ECLI:NL:RBMNE:2025:1392

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
UTR 24/318
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten op grond van de Wet open overheid (Woo) door eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het uitblijven van beslissingen op vijf verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser heeft op 15 januari 2024 een beroep ingediend wegens het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort. De rechtbank heeft op 16 december 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college op de vijf Woo-verzoeken al beslissingen heeft genomen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is voor die verzoeken. Echter, tegen één van de beslissingen heeft eiser inhoudelijke gronden ingediend, die door de rechtbank zijn beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel heeft gehandeld, omdat het niet duidelijk heeft gemaakt waarom bepaalde informatie is gelakt in de openbaar gemaakte documenten. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de andere Woo-verzoeken niet-ontvankelijk, maar verklaart het beroep tegen het inhoudelijke besluit van 13 februari 2024 gegrond. De rechtbank draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/318

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort,verweerder
(gemachtigde: mr. S. de Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van beslissingen op vijf van zijn verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college beslissingen heeft genomen op de vijf Woo-verzoeken. Op de Woo-verzoeken heeft het college al beslist, waardoor het beroep niet tijdig beslissen voor zover gericht tegen die beslissingen, niet-ontvankelijk is. Tegen één beslissing op een Woo-verzoek heeft eiser aangegeven het niet eens te zijn met die beslissing. De rechtbank beoordeelt de gronden tegen die beslissing inhoudelijk en komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Woo-verzoeken
3. Eiser heeft op 15 januari 2024 een beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarbij hij vijf Woo-verzoeken heeft genoemd. Hij heeft daarvoor ingebrekestellingen ingediend bij het college. Het college heeft volgens eiser nog niet beslist op deze Woo-verzoeken. Het gaat om de volgende Woo-verzoeken:
Woo-verzoek van 19 juni 2023, waarbij is verzocht om e-mailverkeer tussen ambtenaren en bestuurders ‘in allerlei kruisverbanden’ over de herontwikkelingslocatie oude postkantoor.
Woo-verzoek van 19 juni 2023, waarbij is verzocht om e-mailverkeer van de heer [A].
Woo-verzoek van 29 december 2022, waarbij is verzocht om afgesloten anterieure overeenkomsten voor zeven nieuwbouwprojecten. Daarbij heeft eiser zeven adressen genoemd.
Woo-verzoek van 22 december 2022, waarbij is verzocht om het dossier over het conflict tussen de gemeente Montfoort en de Hersteld Hervormde Gemeente over de tuin van de Rabobank.
Woo-verzoek van 31 december 2022, waarbij is verzocht om overlegging agenda's met bijlagen en verslagen van de vergaderingen Forum Ruimte van 23 januari 2012 en de Raadvergadering van 6 februari 2012.
4. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat na het indienen van de beroepen niet tijdig beslissen, vanaf 31 januari 2024, tot aan de zitting op
16 december 2024 e-mailberichten zijn gestuurd aan de rechtbank door eiser en door het college. Deze e-mailberichten zijn voornamelijk van eiser. Ook zijn er besluiten van het college binnengekomen. In de e-mailberichten worden ook andere Woo-verzoeken genoemd dan de hiervoor vermelde vijf Woo-verzoeken. Ter zitting is besproken dat het nu alleen kan gaan over de voornoemde vijf Woo-verzoeken die zijn genoemd in het beroep niet tijdig beslissen dat op 15 januari 2024 is ingediend.
Woo-verzoeken met nummers 1 en 2 van 19 juni 2023
5. De rechtbank stelt vast dat het college op Woo-verzoek 1, dat ziet op e-mailverkeer tussen ambtenaren en bestuurders ‘in allerlei kruisverbanden’, op
13 februari 2024 heeft beslist. Het bezwaar dat eiser daartegen heeft ingediend, is hangende dit beroep bij besluit op bezwaar van 14 augustus 2024 ongegrond verklaard. Verder stelt de rechtbank vast dat het college op Woo-verzoek 2, dat zag op e-mailverkeer van de heer [A], op 12 februari 2024 heeft beslist. Bij besluit op bezwaar van 14 augustus 2024 heeft het college hangende dit beroep het daartegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Tegen de beslissingen op bezwaar heeft eiser geen gronden ingesteld. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij de Woo-verzoeken van 19 juni 2023 als afgehandeld beschouwd.
Conclusie Woo-verzoek nummers 1 e n2 van 19 juni 2023
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat verzoeker geen belang meer heeft bij een uitspraak over dit deel van zijn beroep niet tijdig, en de rechtbank zal het beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Woo-verzoek nummer 3 van 29 december 2022
7. Op het Woo-verzoek van 29 december 2022, waarbij is verzocht om afgesloten anterieure overeenkomsten voor zeven nieuwbouwprojecten, heeft het college hangende het beroep beslist op 13 februari 2024. Eiser heeft in zijn e-mailbericht van 23 april 2024 de rechtbank geïnformeerd dat hij het niet eens is met deze beslissing. Hiermee is het beroep niet tijdig beslissen, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), veranderd naar een inhoudelijk beroep. Omdat het college alsnog heeft beslist op het Woo-verzoek, heeft eiser geen belang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op dit Woo-verzoek, het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank zal de gronden die eiser heeft aangevoerd tegen de beslissing van 13 februari 2024 hieronder inhoudelijk behandelen.
Lakkingen
8. Eiser heeft aangevoerd dat het door de vele lakkingen voor eiser onduidelijk is op welke vier adressen de anterieure overeenkomsten betrekking hebben.
9. In het besluit van 13 februari 2024 staat: ‘
Wij hebben in 4 van de 7 door u genoemde projecten een anterieure overeenkomst gesloten. Wij hebben besloten deze met inachtneming van bovenstaande voor een ieder openbaar te maken. Omdat deze informatie ook de vier contractspartijen betreft zijn zij om een zienswijze gevraagd. Dat betekent dat zij mogen reageren op de documenten waaruit blijkt welke informatie wij wel en niet openbaar willen maken. Wij betrekken de zienswijzen alvorens wij de anterieure overeenkomsten definitief openbaar maken en bieden de contractspartijen een termijn om eventueel bezwaar te maken tegen openbaarmaking omdat dat onomkeerbare gevolgen heeft. Om die reden zal u de door u gevraagde informatie over uiterlijk twee weken na verzenddatum van deze brief worden toegezonden.’ De rechtbank stelt vast dat de overeenkomsten bij brief van
26 maart 2024 aan eiser zijn toegestuurd.
10. De rechtbank volgt eiser dat uit de motivering van het college in zowel het besluit als in de openbaar gemaakte anterieure overeenkomsten niet blijkt waarom er delen in zijn gelakt. De uitzonderingsgronden die worden genoemd in de Woo, worden niet genoemd in het bestreden besluit. Dit is in strijd met het motiveringsbeginsel. Nu eiser specifiek heeft verzocht om anterieure overeenkomsten voor specifieke nieuwbouwprojecten met specifieke adressen, zou het daarnaast op de weg liggen van het college om aan eiser aan te geven welke overeenkomst op welk adres ziet, als daar geen bezwaren tegen zijn geuit middels de zienswijzen. Het college kan dit op een manier doen zodat het niet voor een ieder openbaar is, bijvoorbeeld door de aanduiding te sturen in een begeleidende brief. De beroepsgrond van eiser slaagt.
Verzoek ziet op meer adressen
11. Eiser heeft verder tijdens de beroepsprocedure aangegeven dat zijn verzoek niet ziet op zeven maar op negen anterieure overeenkomsten. Het besluit is daardoor onvolledig volgens eiser.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser na het besluit op 15 februari 2024 een e-mailbericht aan het college en aan de rechtbank heeft gestuurd, waarbij hij aangeeft dat hij op 23 januari 2023 en op 10 februari 2023 het college heeft verzocht om nog twee anterieure overeenkomsten toe te voegen aan zijn oorspronkelijke Woo-verzoek van
29 december 2022. Eiser heeft op deze e-mailberichten geen reactie gehad, en is er vanuit gegaan dat daarmee de twee andere adressen waren toegevoegd aan zijn Woo-verzoek.
13. Het college heeft ter zitting toegelicht dat eiser zoveel Woo-verzoeken heeft ingediend, en zoveel e-mailberichten stuurt, dat is besloten om geen aanvullingen op Woo-verzoeken in behandeling te nemen. Het is anders administratief niet meer te bolwerken. Het college heeft dan ook niet gereageerd op de e-mailberichten van eiser van 15 februari 2024,
23 januari 2023 en 10 februari 2023.
14. De rechtbank stelt vast dat de e-mailberichten van 23 januari 2023 en 10 februari 2023 niet in het dossier zitten. Het college betwist deze e-mailberichten echter niet, waardoor de rechtbank ervan uit gaat dat het college deze e-mailberichten wel heeft ontvangen. Uit vaste rechtspraak volgt dat uitbereiding of aanvulling van de Woo-verzoek in de bezwaar- of beroepsfase zich niet verdraagt met het wettelijk stelsel, waarbij het bestuursorgaan een besluit neemt op het Woo-verzoek en een bezwaarschrift nog steeds betrekking heeft op het Woo-verzoek. [1] Eiser heeft zijn verzoek echter niet aangevuld tijdens de bezwaarprocedure, maar anderhalve maand na zijn Woo-verzoek en een jaar voordat het college heeft beslist op het Woo-verzoek. Het college had daarom ook de anterieure overeenkomsten over de twee adressen die eiser noemt, namelijk Heeswijk 120 en Achthoven Oost 31, moeten betrekken bij de beslissing op het Woo-verzoek. Het bestreden besluit is daardoor onvolledig en dat is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. De beroepsgrond van eiser slaagt.
Besluit onduidelijk
15. Verder voert eiser aan dat het voor hem onduidelijk is waarom er voor drie adressen die eiser heeft genoemd geen sprake zou zijn van een anterieure overeenkomst. Het college geeft daar geen verklaring voor in relatie tot de zichtbare veranderingen op die percelen.
16. De rechtbank stelt vast dat uit het besluit van 13 februari 2024 volgt dat alleen met vier van de zeven genoemde projecten anterieure overeenkomsten zijn gesloten. Daaruit volgt dat er ten aanzien van de andere drie adressen geen overeenkomsten zijn gesloten. Dit vindt de rechtbank duidelijk. Dat er volgens eiser zichtbare handelingen zijn verricht op die percelen betekent nog niet dat er anterieure overeenkomsten zijn gesloten. Deze beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
Conclusie Woo-verzoek nummer 3 van 29 december 2022
17. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep, voor zover het is gericht tegen het niet nemen van een besluit op het Woo-verzoek van 29 december 2022, niet-ontvankelijk is. Het beroep tegen het inhoudelijke besluit van 13 februari 2024 is gegrond. Het besluit is onvolledig en in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
Woo-verzoek nummer 4 van 22 december 2022
18. De rechtbank stelt vast dat het college op 11 januari 2023 heeft beslist op het Woo-verzoek van eiser van 22 december 2022, waarbij is verzocht om het dossier over het conflict tussen de gemeente Montfoort en de Hersteld Hervormde Gemeente over de tuin van de Rabobank. Eiser heeft zijn beroep tegen niet tijdig beslissen over dit Woo-verzoek daarom ingediend terwijl er al een besluit lag. Ook is het beroep een jaar na het besluit ingediend. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
19. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij het beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend omdat hem in het besluit was toegezegd dat hij inzage zou krijgen in het hele dossier.
20. De rechtbank stelt vast dat in het besluit van 11 januari 2023 niet staat dat eiser inzage zou krijgen in het dossier. In het besluit van 11 januari 2023 zijn drie documenten, met lakking van persoonsgegevens, openbaar gemaakt. Verder stelt de rechtbank vast dat uit het dossier volgt dat eiser in zijn Woo-verzoek zelf heeft gevraagd of hij na ontvangst van de stukken een afspraak kan maken om het dossier in het te zien. De rechtbank overweegt dat inzage in stukken iets anders is dan een Woo-verzoek. Op het Woo-verzoek is een beslissing genomen. In het besluit is geen toezegging gedaan om inzage in het dossier te krijgen. Het is niet mogelijk om een beroep niet tijdig beslissen in te dienen voor een verzoek om inzage in een dossier. Dat is immers geen besluit.
Conclusie Woo-verzoek nummer 4 van 22 december 2022
21. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek van 22 december 2022 niet-ontvankelijk is.
Woo-verzoek nummer 5 van 31 december 2022
22. Tot slot stelt de rechtbank over het vijfde Woo-verzoek vast dat het college al op 11 januari 2023 een beslissing heeft genomen op het Woo-verzoek over agenda's met bijlagen en verslagen van de vergaderingen Forum Ruimte van 23 januari 2012 en de Raadvergadering van 6 februari 2012. Ook is er op 30 mei 2023 een beslissing op het bezwaarschrift genomen dat eiser had ingediend. Aangezien er al is beslist op het Woo-verzoek van 31 december 2022, heeft eiser ook ten aanzien van dit onderdeel van het beroep niet tijdig beslissen op Woo-verzoeken geen procesbelang meer en is zijn beroep in zoverre niet-ontvankelijk.
23. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij ook hier beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend omdat hij inzage wenst in het dossier. In het primaire besluit staat ter informatie: ‘
Wij zullen de door u gevraagde documenten uit het archief laten halen en u berichten wanneer u deze in kunt komen zien.’. Na het primaire besluit heeft eiser het college op
19 maart 2023 aangegeven dat hij nog geen uitnodiging heeft ontvangen om de stukken te komen inzien. Met het e-mailbericht van 18 april 2023 heeft eiser het college in gebreke gesteld omdat er nog geen uitnodiging is gekomen. Nadat de beslissing op bezwaar is genomen, heeft eiser het college op 15 juni 2023 nogmaals in gebreke gesteld. Op
3 september 2023 en 7 november 2023 heeft eiser reminders gestuurd naar het college. Op 23 december 2023 heeft eiser weer een in gebrekestelling gestuurd, waarna eiser op
15 januari 2024 een beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend.
24. De rechtbank herhaalt dat een verzoek om inzage in een dossier iets anders is dan een Woo-verzoek. Op het Woo-verzoek van 31 december 2022 heeft het college al besloten. In het besluit is toegezegd dat eiser inzage zou krijgen in de gevraagde documenten, maar dat is geen besluit onderdeel. Zoals hiervoor al overwogen, is het niet mogelijk om een beroep niet tijdig beslissen in te dienen voor het verzoek om inzage. Het college heeft ter zitting toegelicht dat afspraken om inzage in dossiers worden opgespaard omdat de gemeente Montfoort klein is en weinig capaciteit heeft. Het college heeft aangegeven geen toezegging te kunnen doen wanneer eiser inzage krijgt in het dossier. De rechtbank adviseert het college met klem om zo spoedig mogelijk een afspraak te maken om eiser inzage in het dossier te geven, gelet op het tijdsverloop en de vele reminders die eiser al heeft gestuurd.
Conclusie Woo-verzoek nummer 5 van 31 december 2022
25. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het Woo-verzoek van 31 december 2022 is niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

26. Het beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op Woo-verzoeken van 19 juni 2023, 29 december 2022, 22 december 2022 en
31 december 2022, is niet-ontvankelijk.
27. Voor zover het beroep is gericht tegen het genomen besluit van 13 februari 2024 op Woo-verzoek nummer 3, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. Het besluit van
13 februari 2024 is in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Awb. Nu het college twee adressen mee moet nemen in de beoordeling van het Woo-verzoek ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat volgens de rechtbank in dit geval geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen gelet op het nader onderzoek dat het college moet doen. Het college moet daarom een nieuw besluit nemen met in achtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
28. Omdat de rechtbank het beroep, voor zover het is gericht tegen het besluit van
13 februari 2024, gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht ter hoogte van € 187,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van besluiten op de Woo-verzoeken van 19 juni 2023, 29 december 2022,
22 december 2022 en 31 december 2022, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen het inhoudelijke besluit van
13 februari 2024, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 13 februari 2024;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1428.