In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 24 maart 2025, wordt het beroep van eiseres behandeld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar de Dienst Toeslagen heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiseres had eerder, op 23 maart 2023, bezwaar ingediend en de rechtbank had in een eerdere uitspraak op 25 juni 2024 bepaald dat de Dienst Toeslagen uiterlijk 26 augustus 2024 een besluit moest nemen. Echter, tot op heden heeft de Dienst Toeslagen geen besluit genomen, wat aanleiding geeft voor eiseres om opnieuw beroep in te stellen.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep gegrond en draagt zij de Dienst Toeslagen op om binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door verweerder aan eiseres worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. I. Helmich en griffier mr. M.A.W.M. Engels, en is openbaar uitgesproken op 24 maart 2025. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.