ECLI:NL:RBMNE:2025:141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
UTR 23/5116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van teveel betaalde WIA-uitkering met betrekking tot de herziening van uitkeringen en de beoordeling van dringende redenen

In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag van € 14.937,86 aan teveel betaalde WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan eiseres. Het Uwv heeft op 23 maart 2023 de WIA-uitkering van eiseres herzien over de periode van 5 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023, en heeft vervolgens het teveel betaalde bedrag teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft haar bezwaren ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de WIA-uitkering met terugwerkende kracht heeft herzien, maar dat eiseres niet direct bij aanvang redelijkerwijs kon weten dat zij teveel uitkering ontving. De rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheden van eiseres, waaronder een gecompliceerde zwangerschap en de werkloosheid van haar echtgenoot, haar in een zware privé-situatie hebben gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv een fout heeft gemaakt, maar dat eiseres vanaf oktober 2022 redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij teveel uitkering ontving.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft. De rechtbank heeft het terug te vorderen bedrag met € 3.734,50 verminderd en het Uwv veroordeeld in de kosten van de rechtsbijstand van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal op 22 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Breedveld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Het gaat in deze zaak om het besluit van het Uwv om een bedrag van € 14.937,86 bruto aan te veel betaalde WIA-uitkering van eiseres terug te vorderen.
Besluitvorming Uwv
1.1
Met een besluit van 23 maart 2023 heeft het Uwv met terugwerkende kracht de WIA-uitkering van eiseres herzien over de periode 5 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023. Met een besluit van 28 maart 2023 heeft het Uwv de teveel betaalde WIA-uitkering tot een bedrag van € 14.937,86 (bruto) van eiseres teruggevorderd. Indien eiseres voor 31 december 2023 terug betaalt, is het een netto bedrag van € 13.098,57.
1.2
Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Op 1 september 2023 heeft zij haar bezwaren tijdens een telefonische hoorzitting toegelicht.
Met het besluit van 12 september 2023 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verloop beroepsprocedure
1.3
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
Op 28 december 2023 heeft de rechtbank partijen bericht dat de zaak wordt aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een zaak over een herziening en terugvordering van een uitkering. [1] Na de tussenuitspraak van de CRvB [2] heeft de rechtbank partijen gevraagd of en zo ja welke gevolgen die uitspraak heeft voor deze beroepszaak.
1.5
Met een brief van 5 juni 2024 heeft het Uwv gereageerd.
Met een brief van 27 augustus 2024 heeft eiseres gereageerd.
1.6
De zaak is behandeld op de zitting van 29 november 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde
.

Overwegingen

Het bestreden besluit
2. Het Uwv stelt dat de WIA-uitkering van eiseres met terugwerkende kracht moet worden herzien over de periode 5 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023, waardoor een bedrag van € 14.937,86 bruto te veel is betaald. Dat teveel is betaald, is niet door toedoen van eiseres. De vordering is ontstaan door een fout die door het Uwv is gemaakt. Het Uwv biedt daarvoor zijn excuses aan. Het Uwv vindt wel dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat er teveel WIA-uitkering aan haar werd betaald. Zij ontving naast haar ZW-uitkering een volledige WIA-uitkering, waardoor zij een hoger bedrag aan uitkeringen ontving dan zij aan salaris had toen zij nog werkte. Het Uwv ziet daarom geen aanleiding om af te zien van de herziening en terugvordering. De gevolgen van de terugvordering zijn niet onevenredig in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Wat vindt eiseres?
3. Eiseres vindt het onterecht dat het gehele bedrag wordt teruggevorderd. Zij was ermee bekend dat zij naast de WIA-uitkering recht had op ZW-uitkering en dat de ZW-uitkering als inkomsten zouden worden verrekend met de WIA-uitkering. Ze is er steeds van uit gegaan dat ze kreeg waar ze recht op had. Zij heeft in augustus 2022 en in oktober 2022 telefonisch contact opgenomen met het Uwv over de samenloop van haar uitkeringen en gevraagd om een schriftelijke bevestiging van wat was besproken, maar kreeg deze niet. De memo van 24 maart 2023 waar het Uwv naar verwijst geeft een onjuiste weergave van het telefoongesprek. Eiseres stelt dat het haar redelijkerwijs niet duidelijk kon zijn dat zij teveel WIA-uitkering ontving. Daarbij speelt mee dat zij in die periode een zware en emotionele tijd had vanwege een gecompliceerde zwangerschap, waardoor zij veel op bed moest liggen en ook haar echtgenoot in die tijd zijn baan verloor. Nu het Uwv erkent dat er een fout is gemaakt bij het Uwv vindt eiseres het niet juist dat de gevolgen daarvan geheel op haar worden afgewenteld. Het terugvorderen van het gehele bedrag is onevenredig.
Het toetsingskader
4. In geschil is of het Uwv terecht heeft besloten om de WIA-uitkering van eiseres over de periode van 5 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 te herzien en de teveel betaalde uitkering terug te vorderen.
5. In vaste rechtspraak is bepaald dat dit een belastend besluit is. [3] Dit heeft tot gevolg dat
het Uwv met feiten aannemelijk moet maken dat aan de wettelijke voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan. De bewijslast rust dus op het Uwv. Als het Uwv hieraan heeft voldaan, is het aan eiseres om met tegenbewijs te komen die doet twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van het Uwv. Dit tegenbewijs moet bestaan uit objectieve en verifieerbare gegevens.
6. Het Uwv herziet een WIA-uitkering met terugwerkende kracht indien het redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat er teveel uitkering betaald is. [4] Een onverschuldigd betaalde uitkering moet in beginsel door het Uwv worden teruggevorderd, tenzij er dringende redenen aanwezig zijn om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. [5]
Wat vindt de rechtbank?
7. Niet in geschil is dat het Uwv door zijn eigen fout een bedrag van € 14.937,86 (bruto) aan WIA-uitkering aan eiseres heeft uitbetaald en dat eiseres op dat bedrag geen recht had.
Dat betekent dat het Uwv verplicht is het gehele bedrag aan ten onrechte niet verrekende WIA-uitkering als zijnde onverschuldigd betaald terug te vorderen, tenzij sprake is van dringende reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Dringende reden
8. Door te bepalen dat het Uwv geheel of gedeeltelijk van herziening en terugvordering kan afzien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, heeft de wetgever het Uwv een discretionaire bevoegdheid gegeven. Bij de gebruikmaking daarvan moet het Uwv een belangenafweging maken. Tot 18 april 2024 was het vaste rechtspraak van de CRvB dat dringende redenen slechts gelegen kunnen zijn in onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van een terugvordering voor de betrokkene.
9. Zoals hiervoor vermeld in 1.4 heeft de CRvB op 18 april 2024 een uitspraak gedaan, waarin de CRvB de dringende reden voortaan ruimer uitlegt en ziet als een open norm. Daarbinnen moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken en die toetsen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moet verder niet alleen rekening worden gehouden met de gevolgen van de herziening en terugvordering, maar onder meer ook met de oorzaak daarvan. Daarbij dienen alle relevante feiten en omstandigheden te worden betrokken, waaronder de vraag wat het eigen aandeel van het Uwv is in de redenen voor herziening en/of terugvordering. Van belang is ook het eigen aandeel van de betrokkene in de ontstane situatie: is sprake van een bewuste schending van de inlichtingenplicht, een onoplettendheid, of een situatie waarin een betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt, maar hij wel heeft moeten begrijpen dat hij teveel aan uitkering ontving.
10. De te wegen belangen zijn enerzijds het belang van de overheid bij een juiste vaststelling van het recht op uitkering en terugbetaling van hetgeen te veel is ontvangen en anderzijds het belang van eiseres dat zij door een dergelijk belastend overheidsbesluit niet onevenredig wordt geraakt.
11. Het standpunt van het Uwv dat er geen dringende redenen zijn om af te zien van de terugvordering kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank overweegt dat over de periode
5 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 eiseres zowel een volledige WIA-uitkering als een volledige ZW-uitkering heeft ontvangen. Daardoor ontving eiseres veel meer uitkering (circa € 1.500,- per maand ) dan waar zij recht op had en dus veel meer dan zij verdiende toen zij nog werkte. De rechtbank vindt dat het eiseres redelijkerwijs duidelijk had kunnen en moeten zijn dat zij teveel uitkering ontving, omdat haar uitkering veel hoger was dan het salaris dat zij eerder ontving. Zij was ermee bekend dat de ZW-uitkering in mindering zou moeten worden gebracht en zou uit de betaalspecificaties moeten hebben kunnen opmaken dat er geen verrekeningen plaatsvonden.
12. Ten voordele van eiseres vindt de rechtbank echter dat het eiseres niet direct in augustus 2022 al redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat aan haar teveel uitkering werd betaald. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres te kampen had met een gecompliceerde zwangerschap en haar echtgenoot ook zijn baan verloor, waardoor alles bij elkaar privé een zware tijd was. Ook weegt hierbij mee dat de ZW-uitkering wekelijks werd uitbetaald, inclusief vakantiegeld en de WIA-uitkering aan het eind van de maand, exclusief vakantiegeld. Dat maakt dat het voor een ontvanger van een uitkering -nog los van privéomstandigheden- niet direct inzichtelijk is op welk bedrag er nu precies een recht bestaat. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval eiseres niet meteen in augustus 2022 al had kunnen weten dat zij te veel uitkering ontving. De rechtbank vindt dat redelijkerwijs ervan uit mag worden gegaan dat in september 2022 -gezien de privé situatie- het voor eiseres eveneens nog niet geheel duidelijk had kunnen zijn dat zij totaal meer uitkering ontving dan waar zij recht op had. Voor deze periode geeft de rechtbank eiseres het voordeel van de twijfel. De rechtbank vindt echter dat het in oktober 2022 eiseres inmiddels echt duidelijk had moeten zijn dat zij maandelijks totaal aan uitkering een veel hoger bedrag ontving dan haar salaris daarvoor. Van telefonische contacten van eiseres met het Uwv in de periode oktober 2022 en maart 2023 is niet gebleken.
13. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat het Uwv gedurende een relatief lange periode deze fout heeft laten doorlopen. Ook het gegeven dat de ZW en WIA gebruik maken van volledig onafhankelijk van elkaar opererende administratieve systemen, zoals de gemachtigde van het Uwv ter zitting heeft toegelicht, kan aan eiseres niet worden tegengeworpen.
14. Zoals hiervoor overwogen, vindt de rechtbank dat het eiseres pas vanaf oktober 2022 redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat zij teveel aan uitkering ontving. Vanaf dat moment vindt de rechtbank dat een terugvordering niet onevenredig is. Dat betekent dat het Uwv in het bestreden besluit ten onrechte heeft beslist dat geen sprake is van een dringende reden om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. De terugvordering zou daarom met twee maanden moeten worden verlaagd. De rechtbank merkt daarbij op dat het invoelbaar is dat eiseres langere tijd zware privéomstandigheden had en de informatie vanuit het Uwv geen prioriteit had, maar van dringende redenen op grond waarvan het Uwv de terugvordering nog verder zou moeten matigen, is niet gebleken.
Ook is niet gebleken dat de financiële gevolgen van de terugvordering ontoelaatbaar of onevenredig zijn. Eiseres betaalt de terugvordering in termijnen van € 100,- per maand en hierbij is rekening gehouden met de persoonlijke financiële situatie van eiseres.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep slaagt. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien [6] door het besluit van 28 maart 2023 te herroepen voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft en het terug te vorderen bedrag verminderen met bruto € 3.734,50 (2/8e van het totale bruto bedrag).
16. Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten van de aan eiseres verleende rechtsbijstand in bezwaar en in beroep. Deze kosten worden begroot op € 3.628,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, 1 punt voor het bezwaar en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 907,-). Ook de door eiseres gemaakte reiskosten voor de zitting komen voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft een bedrag van € 11,- op basis van openbaar vervoer 2e klas.
17. Ook krijgt eiseres het door haar betaalde griffierecht terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft;
- herroept het besluit van 28 maart 2023 voor zover het de hoogte van de terugvordering betreft en vermindert het over de periode van 5 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 terug te vorderen bedrag met € 3.734,50;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- veroordeelt het Uwv in de door eiseres gemaakte kosten tot een bedrag van totaal € 3.639,- (€ 3.628,- en € 11,-).
- bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 50.- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Veenendaal, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Conclusie van raadsheer advocaat-generaal De Bock 10 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2086.
2.CRvB 18 april 2024, ECLI:NLCRVB:204:726.
3.bijvoorbeeld de uitspraak van 17 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1479.
4.Artikel 3 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006.
5.Artikel 77, eerste lid, van de Wet WIA.
6.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb.