ECLI:NL:RBMNE:2025:1397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
UTR 25/1153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter in het kader van de Wet open overheid

In deze zaak heeft de Stichting [stichting] op 8 januari 2025 de Nationale Ombudsman verzocht om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo). De ombudsman heeft op 23 januari 2025 geweigerd om de stichting als gemachtigde te erkennen. Hierop heeft de stichting een bezwaarschrift ingediend bij de ombudsman, die het bezwaarschrift als rechtstreeks beroep naar de rechtbank heeft doorgezonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ombudsman ten onrechte heeft ingestemd met het rechtstreeks beroep. Volgens de rechtbank moet in beginsel eerst bezwaar worden gemaakt bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen uitputtende gedachtewisseling heeft plaatsgevonden tussen de ombudsman en de stichting, en dat de bezwaarschriftprocedure nog niet is doorlopen. De rechtbank heeft daarom besloten het beroepschrift terug te zenden aan de ombudsman om als bezwaarschrift te worden behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter A.A.M. Elzakkers en griffier A. Wilpstra-Foppen op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2025 in de zaak tussen

Stichting [stichting], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: G. Heres Hoogerkamp),
en

de Nationale Ombudsman, verweerder

(gemachtigde: L. Scheppink).

Inleiding

1. Eiseres heeft de Nationale Ombudsman (ombudsman) op 8 januari 2025 verzocht om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo). De ombudsman heeft bij besluit van 23 januari 2025 eiseres geweigerd als gemachtigde. Naar aanleiding van dit besluit heeft eiseres op 23 januari 2025 een bezwaarschrift ingediend bij de ombudsman. Daarin heeft eiseres verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. De ombudsman heeft hiermee ingestemd en het bezwaarschrift bij brief van 27 januari 2025 als rechtstreeks beroep doorgezonden naar de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat de ombudsman kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep en overweegt daartoe als volgt.
3. In artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat in beginsel tegen een besluit eerst bezwaar bij het bestuursorgaan moet worden gemaakt, alvorens beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. In artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb staat dat in het bezwaarschrift de indiener het bestuursorgaan kan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1.
Op grond van artikel 8:54a, eerste lid van de Awb, kan de rechtbank totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het bestuursorgaan kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Op grond van het tweede lid van dat artikel strekt in dat geval de uitspraak ertoe dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
4. Doel van artikel 7:1a van de Awb is om bestuursrechtelijke geschilbeslechting waar mogelijk te vereenvoudigen en te verkorten. Het bieden van de mogelijkheid van het overslaan van de bezwaarschriftprocedure is, zo blijkt uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, vooral bedoeld voor gevallen waarin in de primaire fase reeds een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen bestuur en belanghebbende heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen, terwijl vaststaat dat het besluit nog altijd in geschil is. In die gevallen kan het overslaan van de bezwaarfase belangrijke tijdwinst opleveren en onnodige lasten voor bestuur en burger voorkomen. Daarnaast valt te denken aan de situatie waarin het besluit nauw samenhangt met een besluit waartegen reeds beroep is ingesteld. Ook in een dergelijk geval kan het doelmatig zijn om de bezwaarfase over te slaan, aangezien een bezwaarschriftprocedure die zijn basis vindt in een al heroverwogen zaak in de meeste gevallen weinig toevoegt. Daarmee wordt tevens bewerkstelligd dat de rechter samenhangende besluiten in samenhang kan beoordelen. [1] Ook zaken waarbij uit de aard van de zaak spoedige rechterlijke toetsing is geboden zijn geschikt voor rechtstreeks beroep. Gevallen waarin nog onvoldoende onderzoek naar de feiten is gedaan, lenen zich juist niet voor rechtstreeks beroep. [2]
5. De rechtbank oordeelt dat naar aanleiding van het besluit van 23 januari 2025 nog niet een zodanige uitputtende gedachtewisseling tussen de ombudsman en eiseres heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daaraan weinig of niets meer kan toevoegen en dat het daarom doelmatig is om de bezwaarfase over te slaan. De ombudsman heeft ingestemd met rechtstreeks beroep omdat eiseres al op het voorgenomen besluit kon reageren en omdat er volgens de ombudsman een nauwe samenhang is met andere zaken die bij de rechtbank lopen. Dit biedt echter onvoldoende aanleiding om in te stemmen met rechtstreeks beroep. Hoewel eiseres al kon reageren op een voornemen, is de rechtbank van oordeel dat ook bij een bezwaarprocedures nog een gedachtewisseling kan plaatsvinden die nog niet uitputtend heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het onderwerp van het besluit van
23 januari 2025 nog niet besproken tijdens eerdere procedures. De andere procedures die lopen bij deze rechtbank gaan over Woo-verzoeken die door de ombudsman niet in behandeling zijn genomen wegens misbruik van recht. In de onderhavige procedure heeft de ombudsman eiseres geweigerd als gemachtigde. Gelet daarop is er geen sprake van zodanige samenhang met andere lopende zaken die aanleiding geeft om in te stemmen met rechtstreeks beroep.
6. Omdat de ombudsman kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank, zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 8:54a van de Awb om in de fase van het vooronderzoek het onderzoek te sluiten. De rechtbank zal het beroepschrift ter verdere behandeling als bezwaarschrift terugzenden aan de ombudsman.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de ombudsman het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 2000/01, 27 563, nr. 3, p. 4.