ECLI:NL:RBMNE:2025:1545

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
C/16/579268 / HA ZA 24-393
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure tegen Triodos Bank N.V. inzake normschending en schadevergoeding

In deze schadestaatprocedure, die volgt op een eerder vonnis van 27 maart 2024, vordert [naam eisende partijen] schadevergoeding van Triodos Bank N.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat Triodos Bank haar zorgplicht heeft geschonden door onvoldoende duidelijk te waarschuwen voor de risico's van een eenzijdige belegging in certificaten. De rechtbank is voornemens de schadevordering af te wijzen, omdat [naam eisende partijen] niet voldoende heeft aangetoond hoe hij zonder de normschending anders zou hebben gehandeld en wat de gevolgen daarvan zouden zijn geweest. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het vervolg van de procedure, waarbij de mogelijkheid van een minnelijke regeling wordt overwogen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 21 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/579268 / HA ZA 24-393
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] en kantoorhoudend in [plaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [naam eisende partijen] ,
advocaten: mr. H.J. Bos en mr. D.H.S. Hulsewé,
tegen
TRIODOS BANK N.V.,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Triodos Bank,
advocaten: mr. A.J. Haasjes en mr. A. Werts.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 12,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7,
  • de akte eiswijziging en overlegging producties 13 tot en met 17 van [naam eisende partijen] .
1.2.
Triodos Bank heeft bezwaar gemaakt tegen productie 13 van [naam eisende partijen] . De rechtbank heeft geoordeeld dat productie 13 van [naam eisende partijen] wordt geweigerd omdat het een verkapte conclusie betreft. De rechtbank laat deze productie daarom buiten beschouwing.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 13 februari 2025 plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Daarna is bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Deze schadestaatprocedure is een vervolg op het vonnis dat deze rechtbank tussen partijen op 27 maart 2024 heeft gewezen (hierna: het Vonnis). [1] In het Vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat Triodos Bank haar zorgplicht tegenover [naam eisende partijen] heeft geschonden door [naam eisende partijen] onvoldoende duidelijk en nadrukkelijk te waarschuwen voor de risico’s van zijn eenzijdige belegging in certificaten van Triodos Bank (hierna: de Certificaten). Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat Triodos Bank de als gevolg van deze normschending door [naam eisende partijen] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat, moet vergoeden. In deze schadestaatprocedure vordert [naam eisende partijen] schadevergoeding.
2.2.
De rechtbank is voornemens de vordering van [naam eisende partijen] af te wijzen. Op basis van de stellingen van [naam eisende partijen] is onvoldoende duidelijk geworden op welke manier hij zonder normschending anders zou hebben gehandeld dan hij nu heeft gedaan en wat daar de gevolgen van zouden zijn geweest. Omdat de rechtbank het alleen wel waarschijnlijk vindt dat [naam eisende partijen] schade heeft geleden als gevolg van de normschending, stelt de rechtbank partijen in de gelegenheid zich uit te laten over het vervolg van deze procedure.

3.De achtergrond van het geschil

Het beleggingsvoorstel van 25 oktober 2011
3.1.
[A] (hierna: [A] ) was in de periode van 2011 tot en met 2019 de adviseur van [naam eisende partijen] bij Triodos Bank. Op 25 oktober 2011 heeft [A] aan [naam eisende partijen] een schriftelijk beleggingsvoorstel gedaan. Dit beleggingsvoorstel houdt – kortweg – in een vermogen van € 2,6 miljoen als volgt te beleggen:
  • 10% in aandelen,
  • 10% in obligaties,
  • 5% in goud (niet via Triodos Bank),
  • 5% in Triodos Renewables Europe Fund,
  • 10% in de Certificaten (van Triodos Bank), en
  • 60% in liquide middelen.
3.2.
Naar aanleiding van dit beleggingsvoorstel stuurt [naam eisende partijen] op 26 oktober 2011 een e-mail naar [A] met de mededeling dat het voorstel tot aanschaf van de Certificaten in ieder geval vóór komende vrijdag moet worden afgewikkeld, omdat dan de termijn voor de aanschaf van de Certificaten zonder administratiekosten zou aflopen. Over het resterende deel van het voorstel wil [naam eisende partijen] later beslissen, nadat hij daar met [A] verder over heeft gesproken.
De Certificaten
3.3.
Op 28 oktober 2011 geeft [naam eisende partijen] aan Triodos Bank de opdracht om in totaal 27.396 Certificaten aan te kopen tegen een waarde van bijna € 2 miljoen. Hiermee wijkt [naam eisende partijen] af van het beleggingsvoorstel waarin is uitgegaan van een belegging van ‘maar’ 10% van het vermogen in Certificaten. Halverwege 2012 en in 2017 koopt [naam eisende partijen] nog meer Certificaten aan met een totale investering van ruim € 1 miljoen.
3.4.
Certificaathouders zoals [naam eisende partijen] konden voorheen hun Certificaten verkopen via het interne handelssysteem van Triodos Bank, waarbij Triodos Bank transacties in Certificaten faciliteerde tegen de intrinsieke waarde daarvan. In juni 2019 heeft Triodos Bank de handel in Certificaten vier weken stilgelegd vanwege de overgang naar een nieuw boekhoudkundig waarderingssysteem. Na een tijdelijke opschorting van de handel in Certificaten vanaf maart 2020 (na de corona uitbraak) heeft Triodos Bank in januari 2021 het faciliteren van de handel van Certificaten definitief stilgelegd. Sindsdien zijn de Certificaten niet meer via Triodos Bank verhandelbaar. Triodos Bank heeft besloten het interne systeem voor de handel in Certificaten te verlaten en toe te werken naar een MTF-notering (notering op een
Multilaterale Handels Faciliteit). Sinds juli 2023 kunnen certificaathouders op dat platform via private transacties Certificaten aan- en verkopen, tegen een variabele prijs en op basis van vraag en aanbod. Tegen deze achtergrond is de waarde van de door [naam eisende partijen] aangekochte Certificaten aanzienlijk gedaald.

4.De beoordeling

De normschending
4.1.
Gelet op de aard van deze schadestaatprocedure ligt hier alleen ter beoordeling voor of de in het Vonnis vastgestelde normschending de door [naam eisende partijen] gevorderde schade heeft veroorzaakt. De procedure waarin de aansprakelijkheid is vastgesteld, en die heeft geresulteerd in het Vonnis, is namelijk bedoeld om bij uitsluiting de grondslag van de verplichting tot schadevergoeding vast te stellen. [2] In dit geval is die grondslag de volgende normschending: het schenden van de uit de voor Triodos Bank geldende zorgplicht voortvloeiende waarschuwingsplicht door onvoldoende duidelijk en nadrukkelijk te waarschuwen voor de risico’s van de eenzijdig samengestelde beleggingsportefeuille. [3] Partijen hebben geen hoger beroep tegen het Vonnis ingesteld, zodat dit kracht van gewijsde heeft. Dat brengt mee dat in deze schadestaatprocedure alleen die schade kan worden toegewezen die is veroorzaakt door de voornoemde, vaststaande normschending.
4.2.
[naam eisende partijen] lijkt toch ook andere normschendingen aan zijn schadevordering ten grondslag te leggen. Zo stelt hij onder andere dat Triodos Bank heeft nagelaten [naam eisende partijen] (proactief) te bewegen af te zien van het beleggen van zijn vermogen in de Certificaten. Ook verwijt [naam eisende partijen] Triodos Bank onder meer dat zij hem, [naam eisende partijen] , verkeerd heeft geadviseerd zijn vermogen in Certificaten te beleggen, dat het beleggingsvoorstel van 25 oktober 2011 niet deugt en dat de Certificaten uiteindelijk vrijwel onverkoopbaar zijn geworden. Hiermee miskent [naam eisende partijen] dat deze verwijten aan Triodos Bank in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen, omdat deze afwijken van de in het Vonnis vastgestelde normschending. [naam eisende partijen] had deze verwijten in de aansprakelijkheidszaak aan de orde moeten stellen en zo nodig tegen het Vonnis in hoger beroep moeten gaan. Dit laatste heeft hij niet gedaan, zodat de overige genoemde verwijten gericht aan Triodos Bank hier buiten beschouwing blijven.
Geen causaal verband tussen de normschending en de gevorderde schade
4.3.
[naam eisende partijen] stelt ten onrechte dat de rechtbank in het Vonnis het causale verband tussen de normschending en de schade heeft vastgesteld. Dat is niet juist, de rechtbank heeft in het Vonnis namelijk alleen geoordeeld dat [naam eisende partijen] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij mogelijk schade heeft geleden als gevolg van de normschending en heeft de zaak vervolgens naar de schadestaatprocedure verwezen. [4] Hiermee is in het Vonnis een causaal verband aangenomen voor wat betreft de vestiging van de aansprakelijkheid van Triodos Bank (primaire causaliteit), maar is niet geoordeeld dat de gevorderde schade in zodanig verband staat met de normschending, dat deze voor vergoeding in aanmerking komt (secundaire causaliteit). [5] Of ook in die zin voldoende verband bestaat, moet juist in deze schadestaatprocedure worden beoordeeld.
4.4.
Bij het vaststellen van het causaal verband wat betreft de omvang van de schade moet worden bepaald of is voldaan aan het vereiste ‘conditio sine qua non’-verband tussen de ‘fout’ (hier de normschending) en gevorderde schade. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de werkelijke situatie na de normschending en de hypothetische situatie zonder deze ‘fout’. [6] De stelplicht voor het causale verband tussen de normschending en de gevorderde schade rust in beginsel op [naam eisende partijen] . [naam eisende partijen] moet voldoende aannemelijk maken op welke manier hij anders had gehandeld als de normschending niet was ingetreden en hij dus wel voldoende duidelijk en nadrukkelijk was gewaarschuwd voor de risico’s van zijn eenzijdige belegging. [naam eisende partijen] heeft dit niet gedaan, zoals hierna verder wordt uitgelegd.
De aangedragen hypothetische scenario’s zijn niet voldoende aannemelijk geworden
4.5.
In de dagvaarding draagt [naam eisende partijen] drie varianten (A, B en C) aan om de geleden schade te berekenen. Deze varianten zijn gebaseerd op drie verschillende hypothetische scenario’s over wat [naam eisende partijen] gedaan zou hebben zonder de normschending (als hij dus wel voldoende was gewaarschuwd voor de risico’s van de eenzijdige belegging). Variant A gaat ervan uit dat [naam eisende partijen] ook zonder normschending alsnog zijn vermogen volledig in de Certificaten had belegd. [naam eisende partijen] maakt in deze variant aanspraak op de intrinsieke waarde van de Certificaten. Variant B gaat ervan uit dat [naam eisende partijen] helemaal geen Certificaten van Triodos Bank had aangekocht. Variant C gaat ervan uit dat hij het beleggingsvoorstel van 25 oktober 2011 had gevolgd. Na eiswijziging – zo is namens [naam eisende partijen] tijdens de mondelinge behandeling nogmaals bevestigd – legt [naam eisende partijen] aan zijn vordering kennelijk alleen nog ten grondslag variant C (primair en meer subsidiair) en variant A (subsidiair).
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat de aangedragen scenario’s onderling niet verenigbaar zijn. Deze impliceren namelijk zowel dat [naam eisende partijen] zonder normschending zijn vermogen alsnog in Certificaten had belegd (variant A) als hij het beleggingsvoorstel had gevolgd (variant C). Deze scenario’s kunnen niet naast elkaar bestaan en sluiten elkaar in die zin uit. Variant A houdt bovendien in dat [naam eisende partijen] juist níet anders had gehandeld zonder normschending: ook dan zou hij zijn vermogen namelijk alsnog volledig aanwenden voor de aankoop van Certificaten. In die situatie is er alleen in het geheel geen schade, zodat de vordering via die route niet toewijsbaar is.
4.7.
Ook het door [naam eisende partijen] aangedragen hypothetische scenario dat hij zonder normschending het beleggingsvoorstel van 25 oktober 2011 zou hebben gevolgd (variant C) is niet aannemelijk geworden. Tijdens het getuigenverhoor van 12 juli 2023 kon [eiser sub 1] niet zeggen wat hij met zijn geld zou hebben gedaan als hij niet had belegd in Certificaten. [7] Uit die verklaring volgt dus niet dat hij zonder normschending het beleggingsvoorstel zou hebben gevolgd. Sterker nog: uit het getuigenverhoor volgt juist dat [eiser sub 1] het beleggingsvoorstel “
gevaarlijk” vond, dat deze “
toch niet [was] wat [hij] zocht” en hem
“teveel onrust”gaf. Daarbij komt dat beleggen in aandelen en obligaties onderdeel is van het beleggingsvoorstel, wat [naam eisende partijen] juist niet wilde. Tijdens het getuigenverhoor heeft [eiser sub 1] hierover namelijk duidelijk verklaard dat hij “
huiverig” was
“voor het woord aandelen”en dat hij bij de ING Bank niet gelukkig was met de manier waarop zij hem ‘pushte’ richting aandelen. Ook wilde hij “
geen risico” en “
geen bewegingen van koersen” en verklaarde hij: “
er waren geen individuele aandelen of obligaties in de portefeuille. Daar was ook geen wens toe”. Deze verklaringen passen dan ook niet bij de stellingen die namens [naam eisende partijen] zijn ingenomen, namelijk dat [naam eisende partijen] zonder normschending het beleggingsvoorstel van 25 oktober 2011 had gevolgd. Dat het volgen van het beleggingsvoorstel geen reëel scenario is, ziet de rechtbank bevestigd door de omstandigheid dat [naam eisende partijen] in maart 2020 de opbrengst van € 1 miljoen uit de door hem toen verkochte 11.904 Certificaten ook niet deels heeft belegd in bijvoorbeeld aandelen of obligaties.
4.8.
Daarbij komt dat [naam eisende partijen] tijdens de mondelinge behandeling iets anders heeft verklaard dan de door zijn advocaten geopperde variant C. Op de vraag wat hij had gedaan als hij destijds niet in de Certificaten had belegd, heeft hij toen namelijk geantwoord dat hij mogelijk onroerend goed (in Noorwegen) zou hebben gekocht. Nog daargelaten dat [naam eisende partijen] dit niet verder heeft onderbouwd en dit weer een ander hypothetisch scenario is, was ook het beleggen in onroerend goed geen onderdeel van het beleggingsvoorstel. Ook die verklaring doet daarom afbreuk aan de primaire stelling van [naam eisende partijen] dat zonder normschending het beleggingsvoorstel zou zijn gevolgd (variant C).
4.9.
Anders dan namens [naam eisende partijen] ter zitting is gesuggereerd, volgt ook niet uit het Vonnis dat het beleggingsvoorstel het meest reële scenario zou zijn geweest als de normschending wordt weggedacht. In het Vonnis is namelijk alleen overwogen dat het beleggingsvoorstel lijkt te voldoen aan de beleggingsdoelstellingen van [naam eisende partijen] . Daarmee is niet gezegd dat [naam eisende partijen] het beleggingsvoorstel zou hebben gevolgd als hij voldoende was gewaarschuwd.
4.10.
Het voorgaande brengt mee dat geen van de aangedragen hypothetische scenario’s waarop de vordering tot schadevergoeding is gebaseerd plausibel of voldoende aannemelijk is geworden. Hoewel het – minstgenomen – waarschijnlijk is dat [naam eisende partijen] door de normschending schade heeft geleden, kan daarom op dit moment géén causaal verband worden aangenomen tussen de gevorderde schade en de in het Vonnis vastgestelde normschending. De rechtbank moet de vorderingen – op basis van de nu voorliggende stellingen van [naam eisende partijen] – dus afwijzen.
Geen geslaagd beroep op de omkeringsregel
4.11.
Namens [naam eisende partijen] is ter zitting een beroep gedaan op de omkeringsregel, op grond waarvan het causaal verband tussen de normschending en de gevorderde schade zou moeten worden aangenomen. Toepassing van de omkeringsregel vereist schending van een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen. [naam eisende partijen] noemt slechts de omkeringsregel, maar stelt niet welk gevaar de norm die door Triodos Bank is geschonden heeft willen voorkomen en dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt. Op basis van de stellingen van [naam eisende partijen] kan het causaal verband niet met toepassing van de omkeringsregel worden aangenomen.
Geen geslaagd beroep op kansschade
4.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam eisende partijen] zich nog beroepen op de leer van de kansschade. Dit beroep slaagt ook niet. Kansschade kan onder meer worden toegepast in situaties waarin onzekerheid over het causale verband bestaat en die onzekerheid daaruit bestaat dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de normschending niet zou hebben plaatsgevonden, de kans op een betere uitkomst zich ook zou hebben gerealiseerd. [8] [naam eisende partijen] heeft in dit geval niet concreet gesteld wat de kans op een betere uitkomst zonder normschending zou zijn geweest. [naam eisende partijen] heeft ook in het geheel geen schadevordering uitgewerkt gebaseerd op het verlies van een reële kans, maar heeft in plaats daarvan alleen verwezen naar de leer van de kansschade. Op basis van de stellingen van [naam eisende partijen] zoals die nu voorliggen, kan ook geen conditio sine qua non-verband worden vastgesteld tussen de normschending en het verlies van een kans op een beter resultaat. Daarbij is ook relevant dat één van de door [naam eisende partijen] aangedragen hypothetische scenario’s inhoudt dat [naam eisende partijen] ook zonder normschending alsnog zijn vermogen had gebruikt voor de aankoop van Certificaten (variant A). Dit weerspreekt het verlies van een kans op een beter resultaat door de normschending. Tegen deze achtergrond strandt het beroep op kansschade.
Waarde van de Certificaten moet van eventuele schade worden afgetrokken
4.13.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, als wel zou komen vast te staan dat [naam eisende partijen] schade heeft geleden die in zodanig verband staat tot de normschending dat deze schade kan worden toegewezen, de waarde van de Certificaten die [naam eisende partijen] nog in het bezit heeft daarop in mindering moet worden gebracht. [naam eisende partijen] heeft op dit moment nog 33.592 certificaten van Triodos Bank. Deze Certificaten vertegenwoordigen een waarde. Het uitgangspunt van het schadevergoedingsrecht is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. [9] Als de waarde van de Certificaten niet van een eventueel schadebedrag wordt afgetrokken, wordt [naam eisende partijen] in een betere positie gebracht dan als hij wel voldoende door Triodos Bank was gewaarschuwd. Dit geldt overigens alleen voor die Certificaten waarvan zou komen vast te staan dat [naam eisende partijen] die zonder normschending niet zou hebben aangekocht.
Een mogelijk denkbaar ander scenario
4.14.
Zoals hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank zich geconfronteerd met de omstandigheid dat op basis van de stellingen van [naam eisende partijen] de schade – zoals die nu is gevorderd – niet kan worden toegewezen. De namens [naam eisende partijen] aangedragen hypothetische scenario’s zijn niet plausibel geworden, terwijl [naam eisende partijen] tegelijkertijd ook de door Triodos Bank voorgestelde alternatieve schadeberekening van de hand heeft gewezen. Triodos Bank is in een berekening uitgegaan van het scenario dat [naam eisende partijen] zonder normschending 90% van zijn vermogen zou hebben gespaard en 10% daarvan zou hebben besteed aan Certificaten. Volgens de advocaten van [naam eisende partijen] is dit geen denkbaar alternatief, zodat de rechtbank ook daarin geen aanknopingspunt voor het vaststellen van de schade vindt. Dit betekent kort gezegd dat, door de stellingen die [naam eisende partijen] zelf heeft ingenomen, op dit moment geen enkel reëel scenario is vast te stellen op grond waarvan (een begin van) een schadeberekening kan worden gemaakt. Dit terwijl de rechtbank zoals overwogen het – ten minste – waarschijnlijk vindt dat [naam eisende partijen] wel degelijk schade heeft geleden als gevolg van de normschending. Mede uit proceseconomische overwegingen, geeft de rechtbank partijen in overweging na te denken over het mogelijk scenario dat [naam eisende partijen] zijn vermogen als volgt had belegd:
  • 1/3 in Certificaten,
  • 1/3 in onroerend goed, en
  • 1/3 in liquide middelen.
Dit scenario ligt in tussen de door partijen aangedragen scenario’s en sluit beter aan op het handelen van [eiser sub 1] en hetgeen [eiser sub 1] heeft verklaard tijdens het getuigenverhoor van 12 juli 2023 [10] en de mondelinge behandeling van 13 februari 2025.
4.14.
Ook als [naam eisende partijen] wel voldoende zou zijn gewaarschuwd voor het risico van zijn eenzijdige belegging in Certificaten, acht de rechtbank het namelijk aannemelijk dat [naam eisende partijen] Certificaten zou hebben aangekocht. [naam eisende partijen] is het hier kennelijk ook mee eens, omdat het beleggingsvoorstel waarop [naam eisende partijen] zich beroept ook uitgaat van de aankoop van Certificaten voor een bepaald deel (10%) van zijn vermogen. [naam eisende partijen] is destijds afgeweken van het beleggingsvoorstel door, ondanks de waarschuwing in het voorstel die erop neerkomt dat onvoldoende spreiding risicovol is, helemaal niet te spreiden. [naam eisende partijen] heeft toen zelf besloten 100% van zijn vermogen aan te wenden voor de aankoop van Certificaten. Voor de hand ligt daarom dat [naam eisende partijen] – als hij meer nadrukkelijk was gewaarschuwd voor deze belegging – aanzienlijk minder Certificaten had aangekocht, maar tegelijkertijd meer dan 10% van zijn vermogen zoals dat was voorgesteld. Gelet op de verklaringen van [eiser sub 1] tijdens zijn getuigenverhoor en tijdens de mondelinge behandeling, vindt de rechtbank het goed denkbaar dat hij ook in onroerend goed (in Noorwegen) zou hebben geïnvesteerd. [eiser sub 1] heeft aangegeven dat hij dit in het verleden ook al eens heeft gedaan en hij heeft meerdere malen verklaard dat hij – als hij meer indringend was gewaarschuwd voor de risico’s van de eenzijdige belegging – in onroerend goed zou hebben geïnvesteerd. Daarnaast volgt uit de verklaringen van [eiser sub 1] over aandelen dat hij een veilig beleggingsprofiel zou hebben gekozen. Het is dan ook te verwachten dat hij ook een deel van zijn vermogen op een spaarrekening zou hebben gezet. Dit is ook onderdeel van het beleggingsvoorstel van Triodos Bank geweest.
4.15.
De rechtbank biedt partijen, met het voorgaande in gedachte en vanuit proceseconomische overwegingen, de mogelijkheid om (alsnog) een minnelijke regeling te beproeven. De procedure zal daarom naar de rol van 21 mei 2025 worden verwezen zodat partijen zich kunnen uitlaten over de route die zij wensen te bewandelen naar aanleiding van dit (tussen)vonnis, namelijk of zij:
1. de procedure willen doorhalen (omdat alsnog een regeling is bereikt),
2. de procedure willen aanhouden om een verdere regeling te beproeven, of
3. een eindvonnis willen.
Partijen dienen zich alleen uit te laten over het vervolg van deze procedure en, meer in het bijzonder, welke van deze drie genoemde routes zij willen bewandelen. Het is dus uitdrukkelijk níet de bedoeling dat partijen zich inhoudelijk over het oordeel van de rechtbank, zoals dat hiervoor uiteen is gezet, uitlaten. Dergelijke uitlatingen zullen dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Als partijen willen dat de rechtbank een eindvonnis in deze procedure wijst (route 3), zal met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.1 tot en met 4.12 is overwogen een eindvonnis worden gewezen.
4.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 21 mei 2025 voor het uitlaten van partijen over wat is vermeld onder rechtsoverweging 4.15,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter, mr. C.A.J. van Yperen en mr. J.C. van Eijk-Graveland en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.
MvD5633

Voetnoten

1.Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 27 maart 2024, ECLI:NL:RBMNL:2024:1776.
2.HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1674, r.o. 3.5.3.
3.Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, ECLI:NL:RBMNL:2024:1776, r.o. 4.24.
4.Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, ECLI:NL:RBMNL:2024:1776, r.o. 4.24.
5.Vergelijk artikel 6:98 BW.
6.T.F.E. Tjong Tjin Tai, Schade, causaliteit, en schadebegroting,
7.Productie 1.5 bij dagvaarding: proces-verbaal voorlopig getuigenverhoor 12 juli 2023.
8.HR 21 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7491, r.o. 3.5.3.
9.HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2019:1042, r.o. 4.3.2.
10.Productie 1.5 bij de dagvaarding: proces-verbaal voorlopig getuigenverhoor 12 juli 2023.