ECLI:NL:HR:2011:BR1146

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01721
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest in cassatie betreffende voorbereidingshandelingen voor moord met terroristisch oogmerk en psychische overmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2011 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor moord en doodslag met een terroristisch oogmerk. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De zaak kwam voort uit een eerdere veroordeling van de verdachte, die samen met anderen plannen had gemaakt om politici in Nederland te doden. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde onder psychische overmacht, beïnvloed door angst voor medeverdachten. Het Hof had echter geoordeeld dat de groepsdynamiek en de persoonlijkheid van de verdachte niet als enige van buiten komende drang konden worden aangemerkt, wat leidde tot de verwerping van het beroep op psychische overmacht. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door de invloed van de groepsdynamiek niet mee te wegen in de beoordeling van de psychische overmacht. De Hoge Raad benadrukte dat de persoonlijkheid van de verdachte wel degelijk relevant is in deze context. De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van psychische overmacht in strafzaken, vooral in situaties waarin groepsdruk en angst een rol spelen. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof, waar de verdachte de kans krijgt om zijn verweer opnieuw aan te voeren.

Uitspraak

6 december 2011
Strafkamer
Nr. 10/01721
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 november 2009, nummer 22/001605-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.C.G. Meijer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op
art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring van feit 2.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van april 2005 tot en met 14 oktober 2005 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om
- moord en/of doodslag, zulks telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, te plegen op één of meer politici uit Nederland,
voor te bereiden en/of te bevorderen:
- gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van één of meer van die misdrijven aan zich of anderen heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft (gehad) waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van één of meer van die misdrijven,
immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededaders:
- één of meer vuurwapens in hun bezit gehad (te weten een AGRAM 2000 met bijbehorende munitie, een geluiddemper, een (op een) CZ, type Vz-61 Scorpion (gelijkend voorwerp) en/of een revolver en/of
- één of meer van voormelde vuurwapens vervoerd en/of
- met een vuurwapen (in een bos) geschoten, en/of
- gasmaskers in hun/zijn bezit gehad en/of
- bivakmutsen in zijn bezit gehad en/of
- computers en/of CD-roms voorhanden gehad met daarop één of meer bestanden, bevattende instructies voor het maken en/of gebruiken van wapens en/of explosieven (waaronder een zogenaamde bomgordel en instructies voor het ombouwen van een mobiele telefoon tot afstandsbediening) en/of giffen en/of instructies met betrekking tot (militaire) training en/of gevechtstechnieken en/of overlevingstechnieken en/of de werkwijze van politie en veiligheidsdiensten (Bouwstenen van naties.doc (onder meer bevattende het document: "Hoe kan ik mijzelf ontwikkelen voor de Jihad"), (in een map/folder genaamd: i3dad:) 0475-1.ram en 19.zip/thacom_an_booad.doc, veiligheid.doc) en/of
- bijeenkomsten gehouden en/of overleg gevoerd en/of
- op afgeschermde wijze met elkaar gecommuniceerd via internet en/of e-mail (ondermeer via één speciaal daarvoor aangemaakte e-mail account) en/of
- een telefoongesprek gevoerd met een medewerkster van een apotheek waarin wordt gevraagd welke mensen die in de Tweede Kamer werken in die apotheek komen en wat hun adressen zijn en/of
- een lijst gemaakt en/of geprint en/of voorhanden gehad met namen en adressen van politici (van ondermeer de heren Zalm, Balkenende en Wilders en van de dames Hirsi Ali en Griffith) en/of
- een briefje gemaakt en voorhanden gehad met daarop (gecodeerd) de namen en adressen van politici (te weten van de heren Weisglas, Van der Vlies, Marijnissen en Dittrich) en/of
- een afscheidsboodschap (een zogenaamd zelfmoordtestament) opgenomen/gemaakt en in het bezit gehad met als kennelijke doel deze boodschap openbaar te (laten) maken na de uitvoering van voornoemd(e) misdrij(f)(ven), ondermeer inhoudende een filmopname van [betrokkene 3] met op de achtergrond een (op een) automatisch vuurwapen (gelijkend voorwerp), waarbij [betrokkene 3] ondermeer de volgende (Arabische) teksten uitspreekt: "Ik verricht deze daad uit vrees voor de straf van God de verhevene" en/of "Wij moeten ons vandaag voorbereiden om te sterven" en "Toen ik deze daad verrichtte, deed ik dat en had de overtuiging dat ik de juiste "Manhaj" volgde" en "mijn boodschap aan de regering: Het is de boodschap van onze profeet () Toen hij zei: "ik heb jullie de slachting gebracht". Sheikh Osama Bin Laden, moge Allah hem behoeden, heeft jullie regelmatig en veelvuldig gewaarschuwd. Sheikh de Moejahid Ayman Al Zawahiri heeft jullie ook regelmatig en veelvuldig gewaarschuwd. En onze geliefde sheikh Aboe Moesaab Al Zarqawi heeft jullie wel eens gewaarschuwd maar jullie hebben steeds onrecht aangericht, jullie kruisvaarders, die Bush steunden toen hij zijn bekende woord heeft uitgesproken: "Laat de kruistochten beginnen". Ik zeg jullie dat er tussen ons en jullie alleen de taal van het zwaard is tot jullie de moslims met rust laten en de weg van de vrede kiezen." en "Ten aanzien van het Nederlandse volk () Jullie worden als strijders beschouwd omdat jullie deze regering hebben gekozen. Jullie vermogens en bloed zijn voor ons geoorloofd. Wij zullen hier jullie bloed verspillen zoals jullie het bloed van de moslimse burgers in Irak hebben verspild." en "Wij hebben Allah en zijn gezant trouw gezworen om dood te gaan. Wij zullen jullie, voor zeker, de afschuwelijkheden van de holocaust laten vergeten" en waarbij aan het einde van deze opname een tweede stem roept: "De martelaar heeft gezegevierd en de helden hebben gezegevierd."."
2.2.2. De bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv en die zijn samengevat in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.4.
2.3. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte ten aanzien van de voorbereidingshandelingen, zoals bewezenverklaard achter het vierde, vijfde, achtste, negende, elfde en twaalfde gedachtestreepje, zo nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van die gedragingen. De bewezenverklaring van feit 2 is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het beroep op psychische overmacht.
3.2. Het bestreden arrest houdt, onder het hoofd "strafbaarheid van de verdachte", het volgende in:
"Door de verdediging is betoogd dat aan de verdachte een beroep toekomt op psychische overmacht en dat hij om die reden ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Daartoe is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft gehandeld onder invloed van grote angst voor een aantal medeverdachten. Die angst, in combinatie met de persoonlijkheid van de verdachte - zoals nader beschreven door de deskundige professor J.T.V.M. de Jong in zijn rapport d.d. 13 februari 2008, toegelicht in zijn brief van 30 september 2009 en in zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep - heeft ertoe geleid dat de verdachte geen andere uitweg heeft gezien dan het plegen van strafbare feiten. Ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten had hij geen keuzevrijheid.
Volgens de deskundige De Jong is er in toenemende mate een sociale dwang uitgeoefend op de verdachte waardoor bij hem het besef is gegroeid dat er geen weg terug was. De articulatie van zijn persoonlijkheid en die van zijn echtgenote binnen hun gezinsconstellatie, hun talenten en tekorten, hun intenties en hoop, hun psychologische en existentiële problemen in samenhang met de groepsdynamiek hebben er toe geleid dat hij en zijn echtgenote tot hun daden zijn gekomen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt te dien aanzien als volgt.
Een beroep op psychische overmacht kan alleen dan slagen wanneer er sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken, dat de angst van de verdachte is ontstaan - verkort en zakelijk weergegeven - doordat enkele medeverdachten regelmatig indringend met hem spraken over onder meer de leer op grond waarvan het gerechtvaardigd is een ongelovige of een afvallige moslim te doden. De verdachte was bang om als afvallige te worden beschouwd en daarom te worden gedood als hij niet zou meewerken met zijn medeverdachten, welke angst in het bijzonder is ontstaan nadat de medeverdachte [betrokkene 1] hem door met een mes een snijbeweging te maken had getoond wat er met afvalligen moest gebeuren.
Naar het oordeel van het hof zijn voornoemde feiten en omstandigheden onvoldoende om een dergelijke drang aan te nemen. Ook overigens zijn uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep feiten en omstandigheden om eerder bedoelde drang aan te nemen, niet aannemelijk geworden.
Hoewel het hof zich ervan bewust is dat op menselijk handelen in zijn algemeenheid van invloed kan zijn een groepsdynamiek als door de deskundige De Jong is beschreven, kan de invloed van die groepsdynamiek op de verdachte niet los gezien worden van de eigen persoonlijkheid van de verdachte, gelet op de conclusie van de deskundige De Jong zoals hiervoor is weergegeven, welke conclusie het hof tot de zijne maakt. Juist die eigen persoonlijkheid van de verdachte kan niet worden aangemerkt als enige van buiten komende drang in het kader van haar beroep op psychische overmacht en daarmee kan ook de beschreven groepsdynamiek niet in dat verband worden meegewogen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar."
3.3. Indien een beroep op psychische overmacht is gedaan, zal de rechter moeten onderzoeken of de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht zijn vervuld. Die houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Onder omstandigheden kan het feit dat de verdachte zich heeft gebracht in de situatie waarin die drang op hem is uitgeoefend, in de weg staan aan het slagen van het beroep op psychische overmacht (vgl. HR 30 november 2004, LJN AR2067, NJ 2005/94).
3.4. Het Hof heeft geoordeeld dat bij de beoordeling van het beroep op psychische overmacht de groepsdynamiek niet kan worden meegewogen omdat de invloed van die groepsdynamiek niet los gezien kan worden van de persoonlijkheid van de verdachte, zodat een en ander niet kan worden aangemerkt als enige van buiten komende drang. Dat oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Geen rechtsregel staat er immers aan in de weg de persoonlijkheid van de verdachte te betrekken bij de beantwoording van de vraag of die verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden aan de ten verwere aangevoerde drang.
3.5. Het middel is derhalve in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 6 december 2011.