ECLI:NL:RBMNE:2025:1501

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
AWB 23/3489
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 28 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist beoordeeld. Eiser had op 8 augustus 2023 beroep ingesteld omdat het college niet tijdig had gereageerd op zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid. Op 24 augustus 2023 heeft het college alsnog een besluit genomen, maar eiser was het niet eens met de inhoud van dit besluit. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het college niet alle relevante documenten heeft verstrekt en de zoekslag onzorgvuldig is geweest. De rechtbank herroept het besluit van 24 augustus 2023 en verplicht het college om opnieuw te beslissen op het verzoek van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank benadrukt dat het college zorgvuldig moet zoeken naar de gevraagde documenten, inclusief WhatsApp-berichten, en dat de zoekslag inzichtelijk moet worden gemaakt in het nieuwe besluit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: Dhr. Brouwer),
en

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Zeist

(gemachtigde: M. Yilmaz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser van 8 augustus 2023 tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek op basis van de Wet open overheid van 17 juni 2023. [1]
1.1.
Op 24 augustus 2023 heeft het college alsnog een besluit genomen op het verzoek van eiser van 17 juni 2023. Eiser heeft aan de rechtbank laten weten dat hij het niet eens is met dit besluit. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing daarom mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 24 augustus 2023.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college op het verzoek van eiser om openbaarmaking van stukken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. Op 22 maart 2022 heeft de Omgevingsdienst regio Utrecht, namens het college, de woning van eiser gecontroleerd in het kader van wet- en regelgeving over sloop en asbestverwijdering. Hierbij heeft de Omgevingsdienst geconcludeerd dat een aantal asbesthoudende toepassingen zijn verwijderd of ernstig beschadigd, zonder een benodigde geaccepteerde sloopmelding en asbestinventarisatie. Vervolgens heeft [bedrijf] B.V. een asbestinventarisatierapport opgesteld en is de asbest gesaneerd.
5. Eiser wil graag inzicht krijgen in het volledige dossier dat het college over hem heeft ten aanzien van de asbestcontrole en de daaropvolgende gebeurtenissen. Hiertoe heeft eiser op 2 november 2022 bij het college een verzoek tot inzage gedaan, waarna een deel van de correspondentie tussen eiser en het college aan hem is verstrekt. Op 17 juni 2023 heeft eiser middels een Woo-verzoek verzocht om het verstrekken van documenten en bijbehorende meldingen, in het kader van de uitgevoerde sloopwerkzaamheden aan zijn woning aan de [adres] .
Het beroep van eiser gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit
6. De rechtbank overweegt dat eiser beroep heeft ingesteld omdat het college niet tijdig een beslissing heeft genomen. Op 24 augustus 2023 heeft het college alsnog op het verzoek van eiser beslist. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep wegens het niet tijdig beslissen. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van het beroep tegen het alsnog genomen besluit van 24 augustus 2023
7. Bij besluit van 24 augustus 2023 heeft het college een aantal documenten overgelegd. Volgens eiser heeft het college ten onrechte niet alle relevante stukken aan hem verstrekt, daarom heeft eiser contact opgenomen met het college. Op 15 november 2023 is eiser in de gelegenheid gesteld om op locatie van het college inzage te krijgen in de stukken in het interne datasysteem van het college, het zaaksysteem. Hierbij heeft het college correspondentie verstrekt, welke nog niet eerder aan eiser waren verstrekt.
8. De rechtbank constateert dat met het besluit van 24 augustus 2023 niet alle gevraagde documenten zijn verstrekt. Immers, na het besluit van 24 augustus 2023 zijn nog meer documenten aan eiser verstrekt die vallen binnen de reikwijdte van het verzoek. De rechtbank oordeelt dat alleen al daarom het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
9. Het beroep is reeds hierom al gegrond. De rechtbank zal uit het oogpunt van finale geschilbeslechting beoordelen of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het te bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank zal daarom inhoudelijk ingaan op de overige beroepsgronden van eiser.
Was de zoekslag volledig en is aannemelijk dat inmiddels alle gevraagde stukken zijn verstrekt?
10. Eiser voert aan dat niet alle gevraagde stukken zijn verstrekt. Eiser mist een aantal stukken, die het college wel aan hem had moeten verstrekken. Daarbij wijst eiser er op dat hij via een andere weg een e-mailbericht van 8 april 2022 van [bedrijf] B.V. aan het college met als onderwerp “Aangepast asbestinventarisatierapport [adres] te [plaats] ” heeft verkregen. Ook heeft hij de beschikking gekregen over een tweede versie van het asbestinventarisatierapport Ook stelt eiser dat ten onrechte de WhatsApp-berichten tussen eiser en de gemeente niet zijn verstrekt. Eiser wijst er op dat hij in elk geval met een medewerker, dhr. [A] , contact via WhatsApp heeft gehad. Verder is er nog steeds onduidelijkheid over de aanleiding van de controle van de woning van eiser, omdat het verzoek tot handhaving en documenten over de opvolging hiervan niet bij de verstrekte stukken zitten. Eiser vindt dat het college zich er niet achter kan verschuilen dat bepaalde documenten niet meer vindbaar zijn omdat digitale systemen zijn veranderd en medewerkers zijn vertrokken. Daar komt bij dat het college het inzageverzoek van november 2022 te lang heeft laten liggen. Het tijdsverloop kan niet voor rekening van eiser komen.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Het is vaste jurisprudentie [2] dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat er niet meer documenten onder hem berusten dan de documenten die zijn gevonden en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
11.1.
De vraag of het geloofwaardig is dat er niet meer documenten aanwezig zijn bij het bestuursorgaan hangt samen met de vraag of zorgvuldig is gezocht door het bestuursorgaan. Daarbij acht de rechtbank ook van belang wat de zoekslag heeft opgeleverd en of de gevonden documenten aanwijzingen bevatten dat de zoekslag onzorgvuldig is geweest.
12. Het college heeft op de zitting over de zoekslag toegelicht dat er in het interne zaaksysteem is gezocht naar documenten die vallen onder het verzoek van eiser. In dit systeem is in elk geval gezocht op het zaaknummer en het adres van eiser, maar bijvoorbeeld ook op zijn naam. E-mailberichten worden door medewerkers zelf in het interne zaaksysteem gezet, onder vermelding van hetzelfde zaaknummer. Het college geeft aan dat ze wel afhankelijk is van wat medewerkers daar in stoppen. Medewerkers zijn daarom ook verzocht om zelf in eigen schijven en mailboxen te kijken en relevante documenten toe te voegen aan het zaaksysteem.
13. Op de zitting is door het college erkend dat het e-mailbericht van 8 april 2022 van [bedrijf] B.V. en de tweede versie van het asbestinventarisatierapport bij hen aanwezig zijn en deze overgelegd hadden moeten worden. Ten aanzien van de WhatsApp berichten heeft het college zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat er geen berichten zijn gevonden omdat de medewerker niet meer werkzaam zou zijn bij het college. Ter zitting stelt het college zich op het standpunt dat de medewerker waar eiser naar verwijst, waarschijnlijk deze berichten heeft verwijderd. Het eerdere standpunt dat een medewerker niet meer werkzaam zou zijn, zou betrekking hebben op een andere collega. Naar het oordeel van de rechtbank duidt dit niet op zorgvuldig onderzoek naar WhatsApp berichten die mogelijk vallen onder het Woo-verzoek van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de zoekslag niet zorgvuldig en volledig is geweest en dat er documenten zijn die eiser niet heeft gekregen. Dit betekent dat het college opnieuw moet zoeken en deze zoekslag inzichtelijk moet maken.
14. De rechtbank herroept het besluit van 24 augustus 2023 voor zover daarbij de zoekslag onvolledig en duidelijk is. In aanvulling op de zoekslag die het college al heeft uitgevoerd, zal het college opnieuw moeten zoeken naar documenten waar het Woo-verzoek betrekking heeft, waaronder naar WhatsApp berichten. Deze zoekslag dient gemotiveerd en onderbouwd in het nieuwe besluit op het verzoek te worden weergegeven. Voor zover de zoekslag leidt tot openbaarmaking van nieuwe documenten, moet het college bovendien bezien of die documenten betrekking hebben op derden waaraan een zienswijze moet worden gevraagd. Indien het college zich op het standpunt stelt dat weigeringsgronden van toepassing zijn, dient uiteengezet en gemotiveerd te worden waarom de weigeringsgronden in de weg staan aan openbaarmaking.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank herroept het besluit van 24 augustus 2023 voor zover de zoekslag onvolledig is. Het college zal opnieuw moeten beslissen op het verzoek van eiser, met in achtneming van deze uitspraak.
15.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Van proceskosten die in aanmerking komen voor vergoeding is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- herroept het besluit van 24 augustus 2023 voor zover de zoekslag onvolledig is;
- bepaalt dat het college opnieuw moet beslissen op het Woo-verzoek van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser beroept zich op de Wet openbaarheid van bestuur. Deze wet was echter niet meer van kracht ten tijde van het verzoek. Het verzoek is daarom aangemerkt als een verzoek op grond van de Wet open overheid.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2437 en 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:240.