Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Autoriteit Persoonsgegevens, verweerder
Inleiding
besluit II.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser op 20 december 2021 een verzoek ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (verweerder) om handhavend op te treden tegen de politie, omdat hij onvoldoende inzage had gekregen in documenten met betrekking tot een misdrijf waarvan hij slachtoffer was. Verweerder heeft dit verzoek op 4 april 2022 afgewezen, met de reden dat nader onderzoek nodig was, maar dat dit onevenredig veel inspanning zou vergen. Eiser heeft hierop herhaaldelijk verzoeken tot heroverweging ingediend, die door verweerder zijn afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 2 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar tegen het primaire besluit I kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 behandeld en op 9 januari 2025 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser geen gelijk had, omdat het bezwaar tegen het primaire besluit I te laat was ingediend en er geen geldige reden was voor de termijnoverschrijding. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten in stand blijven en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.