In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Het bezwaarschrift is op 14 mei 2024 door de Dienst Toeslagen ontvangen. Op 3 februari 2025 heeft de Dienst Toeslagen een verweerschrift ingediend. Partijen zijn gevraagd of zij gehoord willen worden op een zitting, maar geen van beide partijen heeft gebruik gemaakt van dit recht, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In deze zaak is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. De Dienst Toeslagen is op 7 januari 2025 in gebreke gesteld en eiseres heeft op 23 januari 2025 beroep ingesteld.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de Dienst Toeslagen op om alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn te kort is om een besluit te nemen en bepaalt dat de uiterlijke datum voor het nemen van een besluit 10 november 2025 is. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het betaalde griffierecht van € 53,- moet door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed.