4.3Het oordeel van de rechtbank
Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het is gebeurd op donderdag 16 op vrijdag 17 februari 2012. Mijn oom, [verdachte] , bleef slapen omdat hij in Utrecht moest zijn voor zijn werk. We hadden ons allebei omgekleed en tanden gepoest. We gingen in bed liggen. We lagen een stukje uit elkaar. Op een gegeven moment viel ik in slaap. Ineens voelde ik dat hij mij begon aan te raken. Daar werd ik wakker van en schrok ik heel erg. Ik voelde zijn hand op mijn rug. Ik voelde mij gelijk heel erg onveilig. Ik schoot in een stand waarvan ik nu weet dat het bevriezen is. Ik sliep op mijn buik met mijn gezicht van hem af gedraaid. Ik kon niks meer zeggen of bewegen. Hij ging mij aanraken. Hij zei daar niks bij. Hij begon met zijn hand op mijn onderrug en ging vlot daarna met zijn hand naar mijn billen. Toen ging hij met zijn hand in mijn onderbroek. Ik denk dat ik een soort van pyjama shirt aan had wat omhoog ging. Ik had in ieder geval geen broek aan. Toen ging hij mijn billen uitgebreid aanraken. Toen ging hij met zijn hand naar beneden naar mijn vagina. Toen ging hij met, in ieder geval, 1 vinger naar binnen. Dat ging een tijdje zo door. Toen ging hij met zijn hand uit mijn onderbroek. Toen ging hij aan mijn zijkant onder mij
door naar mijn borst. Dat was mijn verste zijkant vanaf hem. Toen heeft hij mijn borst aangeraakt. Dat deed hij vervolgens ook aan de andere kant. Ik weet niet hoelang dit duurt maar ik denk rond de 10 a 15 minuten. Al die tijd deed hij dit en kon ik niks zeggen en was ik in bevroren toestand. Ik weet niet of het stopte bij mijn borsten of dat hij nog een keer naar mijn vagina ging. Ik heb een tijd verstijfd gelegen en op een gegeven moment ben ik in slaap gevallen. Ik denk hij ook maar dat weet ik niet want ik sliep. Op een gegeven moment werd ik wakker. Ik schrok wakker omdat hij aan mij zat. Toen ik wakker werd zat zijn hand weer in mijn onderbroek en zat hij aan mijn vagina. Ik weet niet hoelang het toen al bezig was. Ik schrok wakker en ik schoot direct weer in stok stijve toestand. Die tweede keer was hij echt al in mij vagina. Toen ging hij ook weer naar mijn borsten. Ik weet niet hoe laat het was. Ik denk ergens tussen 4 en 5 uur.
A: Hij ging eerst met zijn vingers over mijn vagina. Toen voelde ik duidelijk een vinger naar binnen gaan en ging hij op en neer en ronddraaien. Zoals met vingeren.
V: En je zegt erin. Waar ging hij in?
A: Mijn vagina. Niet allen de opening maar echt naar binnen.
v: Hoelang duurde dat?
A: Dat weet ik niet precies. Geen seconden, echt wel even langer. Ik denk wel een aantal minuten.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 november 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[aangeefster] en ik zijn in de nacht van 16 op 17 februari 2012 naar bed gegaan en ik heb haar gemasseerd. Tijdens het masseren lag zij op haar buik en ik op mijn zij.
U, voorzitter, vraagt mij of ik het sms bericht ken, dat [aangeefster] mij gestuurd zou hebben met daarin de tekst ‘ik kan niet geloven wat je heb gedaan, wat bezielde je’. Dat berichtje ken ik inderdaad en ik was vergeten dat ik haar destijds heb gebeld naar aanleiding van dat sms bericht. Vervolgens heb ik een paar sms berichten teruggestuurd en gevraagd of ze het wilde bespreken, maar dat wilde ze niet.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: [aangeefster] heeft mij opgebeld de ochtend nadat het is gebeurd. Nadat haar oom weg was gegaan. Ze heeft verteld dat haar oom haar had betast. Ik ben naar haar toe gegaan. Ze heeft me daar het hele verhaal verteld. Zij vertelde dat deze oom een aangetrouwde oom is die vaker op bezoek kwam. Hij logeerde dan bij haar in bed. Die nacht had hij dat ook gedaan. Ze gaven elkaar massages, dat deden ze wel vaker. Nu lag ze te slapen en ging hij haar aanraken op andere plaatsen dan normaal. Hij raakte haar aan bij haar borsten en schaamlippen. Ze heeft hem niet tegengehouden maar gedaan alsof ze sliep. Ze bevroor.
V: Wanneer heeft ze dit aan jou verteld?
A: Meteen de ochtend daarna.
V: Wat is je opgevallen aan [aangeefster] toen ze jou vertelde wat er gebeurd is?
A: Ze was heel erg verdrietig en heel erg in de war daarvan.
V: Waaraan merkte je dat in haar gedrag?
A: Ze was aan het huilen, ze was een beetje vlak, ze was plukkerig. Ze was niet op
haar gemak, ze was paniekerig.
V: Wat bedoel je met plukkerig?
A: Aan haar hoofd en haar zitten met haar handen.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Vertelt u mij eens alles wat [aangeefster] tegen U heeft verteld dat betrekking heeft op
haar seksueel misbruik?
A: Ik ga terug naar 2012. Ik stond bij het aanrecht toen ze mij belde. [aangeefster] was overstuur en vertelde dat haar oom [verdachte] aan haar had gezeten. Hij was bij haar in haar studentenkamer geweest en was bij blijven slapen. Hij was met zijn vingers in haar vagina geweest, en bij haar borsten. Ze was verstijfd. Verderop in de nacht had hij het weer gedaan. Ze had toen ook niet gereageerd. Hij was de volgende ochtend weggegaan en toen realiseerde ze zich dat het niet ok was wat er was gebeurd. Toen ze belde was het een dag erna, in elk geval kort nadat het gebeurd was. [aangeefster] was heel erg overstuur toen ze belde. Ik vroeg haar of ze naar huis wilde komen, of dat ik naar haar zou komen. Ze wilde in het studentenhuis bij haar vriendinnen blijven. Mijn man en ik zijn de volgende dag naar haar toe gegaan.
V: Wanneer heeft ze dit aan U verteld?
A: Een of twee dagen nadat het was gebeurd in februari 2012.
V: Wat is u opgevallen aan [aangeefster] toen ze u vertelde wat er gebeurd is?
A: Ze was heel erg overstuur en vond dat ze het ons moest vertellen. Ik denk niet dat
ik haar ooit eerder zo overstuur heb meegemaakt.
V: Waaraan merkte u in haar gedrag dat ze overstuur was?
A: Ik zag haar natuurlijk niet, maar ze huilde en kwam moeilijk uit haar woorden. Ze
wilde niet dat het zo was. Ze was gewoon niet zichzelf.
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat aangeefster meerdere voor verdachte belastende verklaringen heeft afgelegd, namelijk tijdens het informatief gesprek zeden op 7 april 2023, in haar aangifte op 21 april 2023 en tijdens het verhoor door de rechter-commissaris op 10 maart 2025. Aangeefster verklaart – kort samengevat – dat verdachte haar op 17 februari 2012 heeft verkracht door zijn vinger(s) in haar vagina te steken. Verdachte ontkent daarentegen stellig dat hij op wat voor manier dan ook seksuele handelingen bij aangeefster heeft verricht. Volgens hem heeft hij in de avond/nacht van 16 op 17 februari 2012 bij aangeefster in bed gelegen en heeft hij haar met instemming gemasseerd over de (zijkant van haar) rug, schouders, benen en soms de zijkant van haar billen. Hij zou nooit onder de kleding van aangeefster zijn geweest en hij heeft haar al helemaal niet aangeraakt op of in ongewenste of ongepaste plekken.
Dit betekent dat de rechtbank wordt geconfronteerd met twee tegenover elkaar staande verklaringen: de belastende verklaringen van aangeefster tegenover de ontkennende verklaringen van verdachte.
Bewijs in zedenzaken en het juridisch kader
Als de verdachte in een zedenzaak ontkent, is het bewijs vaak beperkt, in het bijzonder wanneer de ten laste gelegde handelingen langer geleden zouden hebben plaatsgevonden. De verklaring van de aangever staat in veel gevallen tegenover die van de verdachte. Er zijn vaak geen getuigen die het verhaal van de aangever of juist het verhaal van de verdachte kunnen bevestigen. Meestal zijn namelijk alleen het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader aanwezig geweest bij het (veronderstelde) misbruik.
Ook in deze zaak staat de verklaring van aangeefster lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte. In zo’n geval dient de rechtbank in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster te beoordelen. In het algemeen geldt daarbij dat uitlatingen en verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Als de verklaring van de aangeefster betrouwbaar wordt gevonden, moet de rechtbank bepalen of er voor de verklaring van de aangeefster voldoende steunbewijs in (een) onafhankelijke bron(nen) in het dossier aanwezig is. In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is namelijk bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op de verklaring van één getuige of de aangever. Uitgangspunt voor dit vereiste van steunbewijs is dat niet voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig hoeft te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel (de kern) van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen. In ieder geval mag tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Een ‘de auditu’-verklaring (‘van horen zeggen’), inhoudende een weergave van wat de getuige (in dit geval aangeefster) aan de betrokken andere getuige heeft verteld, levert onvoldoende steun op. Als een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt van de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer kan die waarneming wel voldoende steunbewijs opleveren. Het tijdsverloop tussen het ten laste gelegde feit en de waargenomen emoties is daarbij relevant. Meestal gaat het om bewijs waaruit emoties blijken die kort na het incident door een getuige zijn waargenomen. Wel is behoedzaamheid op haar plaats bij het gebruik van emoties als steunbewijs (zie onder meer HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1117). De vragen die de rechtbank moet beantwoorden zijn dus of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en of die verklaringen voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [aangeefster] betrouwbaar, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank legt hierna uit waarom.
Aangeefster heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris uitgebreide en op hoofdlijnen consistente verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Ze benoemt concreet de door verdachte bij haar verrichte handelingen en de volgorde daarvan. De verklaringen van aangeefster komen op de rechtbank authentiek over, mede omdat ze zelfs zoveel jaren later gedetailleerd en concreet zijn. De rechtbank vindt ook van belang dat aangeefster verdachte vlak na het ten laste gelegde al een sms-bericht heeft gestuurd. Aangeefster heeft dus niet alleen jaren na het ten laste gelegde feit verklaringen afgelegd, maar ook vlak erna al door middel van een sms-bericht aangegeven dat er iets was gebeurd wat afweek van de normale gang van zaken tussen aangeefster en verdachte. De rechtbank vindt het ongeloofwaardig dat aangeefster een berichtje met die strekking stuurde als er alleen gemasseerd was (zoals dat wel vaker gebeurde), zoals verdachte heeft verklaard.
Steunbewijs
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaring van [getuige 1] (een vriendin van aangeefster) blijkt dat zij de ochtend na het ten laste gelegde emoties bij aangeefster heeft waargenomen toen deze haar vertelde over hetgeen er was gebeurd. Zo verklaarde [getuige 1] dat aangeefster aan het huilen was en dat ze vlak, plukkerig en paniekerig overkwam. Ook de moeder van aangeefster ( [getuige 2] ) heeft verklaard dat ze een of twee dagen na het ten laste gelegde feit emoties bij aangeefster heeft waargenomen toen zij haar vertelde wat er was gebeurd. [getuige 2] heeft verklaard dat zij met aangeefster over de telefoon sprak en dat aangeefster overstuur was, huilde en moeilijk uit haar woorden kwam.
De rechtbank is van oordeel dat verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , inhoudende hun zelfstandige waarnemingen van de emoties bij aangeefster kort na het incident, de aangifte ondersteunen. Beide getuigen verklaren ook dat zij de emoties bij aangeefster hebben waargenomen terwijl aangeefster over het incident vertelde. Dat de emoties een andere oorzaak hadden, vindt de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
De verdediging heeft aangevoerd dat er tussen de getuigenverklaringen en de verklaringen van aangeefster discrepanties zijn over het tijdsverloop en de inhoud van wat aangeefster vertelde. De rechtbank stelt vast dat er inderdaad kleine verschillen zitten tussen de aangifte en de getuigenverklaringen over het precieze moment van vertellen en over wat aangeefster precies heeft verteld aan de getuigen. De rechtbank is echter van oordeel dat deze verschillen niet maken dat de inhoud van de verklaringen onbetrouwbaar is. Hierbij weegt de rechtbank het tijdsverloop mee, aangezien zowel aangeefster als de getuigen verklaren over iets dat meer dan 11 jaar eerder was gebeurd. Bovendien is de kern van het steunbewijs niet gelegen in de weergave van wat aangeefster aan de getuigen heeft verteld, maar in de waarneming door de getuigen van de emotionele toestand van aangeefster.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee keer met zijn vingers in de vagina van aangeefster is binnengedrongen.
Onverhoeds
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster heeft gedwongen om de seksuele handelingen te dulden. Aangeefster lag met verdachte (haar aangetrouwde oom) in bed, wat vaker gebeurde zonder dat er seksuele handelingen werden verricht. Ook was het tussen verdachte en aangeefster enigszins normaal dat verdachte aangeefster wel eens masseerde. Aangeefster heeft verklaard dat zij de handelingen van verdachte niet had verwacht, omdat zij geen seksuele intenties had. Het door verdachte onverhoeds betasten van aangeefster en brengen van zijn vinger(s) in haar vagina heeft haar in de situatie gebracht dat zij hiertegen geen weerstand kon bieden. Hierdoor heeft zij tegen haar wil de seksuele handelingen van verdachte moeten dulden. Verdachte had dit niet alleen kunnen, maar ook moeten weten. Gelet op hoe aangeefster en verdachte normaal gesproken met elkaar omgingen, hun familiaire band en het grote leeftijdsverschil gold het uitgangspunt dat – zonder ondubbelzinnige contra-indicaties – geen seksuele handelingen werden verricht. Het dossier biedt geen aanknopingspunten dat aangeefster enig signaal heeft gegeven deze seksuele handelingen te willen. Het onverhoedse aspect moet in deze situatie dus worden begrepen in de betekenis van ‘onverwachts’, tegen de achtergrond van het ontbreken van seksuele intenties bij aangeefster en de normale gang van zaken tussen aangeefster en verdachte.