4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1, primair
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het onderdeel voorbedachte raad, moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat zij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het volgende naar voren. In de ochtend, rond 10:00 uur, heeft verdachte een eerste confrontatie met aangever. Verbalisanten horen verdachte tijdens die confrontatie tegen aangever zeggen dat aangever ‘uit de buurt moet blijven van haar dochter’. Verdachte zegt tegen de verbalisanten dat als het aan hen ligt aangever ‘ervan langs zou krijgen’ en er vroeg of laat gewonden vallen. Zij gaat naar huis en legt naar eigen zeggen een hamer in de buddyseat van haar scooter omdat zij onderweg naar de stad haar vader zou gaan helpen met het ophangen van een schilderij. Vader ontkracht dit verhaal later en zegt tegen verbalisanten dat hij ‘alle schilderijtjes altijd zelf ophangt’ en zijn dochter daar niet voor gevraagd heeft. Ook zijn in de telefoon van verdachte gesprekken gevonden waarin verdachte schrijft dat hij (aangever) nu duidelijk weet dat verdachte op hem blijft jagen. Verdachte en medeverdachte verklaren dat zij onderweg naar de stad op zoek waren naar hun (stief)dochter en dat verdachte toevallig aangever tegenkwamen op een bankje bij de [straat 1] . Zij heeft de locatie vervolgens aan medeverdachte doorgegeven.
Uit de omstandigheid dat verdachte een hamer had meegenomen en verdachten mogelijk op zoek waren naar aangever, zou enig vooropgezet plan kunnen worden afgeleid. Net als de raadsman en de officier van justitie acht de rechtbank desondanks niet wettig bewezen dat de verdachten tevoren daadwerkelijk samen het plan hadden opgevat om aangever van het leven te beroven en ook niet van een moment van kalm en rustig beraad. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de verklaringen van verdachten blijkt dat verdachte en aangever eerst in gesprek zijn gegaan met elkaar, dat verdachte vervolgens bozer en bozer werd, van haar scooter afstapte en slaande bewegingen maakte met haar armen richting het hoofd en het lichaam van aangever. Vervolgens heeft verdachte een klauwhamer gepakt uit de buddyseat van haar scooter en heeft zij daarmee geslagen. Ondertussen was medeverdachte erbij gekomen, die aangever heeft vastgepakt en naar de grond heeft gebracht. Verdachte heeft zelf gezegd dat aangever haar had bedreigd en toen bij haar “het lampje” uitging waarna ze met de hamer is gaan slaan. De rechtbank overweegt dat als de verdachten van te voren een plan hadden gemaakt om aangever dood te slaan met een hamer, het eerst voeren van een gesprek en discussie en het eerst slaan zonder hamer geen logische volgorde is. De rechtbank ziet hierin een contra-indicatie die het aannemen van voorbedachte raad vóór of op het moment dat verdachte ter plaatse komt in de weg staat. De rechtbank ziet ook geen bewijs voor een moment van beraad bij verdachte voordat zij met de hamer ging slaan. Weliswaar haalt verdachte tijdens de discussie met aangever op enig moment de hamer uit de buddyseat van haar scooter, maar dat moet in een kort ogenblik zijn gebeurd. Aangever zegt hierover dat
“zij ineens uit de buddyseat van haar scooter een klauwhamer pakte en direct op mij begon in te slaan”Ook tussen de verschillende slagmomenten die elkaar snel opvolgden, zit naar het oordeel van de rechtbank geen moment van kalm beraad.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het handelen van de verdachten het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat zij moet worden vrijgesproken van poging tot moord.
Bewijsmiddelen feit 1, impliciet subsidiair en feit 2
Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 7 augustus 2022
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Vandaag (de rechtbank begrijpt: 7 augustus 2022), omstreeks 14:00 uur, zat ik op een bankje bij [straat 2] ter hoogte van de [straat 1] (de rechtbank begrijpt: in Amersfoort ). Ik zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte] ), ieder op een eigen scooter, naar mij toe rijden. Ik zag dat zij ineens uit de buddyseat van haar scooter een klauwhamer pakte en direct op mij begon in te slaan. Zij sloeg met kracht op mijn hoofd. Ik voelde direct pijn. Ik zag dat [medeverdachte] ook naar mij toe kwam en mij bij de keel greep. Hij sloeg zijn arm om mijn keel en werkte mij naar de grond. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bleef slaan met de hamer op mijn hoofd, bovenbenen en balzak. Ik zag en voelde dat [medeverdachte] naast mij stond en op mijn hoofd trapte.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 augustus 2022
Verbalisant [verbalisant] heeft in het proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 12 augustus 2022 deed ik, verbalisant, onderzoek aan het filmfragment dat aan de politie was overhandigd door getuige [getuige 2] . Dit filmfragment bevat de beelden van de mishandeling van [slachtoffer] op 7 augustus 2022 omstreeks 14:00 uur op de [straat 1] te Amersfoort . Op het moment van bovenstaand screenshot staan beide verdachten, aangever, en de getuige nog alle vier. Na twee seconden is te zien, zoals op onderstaand screenshot weergegeven, dat aangever ten val komt. Op exact het moment van vallen is te zien dat verdachte [verdachte] een hamer in de lucht houdt met haar rechter hand. Zodra aangever op de grond ligt, is te zien dat verdachte [verdachte] , met de hand waarin zij de hamer vast heeft, slaande bewegingen naar beneden maakt. Tevens is te zien dat terwijl aangever op de grond ligt, door verdachte [medeverdachte] circa tien slagen met de rechter vuist worden toegebracht op aangever.Verdachte [medeverdachte] schopt met zijn rechterbeen tegen het hoofd van de gebukt zittende aangever.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 augustus 2022
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het moment dat ik de vechtpartij zag was toen de man, die van de scooter, de jongen van het bankje pakte en hem op de grond slingerde. ik zag de man van de scooter met zijn vuisten op het hoofd van de jongen stompte.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 9 augustus 2022
Getuige [getuige 4] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Terwijl hij dit deed bleef de vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) met de hamer op het slachtoffer inslaan, ik zag dat ze dit al schreeuwend deed. lk zag heel erg duidelijk dat ze op zijn hoofd, ter hoogte van zijn slaap, sloeg. ik zag dat de vrouw hard sloeg.
De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 21 maart 2025
De rechtbank heeft tijdens het bekijken van de bewegende beelden van getuige [getuige 5] waargenomen dat verdachte [verdachte] tijdens het slaan met de hamer roept: ‘ik sla je dood’ en ‘ik sla je hartstikke dood’.
Een geschrift, te weten productie 6 van de vordering van de benadeelde partij, inhoudende een brief van het UMC Utrecht, afdeling Spoedeisende hulp, d.d. 7 augustus 2022
Conclusie
Trauma, mishandeling met hamer op aangezicht, met als gevolg:
1. Uitgebreid ossaal aangezichtsletsel sinus frontales beiderzijds en orbita dak rechts, waarbij een los fragment contact heeft met de oogbol rechts t.h.v. de rectus superior aanhechting, zonder aantoonbare laceratie van de oogbol.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] door de rechter-commissaris, d.d. 23 mei 2024
Ik heb zestig hechtingen over de bovenkant van mijn hoofd heen gehad en ik heb zes stalen platen in mijn hoofd. Dat komt doordat ik een deuk in mijn voorhoofd/schedel had van die hamerkop. Het was verbrijzeld. Ze hebben mijn hoofdhuid moeten openmaken en daardoor heb ik die zestig hechtingen op mijn hoofd. In de winter, als het koud is, heb ik last van die platen in mijn hoofd. Heel erg in het begin had ik ook heel veel pijn in mijn hoofd. Verder heb ik nog steeds last van een spier in mijn rechterooglid. Mijn rechterooglid gaat niet helemaal goed meer open. Ik moest terug naar de dokter om de krammetjes uit mijn hoofd te laten halen. Het deed ook pijn om die krammetjes eruit te halen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Opzet – bewezenverklaring impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag
Verdachte heeft tijdens een conflict een hamer ter hand genomen en heeft aangever daar zeker tien keer mee hard op zijn hoofd, ook in de buurt van zijn slaap, geslagen. Ook heeft zij tijdens het slaan geroepen ‘ik sla je (hartstikke) dood’. Uit de handelingen van verdachte en haar woorden tijdens het slaan met de hamer blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld, en op dat moment dus vol opzet had op de dood van aangever.
Medeplegen
Terwijl verdachte met de hamer sloeg, heeft de medeverdachte aangever vastgepakt, vastgehouden, op de grond gegooid en vervolgens gestompt en getrapt. Hieruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank gaat er vanuit dat de deuk in de schedel van aangever is ontstaan door het slaan van verdachte met de hamer. Verdachte is hiervoor twee keer geopereerd en heeft blijvend letsel opgelopen. Gelet op de aard van het letsel, de noodzaak tot medisch ingrijpen en de blijvende gevolgen kan dit zonder meer als zwaar lichamelijk letsel worden bestempeld.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.