In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiseres, woonachtig in België, had op 12 juni 2023 bezwaar gemaakt, maar de Dienst Toeslagen heeft pas op 21 februari 2025 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij gehoord willen worden, maar geen van beide partijen heeft gebruik gemaakt van dit recht, waarna het onderzoek is gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de Dienst Toeslagen alsnog een besluit moet nemen, bij voorkeur binnen twee weken na de uitspraak. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen.
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen. In eerdere rechtspraak heeft de rechtbank bepaald dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is. De uiterlijke datum waarop de Dienst Toeslagen een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 27 november 2025. De rechtbank legt een dwangsom op van € 50,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.