ECLI:NL:RBMNE:2025:1520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
16-041366/24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting nicht 13 jaar geleden met voldoende steunbewijs voor de aangifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van zijn nicht, gepleegd in de nacht van 16 op 17 februari 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de aangifte van de aangeefster, die destijds 23 jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, mede op basis van steunbewijs van getuigen die kort na het incident emoties bij de aangeefster hebben waargenomen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij enkel had gemasseerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster op onverhoedse wijze had gedwongen tot seksuele handelingen, wat leidde tot de bewezenverklaring van verkrachting. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die PTSS had opgelopen door het misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-041366/24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 november 2024 en 19 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [aangeefster] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat mr. A.M.R. van Ginniken, advocaat te Utrecht, namens [aangeefster] naar voren heeft gebracht over de ingediende vordering van de benadeelde partij.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair
op 16 en 17 februari 2012 in Utrecht [aangeefster] heeft verkracht door meerdere keren onverhoeds één of meer vingers in de vagina van [aangeefster] te steken;
subsidiair
op 16 en 17 februari 2012 in Utrecht met [aangeefster] handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het betasten van de borsten en billen van [aangeefster] en het steken van één of meer vingers in haar vagina, terwijl hij wist dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij vindt de verklaring van [aangeefster] (hierna: aangeefster) betrouwbaar, omdat deze consistent en gedetailleerd is. Als steunbewijs voor de verklaring van aangeefster verwijst de officier van justitie naar meerdere getuigenverklaringen van personen aan wie aangeefster kort na het voorval heeft verteld wat haar was overkomen en die emoties bij haar hebben waargenomen. Daarnaast verwijst ze naar de bij aangeefster vastgestelde PTSS, het gespreksverslag van psycholoog [psycholoog] en de verklaring van verdachte zelf dat hij aangeefster gemasseerd heeft en daarbij ook de zijkant van haar billen heeft aangeraakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent het ten laste gelegde en het dossier bevat geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is gebeurd op donderdag 16 op vrijdag 17 februari 2012. Mijn oom, [verdachte] , bleef slapen omdat hij in Utrecht moest zijn voor zijn werk. We hadden ons allebei omgekleed en tanden gepoest. We gingen in bed liggen. We lagen een stukje uit elkaar. Op een gegeven moment viel ik in slaap. Ineens voelde ik dat hij mij begon aan te raken. Daar werd ik wakker van en schrok ik heel erg. Ik voelde zijn hand op mijn rug. Ik voelde mij gelijk heel erg onveilig. Ik schoot in een stand waarvan ik nu weet dat het bevriezen is. Ik sliep op mijn buik met mijn gezicht van hem af gedraaid. Ik kon niks meer zeggen of bewegen. Hij ging mij aanraken. Hij zei daar niks bij. Hij begon met zijn hand op mijn onderrug en ging vlot daarna met zijn hand naar mijn billen. Toen ging hij met zijn hand in mijn onderbroek. Ik denk dat ik een soort van pyjama shirt aan had wat omhoog ging. Ik had in ieder geval geen broek aan. Toen ging hij mijn billen uitgebreid aanraken. Toen ging hij met zijn hand naar beneden naar mijn vagina. Toen ging hij met, in ieder geval, 1 vinger naar binnen. Dat ging een tijdje zo door. Toen ging hij met zijn hand uit mijn onderbroek. Toen ging hij aan mijn zijkant onder mij
door naar mijn borst. Dat was mijn verste zijkant vanaf hem. Toen heeft hij mijn borst aangeraakt. Dat deed hij vervolgens ook aan de andere kant. Ik weet niet hoelang dit duurt maar ik denk rond de 10 a 15 minuten. Al die tijd deed hij dit en kon ik niks zeggen en was ik in bevroren toestand. Ik weet niet of het stopte bij mijn borsten of dat hij nog een keer naar mijn vagina ging. Ik heb een tijd verstijfd gelegen en op een gegeven moment ben ik in slaap gevallen. Ik denk hij ook maar dat weet ik niet want ik sliep. Op een gegeven moment werd ik wakker. Ik schrok wakker omdat hij aan mij zat. Toen ik wakker werd zat zijn hand weer in mijn onderbroek en zat hij aan mijn vagina. Ik weet niet hoelang het toen al bezig was. Ik schrok wakker en ik schoot direct weer in stok stijve toestand. Die tweede keer was hij echt al in mij vagina. Toen ging hij ook weer naar mijn borsten. Ik weet niet hoe laat het was. Ik denk ergens tussen 4 en 5 uur.
A: Hij ging eerst met zijn vingers over mijn vagina. Toen voelde ik duidelijk een vinger naar binnen gaan en ging hij op en neer en ronddraaien. Zoals met vingeren.
V: En je zegt erin. Waar ging hij in?
A: Mijn vagina. Niet allen de opening maar echt naar binnen.
v: Hoelang duurde dat?
A: Dat weet ik niet precies. Geen seconden, echt wel even langer. Ik denk wel een aantal minuten.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[aangeefster] en ik zijn in de nacht van 16 op 17 februari 2012 naar bed gegaan en ik heb haar gemasseerd. Tijdens het masseren lag zij op haar buik en ik op mijn zij.
U, voorzitter, vraagt mij of ik het sms bericht ken, dat [aangeefster] mij gestuurd zou hebben met daarin de tekst ‘ik kan niet geloven wat je heb gedaan, wat bezielde je’. Dat berichtje ken ik inderdaad en ik was vergeten dat ik haar destijds heb gebeld naar aanleiding van dat sms bericht. Vervolgens heb ik een paar sms berichten teruggestuurd en gevraagd of ze het wilde bespreken, maar dat wilde ze niet.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: [aangeefster] heeft mij opgebeld de ochtend nadat het is gebeurd. Nadat haar oom weg was gegaan. Ze heeft verteld dat haar oom haar had betast. Ik ben naar haar toe gegaan. Ze heeft me daar het hele verhaal verteld. Zij vertelde dat deze oom een aangetrouwde oom is die vaker op bezoek kwam. Hij logeerde dan bij haar in bed. Die nacht had hij dat ook gedaan. Ze gaven elkaar massages, dat deden ze wel vaker. Nu lag ze te slapen en ging hij haar aanraken op andere plaatsen dan normaal. Hij raakte haar aan bij haar borsten en schaamlippen. Ze heeft hem niet tegengehouden maar gedaan alsof ze sliep. Ze bevroor.
V: Wanneer heeft ze dit aan jou verteld?
A: Meteen de ochtend daarna.
V: Wat is je opgevallen aan [aangeefster] toen ze jou vertelde wat er gebeurd is?
A: Ze was heel erg verdrietig en heel erg in de war daarvan.
V: Waaraan merkte je dat in haar gedrag?
A: Ze was aan het huilen, ze was een beetje vlak, ze was plukkerig. Ze was niet op
haar gemak, ze was paniekerig.
V: Wat bedoel je met plukkerig?
A: Aan haar hoofd en haar zitten met haar handen.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Vertelt u mij eens alles wat [aangeefster] tegen U heeft verteld dat betrekking heeft op
haar seksueel misbruik?
A: Ik ga terug naar 2012. Ik stond bij het aanrecht toen ze mij belde. [aangeefster] was overstuur en vertelde dat haar oom [verdachte] aan haar had gezeten. Hij was bij haar in haar studentenkamer geweest en was bij blijven slapen. Hij was met zijn vingers in haar vagina geweest, en bij haar borsten. Ze was verstijfd. Verderop in de nacht had hij het weer gedaan. Ze had toen ook niet gereageerd. Hij was de volgende ochtend weggegaan en toen realiseerde ze zich dat het niet ok was wat er was gebeurd. Toen ze belde was het een dag erna, in elk geval kort nadat het gebeurd was. [aangeefster] was heel erg overstuur toen ze belde. Ik vroeg haar of ze naar huis wilde komen, of dat ik naar haar zou komen. Ze wilde in het studentenhuis bij haar vriendinnen blijven. Mijn man en ik zijn de volgende dag naar haar toe gegaan.
V: Wanneer heeft ze dit aan U verteld?
A: Een of twee dagen nadat het was gebeurd in februari 2012.
V: Wat is u opgevallen aan [aangeefster] toen ze u vertelde wat er gebeurd is?
A: Ze was heel erg overstuur en vond dat ze het ons moest vertellen. Ik denk niet dat
ik haar ooit eerder zo overstuur heb meegemaakt.
V: Waaraan merkte u in haar gedrag dat ze overstuur was?
A: Ik zag haar natuurlijk niet, maar ze huilde en kwam moeilijk uit haar woorden. Ze
wilde niet dat het zo was. Ze was gewoon niet zichzelf.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat aangeefster meerdere voor verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd, namelijk tijdens het informatief gesprek zeden op 7 april 2023, in haar aangifte op 21 april 2023 en tijdens het verhoor door de rechter-commissaris op 10 maart 2025. Aangeefster verklaart – kort samengevat – dat verdachte haar op 17 februari 2012 heeft verkracht door zijn vinger(s) in haar vagina te steken. Verdachte ontkent daarentegen stellig dat hij op wat voor manier dan ook seksuele handelingen bij aangeefster heeft verricht. Volgens hem heeft hij in de avond/nacht van 16 op 17 februari 2012 bij aangeefster in bed gelegen en heeft hij haar met instemming gemasseerd over de (zijkant van haar) rug, schouders, benen en soms de zijkant van haar billen. Hij zou nooit onder de kleding van aangeefster zijn geweest en hij heeft haar al helemaal niet aangeraakt op of in ongewenste of ongepaste plekken.
Dit betekent dat de rechtbank wordt geconfronteerd met twee tegenover elkaar staande verklaringen: de belastende verklaringen van aangeefster tegenover de ontkennende verklaringen van verdachte.
Bewijs in zedenzaken en het juridisch kader
Als de verdachte in een zedenzaak ontkent, is het bewijs vaak beperkt, in het bijzonder wanneer de ten laste gelegde handelingen langer geleden zouden hebben plaatsgevonden. De verklaring van de aangever staat in veel gevallen tegenover die van de verdachte. Er zijn vaak geen getuigen die het verhaal van de aangever of juist het verhaal van de verdachte kunnen bevestigen. Meestal zijn namelijk alleen het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader aanwezig geweest bij het (veronderstelde) misbruik.
Ook in deze zaak staat de verklaring van aangeefster lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte. In zo’n geval dient de rechtbank in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te beoordelen. In het algemeen geldt daarbij dat uitlatingen en verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Als de verklaring van de aangeefster betrouwbaar wordt gevonden, moet de rechtbank bepalen of er voor de verklaring van de aangeefster voldoende steunbewijs in (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is. In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is namelijk bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. Uitgangspunt voor dit vereiste van steunbewijs is dat niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig hoeft te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel (de kern) van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen. In ieder geval mag tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Een ‘de auditu’-verklaring (‘van horen zeggen’), inhoudende een weergave van wat de getuige (in dit geval aangeefster) aan de betrokken andere getuige heeft verteld, levert onvoldoende steun op. Als een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt van de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer kan die waarneming wel voldoende steunbewijs opleveren. Het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en de waargenomen emoties is daarbij relevant. Meestal gaat het om bewijs waaruit emoties blijken die kort na het incident door een getuige zijn waargenomen. Wel is behoedzaamheid op haar plaats bij het gebruik van emoties als steunbewijs (zie onder meer HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117).
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden zijn dus of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en of die verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Aangeefster heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris uitgebreide en op hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. De verklaringen van aangeefster komen op de rechtbank authentiek over, mede omdat ze zelfs zoveel jaren later gedetailleerd en concreet zijn. De rechtbank vindt ook van belang dat aangeefster verdachte vlak na het ten laste gelegde al een sms-bericht heeft gestuurd. Aangeefster heeft dus niet alleen jaren na het ten laste gelegde feit verklaringen afgelegd, maar ook vlak erna al door middel van een sms-bericht aangegeven dat er iets was gebeurd wat afweek van de normale gang van zaken tussen aangeefster en verdachte. De rechtbank vindt het ongeloofwaardig dat aangeefster een berichtje met die strekking stuurde als er alleen gemasseerd was (zoals dat wel vaker gebeurde), zoals verdachte heeft verklaard.
Steunbewijs
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [getuige 1] (een vriendin van aangeefster) blijkt dat zij de ochtend na het ten laste gelegde emoties bij aangeefster heeft waargenomen toen deze haar vertelde over hetgeen er was gebeurd. Zo verklaarde [getuige 1] dat aangeefster aan het huilen was en dat ze vlak, plukkerig en paniekerig overkwam. Ook de moeder van aangeefster ( [getuige 2] ) heeft verklaard dat ze een of twee dagen na het ten laste gelegde feit emoties bij aangeefster heeft waargenomen toen zij haar vertelde wat er was gebeurd. [getuige 2] heeft verklaard dat zij met aangeefster over de telefoon sprak en dat aangeefster overstuur was, huilde en moeilijk uit haar woorden kwam.
De rechtbank is van oordeel dat verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , inhoudende hun zelfstandige waarnemingen van de emoties bij aangeefster kort na het incident, de aangifte ondersteunen. Beide getuigen verklaren ook dat zij de emoties bij aangeefster hebben waargenomen terwijl aangeefster over het incident vertelde. Dat de emoties een andere oorzaak hadden, vindt de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
De verdediging heeft aangevoerd dat er tussen de getuigenverklaringen en de verklaringen van aangeefster discrepanties zijn over het tijdsverloop en de inhoud van wat aangeefster vertelde. De rechtbank stelt vast dat er inderdaad kleine verschillen zitten tussen de aangifte en de getuigenverklaringen over het precieze moment van vertellen en over wat aangeefster precies heeft verteld aan de getuigen. De rechtbank is echter van oordeel dat deze verschillen niet maken dat de inhoud van de verklaringen onbetrouwbaar is. Hierbij weegt de rechtbank het tijdsverloop mee, aangezien zowel aangeefster als de getuigen verklaren over iets dat meer dan 11 jaar eerder was gebeurd. Bovendien is de kern van het steunbewijs niet gelegen in de weergave van wat aangeefster aan de getuigen heeft verteld, maar in de waarneming door de getuigen van de emotionele toestand van aangeefster.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee keer met zijn vingers in de vagina van aangeefster is binnengedrongen.
Onverhoeds
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster heeft gedwongen om de seksuele handelingen te dulden. Aangeefster lag met verdachte (haar aangetrouwde oom) in bed, wat vaker gebeurde zonder dat er seksuele handelingen werden verricht. Ook was het tussen verdachte en aangeefster enigszins normaal dat verdachte aangeefster wel eens masseerde. Aangeefster heeft verklaard dat zij de handelingen van verdachte niet had verwacht, omdat zij geen seksuele intenties had. Het door verdachte onverhoeds betasten van aangeefster en brengen van zijn vinger(s) in haar vagina heeft haar in de situatie gebracht dat zij hiertegen geen weerstand kon bieden. Hierdoor heeft zij tegen haar wil de seksuele handelingen van verdachte moeten dulden. Verdachte had dit niet alleen kunnen, maar ook moeten weten. Gelet op hoe aangeefster en verdachte normaal gesproken met elkaar omgingen, hun familiaire band en het grote leeftijdsverschil gold het uitgangspunt dat – zonder ondubbelzinnige contra-indicaties – geen seksuele handelingen werden verricht. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat aangeefster enig signaal heeft gegeven deze seksuele handelingen te willen. Het onverhoedse aspect moet in deze situatie dus worden begrepen in de betekenis van ‘onverwachts’, tegen de achtergrond van het ontbreken van seksuele intenties bij aangeefster en de normale gang van zaken tussen aangeefster en verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meer tijdstippen in de periode van 16 februari 2012 tot en met 17 februari 2012 te Utrecht, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte, zijn vinger(s) meermalen in de vagina van die [aangeefster] gebracht en bewogen en bestaande die feitelijkheid hierin dat verdachte genoemd seksueel binnendringen op onverhoedse wijze heeft verricht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Dat wat meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring en tot strafoplegging komt, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, maar te volstaan met een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van zijn destijds 23-jarige nicht, door tegen haar wil op twee verschillende momenten met zijn vinger(s) in haar vagina te gaan. Dit misbruik vond plaats in het huis, en zelfs in het eigen bed van aangeefster, terwijl dit bij uitstek de plek is waar zij zich veilig zou moeten voelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de vertrouwensband die tussen hem en aangeefster bestond.
De psychische en seksuele ontwikkeling van een persoon kan door zulk seksueel misbruik ernstig en zelfs blijvend worden verstoord. Slachtoffers van zedendelicten ondervinden in de regel lange tijd problemen op het gebied van hun zelfbeeld en hun vertrouwen in andere mensen. Uit het dossier en de verklaring die aangeefster ter zitting heeft voorgedragen, blijkt dat zij inderdaad nog heel veel last heeft van wat verdachte haar heeft aangedaan en dat dit ook doorwerkt in haar relaties en in de opvoeding van haar kinderen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk uitsluitend door zijn eigen lustgevoelens heeft laten leiden en geen rekening heeft gehouden met de gevoelens van aangeefster.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 12 februari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 13 augustus 2024. Hieruit blijkt dat er op de meeste leefgebieden van verdachte stabiliteit is en dat er geen problemen zijn. De reclassering ziet om die reden, en vanwege de ontkennende houding van verdachte, geen aanknopingspunten voor een toezicht met bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt dat vanwege de ernst van het feit normaal gesproken een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd zou worden. De rechtbank is echter van oordeel dat dit in deze zaak niet passend is, aangezien het feit zo lang geleden (ruim 13 jaar) heeft plaatsgevonden. Gelet hierop wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Er geldt echter wel een taakstrafverbod voor het bewezenverklaarde feit, waardoor de rechtbank zich genoodzaakt voelt om 1 dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast zal zij aan verdachte 179 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf van 240 uur opleggen, om recht te doen aan de ernst van het feit en de ernstige (psychische) gevolgen die het voor aangeefster heeft gehad. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering te matigen in verband met het aanzienlijke tijdsverloop en onduidelijkheden met betrekking tot het causaal verband.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Op grond van de wet komt immateriële schade onder meer voor vergoeding in aanmerking als de benadeelde partij “op andere wijze is zijn persoon is aangetast” (artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek). Daarvan is in ieder geval sprake als iemand geestelijk letsel heeft opgelopen.
Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat de benadeelde partij PTSS heeft overgehouden aan het misbruik door haar oom en dat zij hiervoor meerdere behandelingen heeft ondergaan. De rechtbank oordeelt dat hiermee sprake van een concrete onderbouwing van het geestelijk letsel als gevolg van het strafbare feit. Uit de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, die blijken uit de onderbouwing van de vordering en de slachtofferverklaring, leidt de rechtbank af dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, in de vorm van geestelijk letsel.
Gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen oordeelt de rechtbank dat toewijzing van een bedrag van € 5.000,- billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dit bedrag toewijzen. Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De grondslag voor het toegewezen smartengeld is het onrechtmatig handelen van verdachte door seksueel misbruik te maken van de benadeelde partij. De benadeelde partij vordert vergoeding van de wettelijke rente over deze immateriële schadevergoeding. De schadevergoeding, verschuldigd wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening daarvan in verzuim is, aldus artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’). Op grond van artikel 6:83, aanhef en onder b, BW treedt het verzuim in dit geval in zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente over deze schadepost is daarom gaan lopen vanaf het moment dat de benadeelde partij geacht moet worden de schade, het geestelijk letsel, te hebben geleden. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte wettelijke rente is verschuldigd vanaf 17 februari 2012.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
179 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van € 5.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2012 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2025.
Mr. Lemmen is verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2012 tot
en met 17 februari 2012 te Utrecht, althans in Nederland, door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte, zijn
vinger(s) meermalen, althans eenmaal in de vagina van die [aangeefster] gebracht en/of
geduwd en/of bewogen en/of gestoken,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte genoemd seksueel
binnendringen op onverhoedse wijze heeft verricht en/of (aldus) voor die [aangeefster] een
bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2012 tot
en met 17 februari 2012 te Utrecht, althans in Nederland, met [aangeefster] , van wie
hij, verdachte, wist dat die [aangeefster] in staat van bewusteloosheid, verminderd
bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed
dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen
of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen, althans eenmaal, aanraken en/of betasten van de onderrug en/of
billen en/of borsten van die [aangeefster] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, brengen en/of duwen en/of bewegen en/of
steken van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [aangeefster] en/of het betasten
van de vagina van die [aangeefster] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 februari 2024, genummerd PL0900-2023097849, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 67. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Los niet doorgenummerd proces-verbaal, PL0900-2023097849-16.
3.Los niet doorgenummerd proces-verbaal, PL0900-2023097849-17.