtbank heeft tijdens het bekijken van de bewegende beelden van getuige [getuige 5] waargenomen dat verdachte [verdachte] tijdens het slaan met de hamer roept: ‘ik sla je dood’ en ‘ik sla je hartstikke dood’.
Een geschrift, te weten productie 6 van de vordering van de benadeelde partij, inhoudende een brief van het UMC Utrecht, afdeling Spoedeisende hulp, d.d. 7 augustus 2022
Conclusie
Trauma, mishandeling met hamer op aangezicht, met als gevolg:
1. Uitgebreid ossaal aangezichtsletsel sinus frontales beiderzijds en orbita dak rechts, waarbij een los fragment contact heeft met de oogbol rechts t.h.v. de rectus superior aanhechting, zonder aantoonbare laceratie van de oogbol. [7]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris, d.d. 23 mei 2024
Ik heb zestig hechtingen over de bovenkant van mijn hoofd heen gehad en ik heb zes stalen platen in mijn hoofd. Dat komt doordat ik een deuk in mijn voorhoofd/schedel had van die hamerkop. Het was verbrijzeld. Ze hebben mijn hoofdhuid moeten openmaken en daardoor heb ik die zestig hechtingen op mijn hoofd. In de winter, als het koud is, heb ik last van die platen in mijn hoofd. Heel erg in het begin had ik ook heel veel pijn in mijn hoofd. Verder heb ik nog steeds last van een spier in mijn rechterooglid. Mijn rechterooglid gaat niet helemaal goed meer open. Ik moest terug naar de dokter om de krammetjes uit mijn hoofd te laten halen. Het deed ook pijn om die krammetjes eruit te halen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Opzet – bewezenverklaring impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag
Verdachte heeft tijdens een conflict een hamer ter hand genomen en heeft aangever daar zeker tien keer mee hard op zijn hoofd, ook in de buurt van zijn slaap, geslagen. Ook heeft zij tijdens het slaan geroepen ‘ik sla je (hartstikke) dood’. Uit de handelingen van verdachte en haar woorden tijdens het slaan met de hamer blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld, en op dat moment dus vol opzet had op de dood van aangever.
Medeplegen
Terwijl verdachte met de hamer sloeg, heeft de medeverdachte aangever vastgepakt, vastgehouden, op de grond gegooid en vervolgens gestompt en getrapt. Hieruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank gaat er vanuit dat de deuk in de schedel van aangever is ontstaan door het slaan van verdachte met de hamer. Verdachte is hiervoor twee keer geopereerd en heeft blijvend letsel opgelopen. Gelet op de aard van het letsel, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de blijvende gevolgen kan dit zonder meer als zwaar lichamelijk letsel worden bestempeld.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1, impliciet subsidiair
op 7 augustus 2022 te Amersfoort , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededader voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- vervolgens met een hamer, op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- tegelijkertijd meermalen met vuisten op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt en tegen het hoofd heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 7 augustus 2022 te Amersfoort , openlijk, te weten aan de [straat 1] , en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] vast te pakken en vast te houden en
- vervolgens met een hamer, op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en
- vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en
- tegelijkertijd meermalen met vuisten op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te stompen en op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] te trappen;
terwijl het/dit door haar gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De onder feit 1, impliciet subsidiair en onder feit 2 bewezen verklaarde gedragingen, leveren in die mate een samenhangend, zich op hetzelfde moment afspelend feitencomplex op, dat verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt. Met betrekking tot de tenlastegelegde feiten is daarom sprake van eendaadse samenloop, zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1, impliciet subsidiair
medeplegen van poging tot doodslag
en
Feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Door de verdediging is een beroep gedaan op psychische overmacht. Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Het moet gaan om uitzonderlijke omstandigheden die met zich brengen dat naleving van een strafrechtelijke norm redelijkerwijs niet gevergd kan worden. Onder omstandigheden kan het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht [8] .
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Ter terechtzitting is stilgestaan bij de beweegredenen van verdachte om aangever aan te vallen. Zij was wanhopig en gefrustreerd doordat haar toen 16-jarige dochter een relatie had met aangever, een aanzienlijk oudere, dakloze, man. Uit de verklaringen van de wijkagenten blijkt dat verdachte hemel en aarde heeft bewogen om hulp te krijgen voor haar dochter, maar hulpverlening niet van de grond kwam door de hulpweigering van de dochter. Bij de rechter-commissaris heeft één van de wijkagenten verklaard dat verdachte wanhopig en radeloos was. De rechtbank begrijpt de wanhoop en frustratie van verdachte maar deze rechtvaardigt niet dat verdachte het recht in eigen hand nam. Weliswaar handelde zij in een heftige gemoedsbeweging die voortkwam uit haar wanhoop en frustratie, maar zij had daartegen naar het oordeel van de rechtbank weerstand kunnen en moeten bieden. Daarom wordt het beroep op psychische overmacht verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een gerechtvaardigd beroep op psychische overmacht, acht de rechtbank niet noodzakelijk een gedragsdeskundige aan te wijzen, zoals voorwaardelijk is verzocht.
Er is verder geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het reclasseringsrapport waarin wordt geadviseerd om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en verzocht om dat advies op te volgen. De raadsman heeft daarnaast gevraagd om oog te hebben voor vergelding tegen de achtergrond van verontschuldigbaarheid van de dader. Het verzoek is om een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met haar partner proberen om een ander van het leven te beroven en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft het slachtoffer met een klauwhamer aangevallen en hem daarmee keer op keer hard op zijn hoofd geraakt. De medeverdachte heeft het slachtoffer vastgehouden terwijl verdachte het slachtoffer met de hamer sloeg en heeft hem geschopt en geslagen tegen het hoofd en zijn lichaam. Dat het slachtoffer niet is overleden, komt alleen doordat omstanders tijdig hebben ingegrepen. Het letsel voor het slachtoffer is aanzienlijk. Het slachtoffer heeft een uitgebreide schedelbreuk opgelopen. Ter behandeling van deze schedelbreuk heeft het slachtoffer een operatie ondergaan waarbij permanente stalen platen in zijn hoofd zijn geplaatst. Ook heeft het slachtoffer een litteken op zijn hoofd en op zijn voorhoofd. Nog altijd heeft het slachtoffer regelmatig pijnlijke steken in zijn hoofd, met name als het kouder weer is, vanwege de stalen platen. Hier zal hij de rest van zijn leven mee moeten leven. Daarnaast kan het rechteroog van het slachtoffer niet meer wijd open. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat zij op geen enkel moment heeft stilgestaan bij de gevolgen voor het slachtoffer. Zij heeft enkel gedacht aan haarzelf door de frustratie en wanhoop volledig te botvieren op het slachtoffer met alle gevolgen van dien. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat zij het recht in eigen hand heeft genomen en op klaarlichte dag, op een drukke plek in Amersfoort , het slachtoffer heeft aangevallen. Het moet voor omstanders beangstigend zijn geweest om deze geweldsexplosie te aanschouwen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 februari 2025, waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
Over verdachte is door de reclassering een briefrapport opgesteld op 10 maart 2025. Daaruit blijkt dat er veel beschermende factoren zijn in het leven van verdachte. Zo heeft zij een steunend netwerk, vast werk, geen problemen op het gebied van huisvesting en financiën en wordt een laag recidive-risico gezien. Psychosociale factoren zoals een emotie- en agressieregulatie spelen geen rol bij het delict. In het briefrapport wordt benadrukt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk wordt geacht gelet op de mogelijk ingrijpende gevolgen voor verdachte.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft vanuit wanhoop en frustratie het slachtoffer aangevallen met een hamer. Hoewel de rechtbank het voorstelbaar vindt dat verdachte en de medeverdachte gevoelens van boosheid richting het slachtoffer hadden, is dergelijke vorm van eigenrichting volstrekt ontoelaatbaar. Het feit dat iemand in een benarde, frustrerende situatie zit, geeft nooit het recht om het heft in eigen hand te nemen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de (blijvende) gevolgen voor het slachtoffer en het feit dat in deze zaak sprake is van eigenrichting is in beginsel een zeer forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd op z’n plaats. De rechtbank zal echter afwijken van het opleggen van een dusdanig lange gevangenisstraf, gelet op de zeer lange aanloop en geschiedenis met betrekking tot het slachtoffer, de hulpvragen die verdachte ook bij de politie heeft neergelegd, het laag ingeschatte recidiverisico en dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op van 6 maanden met aftrek van het voorarrest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 200 uur. Als verdachte deze taakstraf niet (goed) verricht, staan hier 100 dagen vervangende hechtenis tegenover.
De rechtbank neemt geen beslissing over het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis, zodat de schorsing door blijft lopen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 16.026,-. Dit bedrag bestaat uit € 1026,- materiële schade en € 15.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gevraagde materiële schade volledig toe te wijzen en de gevraagde immateriële schade te matigen naar € 10.000,-.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd voor wat betreft de materiële schade de medische kosten, het eigen risico en de kleding niet-ontvankelijk te verklaren en de immateriële schade te matigen tot € 3.000,-.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. Voor wat betreft de medische kosten maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en stelt de schade vast op € 50,-. De post daggeldvergoeding is onderbouwd en de rechtbank zal deze post, te weten € 38,-, toewijzen.
De post ten aanzien van het eigen risico wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet is onderbouwd. De post kleding is onderbouwd, maar de rechtbank ziet geen causaal verband met de bewezen verklaarde feiten aangezien niet duidelijk is dat de kleding onbruikbaar is geworden, zodat ook deze post niet-ontvankelijk verklaard wordt.
Voor zover de vordering niet-ontvankelijk is verklaard, kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Uit het dossier en de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde partij fors lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een deuk in zijn schedel waarna de schedel moest worden opengemaakt, stalen platen in zijn hoofd zijn geplaatst en de bovenkant van zijn hoofd met zestig hechtingen is gehecht, die later weer verwijderd moesten worden. De benadeelde partij heeft veel pijn gehad en moet voortaan leven met metalen platen in zijn hoofd. Ook gaat zijn rechterooglid niet helemaal meer open. Mede gelet op andere schadevergoedingsbedragen die bij schedelletsel wordt toegekend, acht de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade in dit geval billijk.
Totaal
Het toegewezen bedrag, te weten € 15.088,-, wordt verhoogd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.088,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 110 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij en/of haar mededader heeft voldaan aan een van de hun opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 55, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, impliciet subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 15.088,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 15.088,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 100 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of haar mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door O. Böhmer, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. B. Grünfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen, en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten schedelletsel (een deuk in de schedel) en/of één of meerdere wonden in het gezicht heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/te trappen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , tezamen en in vereniging, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen, en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestompt/geslagen en/of tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
zij op of omstreeks 7 augustus 2022 te Amersfoort , in elk geval in Nederland, openlijk, te weten aan de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens) meermalen met een hamer, althans een hard en zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, meermalen met voornoemde hamer op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
- ( tegelijkertijd) meermalen met vuisten in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te stompen/te slaan en/of op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/te trappen; terwijl het/dit door haar gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of (een) deuk(en) in de schedel en/of (een) snijwond(en) in het gelaat en/of aan/op het hoofd voor die [slachtoffer]
ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 oktober 2023, genummerd 20230829.1352.4059, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 191. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 33 & 34.
3.Pagina 88.
4.Pagina 165.
5.Pagina 169-171.
6.In de zin van artikel 339, eerste lid en onder 1, Sv.
7.Pagina 11-13 van de vordering benadeelde partij [slachtoffer] .
8.Vgl. HR 6 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR1146