ECLI:NL:RBMNE:2025:1468

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/5732
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gerede twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een naturalisatieverzoek had ingediend, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, afkomstig uit Soedan, had eerder een verblijfsvergunning verkregen onder de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov). Haar naturalisatieverzoek werd afgewezen op basis van twijfels over haar identiteit en nationaliteit, voortkomend uit een taalanalyse uitgevoerd door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT). De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek had gedaan en eiseres niet had gehoord, wat in strijd was met de hoorplicht. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres wel gehoord moet worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die op € 1.814,- werden vastgesteld. De rechtbank benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij het vaststellen van identiteit en nationaliteit, vooral in het kader van naturalisatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5732

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres stelt afkomstig te zijn uit Soedan. Op 16 september 1998 heeft eiseres een aanvraag tot toelating als vluchteling ingediend. Deze aanvraag is afgewezen omdat er twijfels waren over de identiteit, nationaliteit, leeftijd en het asielrelaas van eiseres.
2. Op 16 mei 2006 is eiseres gehoord door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). Hierbij heeft eiseres aangegeven dat zij naast Tigrinya ook, in mindere mate, Arabisch spreekt.
3. Eiseres heeft in 2008 een verblijfsvergunning gekregen in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
4. Op 28 februari 2022 heeft eiseres een naturalisatieverzoek ingediend. Om duidelijkheid te krijgen over de identiteit en nationaliteit van eiseres is zij door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) uitgenodigd voor een taalanalyse. Deze is op 12 mei 2023 uitgevoerd door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT).
5. TOELT heeft op basis van deze taalanalyse een rapport van bevindingen (hierna: taalanalyse rapport) opgemaakt. In reactie hierop heeft eiseres een zienswijze ingediend. Daarop heeft TOELT desgevraagd gereageerd.
6. Op grond van de taalanalyse en deze reactie van TOELT heeft de staatssecretaris het naturalisatieverzoek van eiseres met het besluit van 11 juli 2023 afgewezen. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan.
7. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij die afwijzing gebleven. Eiseres heeft de gerede twijfel die ontstaan is over haar identiteit en nationaliteit op basis van de taalanalyse volgens verweerder niet weg kunnen nemen. Omdat de staatssecretaris het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond heeft geacht, heeft er geen hoorzitting plaatsgevonden. Eiseres is tegen dit besluit in beroep gegaan.
8. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
9. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het naturalisatieverzoek van eiseres terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Samenvatting
11. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. De combinatie van de reactie van TOELT en het belang om de identiteit en nationaliteit van eiseres te achterhalen, leidt ertoe dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen en eiseres had moeten horen. De gelegenheid daartoe is ten onrechte niet geboden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiseres?
12. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er sprake is van ernstige twijfel aan haar identiteit en nationaliteit en waarom hier nader onderzoek naar moest worden gedaan. In de asielprocedure is namelijk al toelichting gegeven over de omstandigheden waardoor zij niet optimaal kon verklaren over haar identiteit, nationaliteit en herkomst. Er bestond, volgens eiseres, onvoldoende aanleiding voor de staatssecretaris om een taalanalyse te laten doen omdat haar identiteit en nationaliteit al voldoende duidelijk is.
13. De rechtbank overweegt dat het bij het indienen van een naturalisatieverzoek aan eiseres is om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen. In beginsel dient eiseres daarvoor een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument te verstrekken. Eiseres is echter vrijgesteld van dat vereiste, omdat zij over een Ranov-vergunning beschikt. Dat neemt niet weg dat gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit kan bestaan en ook in dit geval kan leiden tot het afwijzen van een naturalisatieverzoek. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden vastgesteld dat er twijfels bestonden over de identiteit en nationaliteit van eiseres. De overwegingen over de onduidelijkheid over nationaliteit en identiteit bij de afwijzing van de asielaanvraag, heeft eiseres onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook het gehoor uit 2006 neemt de twijfels niet weg. Omdat het verlenen van het Nederlanderschap een zaak van groot gewicht is, moet de identiteit en nationaliteit van eiseres echter buiten twijfel zijn. [1]
14. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze twijfels voldoende aanleiding geweest voor de staatssecretaris om nader onderzoek te doen naar de identiteit en nationaliteit van eiseres. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in de vorm van een taalanalyse. De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat dit bij voorbaat een ongeschikte methode is om bij te dragen aan het onderzoek naar de nationaliteit en identiteit van eiseres.
Is het onderzoek volledig geweest?
15. In de zienswijze tegen het taalanalyse rapport voert eiseres aan dat er in het rapport onvoldoende rekening gehouden is met de situatie waarin zij is opgegroeid. Eiseres is namelijk geboren en opgegroeid in [plaats 2] , in het oosten van Soedan. Haar moeder was Christen en sprak Tigrinya, haar vader was Moslim en sprak Arabisch. Haar vader behoort daarnaast tot de [stam] stam, een bevolking in Noord Oost Afrika, die zich gevestigd heeft in zowel Soedan als Eritrea. Eiseres heeft haar jeugd voornamelijk doorgebracht met haar moeder. Van haar vader mocht ze namelijk niet naar buiten en niet naar school. Door deze omstandigheden spreekt eiseres voornamelijk Tigrinya en in mindere mate Arabisch. Daarom kan het taalanalyse rapport niet gehanteerd worden als deskundigenbericht en ook niet ten grondslag liggen aan het genomen besluit. Daarnaast woont eiseres al meer dan 25 jaar in Nederland en is ze psychisch kwetsbaar.
16. De rechtbank overweegt als volgt. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat een advies van TOELT als deskundigenadvies aangemerkt kan worden. De staatssecretaris mag zijn twijfel hierop baseren indien het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het advies dient concludent te zijn. In beginsel mag een bestuursorgaan dan ook gebruik maken van een dergelijk advies om haar twijfel te onderbouwen. Echter, in het geval dat eiseres concrete aanknopingspunten voor twijfel aan dit advies naar voren brengt, mag de staatssecretaris niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. De staatssecretaris dient in dat geval een reactie te vragen aan TOELT over de totstandkoming van het advies. [2] De kern van het rapport van TOELT is dat eiseres slechts een uiterst fragmentarische kennis heeft van het Arabisch en dat het weinige Arabisch dat zij spreekt geen kenmerken bevat die typisch zijn voor het Arabisch dat in Soedan wordt gesproken.
17. De staatssecretaris heeft de zienswijze ter beoordeling aan TOELT voorgelegd. De staatssecretaris heeft het “weerwoord “ van TOELT als herhaald en ingelast beschouwd en geconcludeerd dat hij met TOELT in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen enkele aanleiding ziet om vraagtekens te plaatsen bij de bevindingen van de taalanalyse.
18. De rechtbank is van oordeel dat de motivering deze conclusie niet kan dragen omdat de door eiseres aangevoerde omstandigheden feitelijk niet zijn meegewogen.
19. Over de genoemde leefomstandigheden stelt TOELT dat verwijzing naar niet verifieerbare leefomstandigheden niet volstaat als onderbouwing van een gestelde herkomst en een gestelde levensloop. Hiermee geeft TOELT een mening over de geloofwaardigheid van de gestelde leefomstandigheden, waarvoor het niet is ingeschakeld, maar niet over de vraag of dergelijke leefomstandigheden van invloed kunnen zijn op de taal(ontwikkeling) van eiseres en dat is de vraag die aan TOELT is voorgelegd. Overigens is het voor de rechtbank onduidelijk waarom TOELT als taalanalysebureau en onafhankelijk adviseur steeds herhaalt dat in rechte vaststaat dat eiseres ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd. Over de (onderbouwde) posttraumatische klachten stelt TOELT dat naar zijn inzicht er geen verband bestaat tussen PTSS en het niet kunnen spreken van een bepaalde taal die algemeen gangbaar is in het gestelde herkomstgebied van een betrokkene. De staatssecretaris heeft niet kunnen toelichten dat TOELT deskundig is op het gebied van het effect van trauma, in de zin dat iemand na een schokkende gebeurtenis blijft steken in bijvoorbeeld gevoelens van angst en onmacht. Alvorens een dergelijke conclusie te kunnen overnemen, had de staatssecretaris hierover navraag moeten doen. Verder is gebleken dat TOELT de talen Tigre en Tigrinya kennelijk door elkaar gebruikt. Hiermee is onduidelijk gebleven of TOELT wel de juiste conclusie heeft getrokken uit het door eiseres aangeleverde ambtsbericht.
20. Gezien het vorenstaande is terecht aangevoerd dat de staatssecretaris zich onvoldoende heeft vergewist van de juistheid van het rapport. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, mocht de staatssecretaris het rapport en “het weerwoord” van TOELT, niet zonder meer ten grondslag leggen aan het besluit. Daarnaast schrijft TOELT ook dat de taal waarin eiseres is gehoord, Tigrinya, overwegend wordt gesproken in Eritrea en Ethiopië, en daarnaast ook in diaspora-gemeenschappen in andere landen in de regio. Niet valt in te zien waarom dit laatste voor de beoordeling in dit geval niet relevant is, nu eiseres heeft gesteld uit [plaats 2] te komen, dicht bij de grens met Eritrea, nauwelijks buitenshuis kwam en met name opgevoed te zijn door haar moeder die Tigrinya sprak. Een en ander was naar het oordeel van de rechtbank, genoeg reden voor de staatssecretaris om hier nadere vragen over te stellen.
21. Dit beroepsonderdeel is gegrond.
Had de staatssecretaris eiseres moeten horen?
22. Gezien het vorenstaande was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar, waardoor de staatssecretaris eiseres ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.
23. Daarnaast had eiseres vragen kunnen beantwoorden over haar opvoeding, leefomstandigheden en psychische gesteldheid en waarom dat van invloed is op haar taalgebruik. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven dat zij verwacht in staat te zijn om eiseres aan het gehoor te laten deelnemen, ondanks haar vermijdende gedrag.
24. Ook dit onderdeel van het beroep slaagt.

Conclusie en gevolgen

25. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien, omdat de staatssecretaris eiseres nog dient te horen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor zestien weken.
25. Omdat het beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht door de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, bedrag per punt € 907,- met wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 oktober 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. E.S. Dorsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, rechtsoverweging 5.1.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, r.o. 4.1.