In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Het bezwaarschrift is op 22 november 2023 door verweerder ontvangen. Op 31 januari 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting, maar geen van beide partijen heeft gebruik gemaakt van dit recht, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In dit geval is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder bij brief van 2 oktober 2024 in gebreke gesteld, en heeft meer dan twee weken later, op 20 januari 2025, beroep ingesteld.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en bepaalt dat een nadere beslistermijn van veertig weken na het indienen van het verweerschrift realistisch is. De uiterlijke datum waarop verweerder een besluit op bezwaar bekend moet maken is vastgesteld op 7 november 2025.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 50,- per dag voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet aan eiser worden vergoed.