ECLI:NL:RBMNE:2025:1367

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
16/268103-20 en 81/153730-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meervoudige strafbare feiten door een niet-geregistreerde huisarts, beïnvloeding van getuigen en valsheid in geschrifte

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een langere periode als huisarts heeft voorgedaan zonder de vereiste registratie in het BIG-register. De verdachte heeft meerdere patiënten behandeld, diagnoses gesteld en medicatie voorgeschreven, wat heeft geleid tot een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van deze patiënten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het beïnvloeden van getuigen, waarbij zij getuigen heeft gevraagd om onjuiste verklaringen af te leggen over haar werkzaamheden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door valse aanvraagformulieren en indicatiestellingen in te dienen bij zorgverzekeraars, waarbij zij de identificerende gegevens van een andere verpleegkundige heeft misbruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden en een beroepsverbod voor 60 maanden in de zorgsector. Tevens zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/268103-20 en 81/153730-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1973] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 februari 2025 (inhoudelijk), 11 februari 2025 (inhoudelijk) en 13 maart 2025 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Ariese en van de standpunten van verdachte en haar raadslieden, mr. J.L. L'Homme en mr. B.A. Deutz Ebeling, advocaten te Amsterdam. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de mr. H.J. Arnold, advocaat te Leiden namens de benadeelde partij Zilveren Kruis en van hetgeen de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/268103-20feit 1:
in de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 mei 2018 in Utrecht (be)handelingen heeft verricht als huisarts zonder dat zij daartoe de bekwaamheid had en in het daartoe bestemde BIG register was ingeschreven, waardoor zij schade aan de patiënten heeft veroorzaakt of wist dat ze schade kon veroorzaken;feit 2:
in de periode van 4 juni 2018 tot en met 20 juni 2018 in Utrecht de verklaringsvrijheid van getuige [getuige 1] heeft beïnvloed;
feit 3:in de periode van 21 december 2018 tot en met 1 juni 2020 in Huizen in vereniging gebruik heeft gemaakt van identificerende persoonsgegevens van [benadeelde 1] op meerdere aanvraagformulieren en machtigingsaanvragen voor thuiszorg en wijkverpleging;
feit 4:primair:
in de periode van 21 december 2018 tot en met 1 juni 2020 in Huizen in vereniging meerdere indicatieformulieren, zorgplannen, aanvraagformulieren en machtigingsaanvragen voor thuiszorg en wijkverpleging valselijk heeft opgemaakt en/of laten opmaken door de gegevens van [benadeelde 1] hierop te vermelden en te voorzien van een valse handtekening/paraaf van die [benadeelde 1] en deze geschriften ook heeft gebruikt door deze bij zorgverzekeraars in te dienen;
subsidiair:
in diezelfde periode in Huizen in vereniging aan Thuiszorg [naam 1] B.V. en/of Thuiszorg [naam 2] B.V. opdracht heeft gegeven en/of feitelijk leiding heeft gegeven tot het plegen van dit feit;
feit 5:
in de periode van 30 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 in Blaricum en/of Huizen, geldbedragen van € 5.000,- en € 12.000,- van [naam 3] B.V. heeft verduisterd uit hoofde van haar dienstbetrekking als financieel directeur van dit bedrijf.
81/153730-21
feit 1:in de periode van 1 maart 2016 tot en met 1 juni 2016 in Blaricum en/of Utrecht in vereniging meermalen een offerte, twee facturen van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. en twee bankgiro opdrachten valselijk heeft opgemaakt door hierin een fictief of te hoog bedrag op te nemenenin diezelfde periode in Blaricum, Utrecht en/of 's-Hertogenbosch in vereniging gebruik heeft gemaakt van deze geschriften door de offerte in het kader van een kredietaanvraag bij Van Lanschot Kempen N.V. te overleggen en de facturen en bankgiro opdrachten in het kader van betalingsverzoeken vanuit het bouwdepot bij Van Lanschot Kempen N.V. in te dienen;
feit 2:
in de periode van 1 september 2017 tot en met 31 oktober 2017 in Blaricum in vereniging een koopovereenkomst tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. valselijk heeft opgemaakt door hierin een koopsom met een onjuist bedrag op te nemenenin diezelfde periode in Blaricum, Utrecht en/of Delft in vereniging gebruik heeft gemaakt van deze valse koopovereenkomst door deze te verstrekken aan [bedrijf 3] B.V. voor het verkrijgen van een geldlening;
feit 3:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 oktober 2020 in Blaricum en/of Utrecht in vereniging meermalen een factuur van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., meerdere bankafschriften en een kwitantie van een contant ontvangen bedrag door [bedrijf 1] / [benadeelde 2] , valselijk heeft opgemaakt door hierin een fictief of te hoog bedrag op te nemenenin de periode van 1 februari 2019 tot en met 13 november 2020 in Blaricum, Utrecht en/of Amsterdam in vereniging gebruik heeft gemaakt van deze valse geschriften door deze te verstrekken aan de curator (van Medisch Centrum [naam 5] B.V.) G.M. Smink.

3.VOORVRAGEN

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de dagvaarding van parketnummer 16/268103-20 partieel nietig dient te worden verklaard ten aanzien van de onder feit 1 opgenomen onderdeel ‘
en/of één of meer tot nog toe onbekend gebleven perso(o)n(en)’, nu dit onvoldoende concreet is. Gelet op de vele in het dossier voorkomende personen kan de verdediging ten aanzien van de betreffende zinsnede geen adequate verdediging voeren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat uit het dossier voldoende duidelijk blijkt ten aanzien van welke personen er zorghandelingen zijn verleend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat er meer patiënten zijn die hebben verklaard over de gang van zaken bij [naam 4] B.V. dan de patiënten die met naam in de tenlastelegging zijn opgenomen. De namen van die patiënten blijken evenwel wel duidelijk uit het dossier. In de tenlastelegging zijn, naast de namen van de patiënten, ook de zorghandelingen geconcretiseerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit de omschrijving van die zorghandelingen in combinatie met de verklaringen van de patiënten van [naam 4] zoals opgenomen in het dossier, voldoende duidelijk is wat de verdachte wordt verweten en waartegen zij zich dient te verdedigen. In zoverre voldoet de dagvaarding dan ook aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Gelet hierop verwerpt de rechtbank het beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding. De dagvaarding van parketnummer 16/268103-20 is derhalve geldig.
Ook de dagvaarding van parketnummer 81/153730-21 is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
16/268103-20
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde ten aanzien van de bij naam genoemde patiënten wettig en overtuigend te bewijzen, in die zin dat het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van de patiënten met zich meebracht. Niet is vast te stellen dat het handelen van verdachte daadwerkelijk tot schade of benadeling van de gezondheid van de patiënten heeft geleid.
Het onder feiten 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend te bewijzen.
81/153730-21
De officier van justitie acht het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen met uitzondering van het onder die feiten ten laste gelegde medeplegen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16/268103-20
De raadslieden bepleiten vrijspraak van het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 primair en subsidiair en feit 5 ten laste gelegde.
81/153730-21
De raadslieden bepleiten vrijspraak van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis opgenomen in een bij dit vonnis gevoegde bijlage (
bijlage II), en dienen op deze plaats als ingelast te worden beschouwd.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
In de periode van 2015 tot en met 2020 heeft verdachte een rol/functie gehad in meerdere bedrijven die een rol spelen in de ten laste gelegde feiten. Voordat de rechtbank toekomt aan de bespreking van de ten laste gelegde feiten, stelt zij op basis van het dossier de volgende gebeurtenissen vast.
[naam 4] B.V.
In 2015 heeft verdachte plannen voor het starten van een gezondheidscentrum in Utrecht bestaande uit onder andere een huisartsenpraktijk en een apotheek. In december 2015 wordt de besloten vennootschap [naam 4] (verder: [naam 4] ) opgericht. Verdachte is met haar holding [holding 1] B.V. enig middellijk bestuurder en aandeelhouder van [naam 4] . Verdachte laat voor het gezondheidscentrum haar oog vallen op een pand aan de [adres] in Utrecht. Dit gebouw moet nog worden verbouwd tot een gezondheidscentrum. Voor de financiering van de verbouwing is verdachte in maart 2016 naar de Van Lanschot Bank in Zeist geweest om een geldlening af te sluiten. De verbouwing van het pand vindt plaats in 2016 en wordt uitgevoerd door [bedrijf 1] B.V. (verder ook wel aangeduid als: [bedrijf 1] ). Op 1 september 2016 opent het gezondheidscentrum haar deuren. Verdachte vervult de functie van (algemeen) directeur bij [naam 4] .
In september 2017 start de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd (verder: de IGJ) een onderzoek naar [naam 4] naar aanleiding van meerdere meldingen dat door onbevoegden medische zorg zou worden verleend. Inmiddels is gebleken dat de bedrijfsvoering van het gezondheidscentrum niet op orde is. Op 18 mei 2018 wordt de (huisartsen)praktijk tijdelijk gesloten op bevel van de IGJ. Op 3 augustus 2018 wordt de naam [naam 4] B.V. gewijzigd in Medisch Centrum [naam 5] B.V. Dit is ingegeven door de inmiddels slechte naam die [naam 4] heeft door de negatieve publiciteit. Op 6 november 2018 wordt Medisch Centrum [naam 5] B.V. in staat van faillissement verklaard, waarbij G.H. Smink als curator wordt aangesteld. Op 20 mei 2019 doet de IGJ aangifte van strafbare feiten. Op 20 oktober 2020 doet G.H. Smink melding bij het Centraal Meldpunt Faillissementsfraude van de FIOD van vermoedelijke faillissementsfraude en valsheid in geschrifte.
Thuiszorg [naam 1] B.V.
In de periode dat [naam 4] door de IGJ wordt onderzocht, wordt Thuiszorg [naam 1] B.V. actief. Dit bedrijf levert niet gecontracteerde thuiszorg en wijkverpleging. Thuiszorg [naam 1] wordt op 24 januari 2017 opgericht onder de naam Thuiszorg [naam 4] B.V. Enig bestuurder en aandeelhouder is [naam 4] . Op 3 augustus 2018 wordt de naam veranderd in Thuiszorg [naam 1] B.V. Gelijktijdig wordt de partner van verdachte, [A] , middels zijn holding [holding 2] B.V. middellijk bestuurder en aandeelhouder van Thuiszorg [naam 1] . Op 28 augustus 2019 wordt ook [B] in de Kamer van Koophandel (verder: KvK) ingeschreven als bestuurder van Thuiszorg [naam 1] B.V.
[naam 3] B.V
In 2019 maakt Thuiszorg [naam 1] een doorstart als het bedrijf [naam 3] B.V., met [B] als bestuurder.
[bedrijf 2] B.V.
Naast bovenstaande activiteiten op het gebied van de individuele gezondheidszorg, is verdachte ook betrokken bij de vennootschap [bedrijf 2] B.V. Deze vennootschap wordt op 28 september 2017 opgericht met het doel om de al bestaande supermarkt ‘
[VOF]’ aan de [adres] in Utrecht over te nemen. Verdachte is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] B.V. [VOF] wordt op 3 oktober 2017 door verdachte gekocht met behulp van een kredietverschaffing van [bedrijf 3] B.V. Op 18 januari 2018 wordt de supermarkt weer verkocht.
Bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Hieronder zal de rechtbank uitleggen waarom zij tot deze beslissingen komt en zal de rechtbank indien nodig ingaan op de verweren van de verdediging – voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen – en de standpunten van de officier van justitie.
16/268103-20
Feit 1
De verdenking onder feit 1 is dat verdachte onbevoegd meerdere patiënten van het gezondheidscentrum heeft behandeld als ware zij huisarts.
Wat is er gebeurd?
De IGJ start in 2017 een onderzoek naar de kwaliteit van zorg verleend door [naam 4] . Uit het onderzoek komt naar voren dat verdachte onbevoegd zorg zou verlenen aan patiënten. In 2019 doet de IGJ aangifte tegen verdachte. De politie start een onderzoek, waarbij veel medewerkers en patiënten van [naam 4] worden gehoord. Meerdere patiënten verklaren dat verdachte hen als huisarts heeft behandeld bij [naam 4] . Ook werknemers verklaren dat verdachte patiënten heeft gezien en dat zij zich presenteerde en gedroeg als huisarts.
Gebruik van de verklaring van getuige [getuige 2]
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat de verdediging geen effectief en adequaat ondervragingsrecht heeft kunnen uitoefenen ten aanzien van getuige [getuige 2] en dat de belastende verklaring bij de politie daarom niet kan worden gebruikt voor het bewijs.
Het verzoek tot het horen van getuige [getuige 2] is toegewezen op grond van artikel 182 Sv. De rechter-commissaris heeft tot vier keer toe de getuige via zijn inschrijfadres opgeroepen voor het getuigenverhoor. De getuige is echter niet verschenen. De rechter-commissaris heeft de bekende telefoonnummers en het mailadres van de getuige geprobeerd, echter zonder succes. Ook heeft de rechter-commissaris een eethuis benaderd waar volgens Google een persoon met de naam van getuige werkzaamheden heeft verricht. De mevrouw die de telefoon van het eethuis opnam kende de getuige [getuige 2] en heeft toegezegd hem te vragen contact op te nemen met de rechter-commissaris. Ook dit heeft echter niet tot contact met de getuige geleid. Bij proces-verbaal van 13 juli 2022 heeft de rechter-commissaris laten weten dat zij, gelet op het belang voor de zaak en het belang van de getuige, niet van plan is een bevel medebrenging te geven. Getuige [getuige 2] is daarom niet gehoord bij de rechter-commissaris. [1]
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de verdediging bij deze stand van zaken (ondanks een consequent en herhaald verzoek tot het horen van de getuige) geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad. De vervolgvraag is of de verklaring alsnog gebruikt kan worden voor het bewijs.
Onder verwijzing naar de (post-) Keskin-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad [2] , dient de rechtbank bij de beoordeling van dit verweer de volgende toets toe te passen. Indien de verdediging – ondanks het nodige initiatief daartoe – geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid heeft gehad, kan een getuigenverklaring toch voor het bewijs worden gebruikt indien is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces. Dat houdt in het bijzonder in dat (i) de bewezenverklaring niet in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd, dan wel (indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd) (ii) het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van getuige [getuige 2] evenwel niet
‘sole or decisive’en niet
‘determinative for the outcome of the case’. Hetgeen door de rechtbank bewezen is verklaard, vindt meer dan voldoende steun in ander bewijsmateriaal. Getuige [getuige 2] is slechts één van de zes (tenlastegelegde) patiënten die verklaren dat zij op huisartsconsult zijn geweest bij verdachte. De verklaring van getuige [getuige 2] vindt daarnaast steun in andere bewijsmiddelen. Zo wordt zijn verklaring dat hij op 3 mei 2018 bij [naam 4] een consult heeft gehad bevestigt door informatie uit het Huisarts Informatie Systeem (HIS-systeem) van [naam 4] . Dat [getuige 2] door verdachte (zich voordoende als huisarts) is ontvangen, vindt ook indirect steun in de vastlegging van het consult in het HIS-systeem. Daarin staat immers dat huisarts [huisarts 1] het consult heeft gedaan terwijl [huisarts 1] toen al langere tijd niet meer werkzaam was voor [naam 4] , zo bevestigde verdachte zelf ook op zitting. Het registeren van onjuiste namen van huisartsen in het HIS-systeem is ook gebeurd bij meerdere tenlastegelegde consults met andere patiënten. De bewezenverklaring rust, gelet op voorgaande, in belangrijke mate op de inhoud van de overige bewijsmiddelen. Gelet hierop zijn compenserende factoren voor het niet kunnen horen van getuige [getuige 2] niet noodzakelijk. Een en ander afwegende is de rechtbank van oordeel dat, ondanks het ontbreken van de mogelijkheid de getuige te horen, voldaan is aan de eisen van een eerlijk proces. De verklaring van getuige [getuige 2] kan daarom worden gebruikt voor het bewijs.
Betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van getuigen [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 2] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] niet betrouwbaar zijn. De naam en foto van verdachte waren ten tijde van het verhoor al veelvuldig in de media geweest waardoor de getuigen over voorkennis beschikte. Voordat de getuigen bij de politie zijn gehoord, waren zij bovendien in het kader van het onderzoek van de IGJ al benaderd en heeft de IGJ hen informatie over verdachte gevoed. Door de verdediging is niet meer te achterhalen welke informatie, omdat er geen verslagen van de gesprekken door de IGJ zijn gemaakt. De getuigen hebben later bij de politie en bij de rechter-commissaris daarom niet uit eigen wetenschap verklaard, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt dit verweer en acht de in de bewijsmiddelen opgenomen getuigenverklaringen van [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 2] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] betrouwbaar. Dat aan de getuigen tijdens het onderzoek van de IGJ informatie zou zijn verschaft zoals de datum van het consult en kenbaar is gemaakt dat het onderzoek zich op de directrice richtte, maakt niet dat getuigen daarna niet meer uit eigen wetenschap zouden hebben verklaard. De meeste getuigen herkennen verdachte op een foto als de persoon die hen als huisarts heeft behandeld. Het merendeel van de getuigen is ook bij de rechter-commissaris gehoord. De verdediging heeft daar de mogelijkheid gehad om de getuigen kritisch te bevragen en de betrouwbaarheid van deze verklaringen te toetsen. De verklaringen die de getuigen hebben afgelegd bij de rechter-commissaris komen in de kern overeen met de eerder afgelegde verklaringen bij de politie. De getuigenverklaringen worden verder ook ondersteund door de rest van het dossier, in het bijzonder de HIS-systeem registraties en de verklaringen van medewerkers van [naam 4] . De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen. De verklaringen kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
Bewezenverklaring en partiële vrijspraak
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte onbevoegd medische (be)handelingen ten aanzien van de zes patiënten genoemd in de tenlastelegging heeft verricht. Zij was geen huisarts en beschikte niet over de hiervoor vereiste BIG-registratie. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de volgende in de tenlastelegging opgenomen handelingen: het autoriseren van een receptenbuffer en het muteren van data in het HIS-systeem, nu dit onvoldoende uit het dossier blijkt. Op basis van het dossier is ook niet vast te stellen dat de handelingen van verdachte daadwerkelijk tot schade aan de gezondheid van patiënten heeft geleid. Verdachte zal daarom ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2
Onder feit 2 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat zij getuige [getuige 1] in zijn verklaringsvrijheid heeft beïnvloed.
Wat is er gebeurd?
Tijdens het onderzoek van de IGJ naar [naam 4] worden door de IGJ meerdere getuigen benaderd, waaronder ook (oud) werknemers. De IGJ probeert te achterhalen welke huisartsen op welke dagen hebben gewerkt voor het gezondheidscentrum. Zo wordt ook getuige [getuige 1] door de IGJ benaderd. Hij verklaart aanvankelijk dat hij op 4, 11 en 14 mei 2018 heeft gewerkt als waarnemer bij [naam 4] , maar al snel geeft hij aan niet werkzaam te zijn geweest op deze data. [getuige 1] geeft aan dat verdachte aan hem heeft gevraagd om te verklaren dat hij wel werkzaam is geweest voor [naam 4] op deze data.
Beïnvloeden getuige [getuige 1]
Verdachte heeft [getuige 1] benaderd in de periode dat er vanuit de IGJ een bevel stillegging voor het gezondheidscentrum lag, omdat de achtervang van huisartsen niet op orde was. Uit de verklaring van [getuige 1] en de sms-berichten tussen verdachte en [getuige 1] blijkt dat verdachte getuige [getuige 1] heeft verzocht om mee werken aan het schetsen van een beeld richting de IGJ dat getuige op 4, 11 en 18 mei 2018 als huisarts werkzaam is geweest bij [naam 4] . In een bericht van 20 juni 2019 vraagt verdachte [getuige 1] gericht om te verklaren dat hij heeft gewerkt als hij gebeld wordt. [getuige 1] is, zo verklaarde hij, ook daadwerkelijk gebeld door de IGJ. [getuige 1] is aanvankelijk meegegaan in de suggestie van verdachte dat hij op 3 dagen in mei 2018 voor [naam 4] werkzaam is geweest, maar heeft later verklaard in het geheel geen werkzaamheden te hebben verricht voor [naam 4] .
De verdediging voert aan dat verdachte geen opzet had op het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van [getuige 1] . Verdachte heeft ter terechtzitting van 10 februari 2025 (voor het eerst) verklaard dat ze het organiseren van de achterwacht had uitbesteed aan een bureau genaamd [bureau] , en dat zij daarom niet wist of [getuige 1] op die dagen als achterwacht had gewerkt. Haar sms-berichten aan [getuige 1] moeten zo worden begrepen dat zij alleen naging of [getuige 1] daadwerkelijk als achterwacht had gefungeerd op die data. Ter onderbouwing hiervan heeft verdachte op zitting WhatsAppgesprekken met contactpersoon [contactpersoon] van [bureau] overgelegd. De rechtbank stelt voorop dat deze Whatsappberichten eindigen op 13 februari 2018 en niet gaan over het regelen van achterwacht op de genoemde 4, 11 en 18 mei 2018. Ook de inhoud van de berichten bieden geen ondersteuning voor de stelling van verdachte dat zij het regelen van achterwacht van huisartsen voor [naam 4] helemaal had uitbesteed. In deze WhatsAppberichten leest de rechtbank namelijk dat verdachte verantwoordelijk was voor de inzet van de (waarnemend) huisartsen en dat zij ook door [contactpersoon] werd gevraagd te bepalen op welke dagen de waarnemers moesten werken. De verklaring van verdachte dat ze [getuige 1] alleen had benaderd om te vragen of hij op die dagen in mei had gewerkt, acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte getuige [getuige 1] heeft gevraagd om tegenover een ambtenaar van de IGJ in strijd met de waarheid te verklaren dat hij op 4, 11 en 18 mei 2018 voor [naam 4] had gewerkt. De uitlatingen van verdachte waren er kennelijk op gericht de verklaringsvrijheid van [getuige 1] te beïnvloeden. De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 en feit 4
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat zij misbruik heeft gemaakt van de identificerende gegevens van [benadeelde 1] door deze in te vullen op de indicatiestellingen, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren. Onder feit 4 wordt verdachte verweten dat zij, door dit te doen, deze geschriften vals heeft opgemaakt en vervolgens ook heeft gebruikt door deze bij de zorgverzekeraars in te dienen, dan wel dat zij feitelijk leiding heeft gegeven aan Thuiszorg [naam 1] B.V. tot het plegen van deze strafbare gedragingen.
Wat is er gebeurd?
In 2018 wordt de organisatie Thuiszorg [naam 1] B.V. (verder: Thuiszorg [naam 1] ) actief. Het bedrijf levert niet-gecontracteerde thuiszorg en wijkverpleging. Voordat deze kan worden geleverd wordt door een HBO niveau 5 verpleegkundige een zorgindicatie/zorgplan opgesteld, waarin uiteen wordt gezet welke zorg een cliënt nodig heeft. Vervolgens wordt via een machtigingsaanvraag of aanvraagformulier toestemming gevraagd bij de zorgverzekeraar voor (de bekostiging van) de niet-gecontracteerde thuiszorg. Ook deze machtigingen moeten door een HBO niveau 5 verpleegkundige worden ondertekend.
[benadeelde 1] wordt half december 2018 door verdachte benaderd om als HBO niveau 5 verpleegkundige, via haar eigen onderneming ZZP Ondersteuning Nederland B.V., indicatiestellingen en machtigingen voor Thuiszorg [naam 1] te gaan verzorgen. Op 27 maart 2019 stelt [benadeelde 1] haar laatste indicatie, waarna ze in april 2019 stopt met haar werkzaamheden voor Thuiszorg [naam 1] . Achteraf blijkt dat ook in de periode daarna bij zorgverzekeraars CZ, ONVZ en Zilveren Kruis meerdere indicatiestellingen, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren (verder ook wel aangeduid als
‘geschriften’) vanuit Thuiszorg [naam 1] zijn binnengekomen waarop de gegevens en een handtekening van [benadeelde 1] zijn genoteerd. Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat op een groot aantal geschriften valselijk de gegevens en handtekening/paraaf van [benadeelde 1] zijn ingevuld en deze geschriften vervolgens zijn ingediend bij zorgverzekeraars. Dat gaat om de geschriften die zien op de periode vanaf 1 april 2019. De vraag die voorligt, is welke rol verdachte hierin heeft gehad.
De rol van verdachte in Thuiszorg [naam 1]
Verdachte was in de tenlastegelegde periode geen statutair bestuurder van Thuiszorg [naam 1] . Verdachte stelt dat haar partner [A] , die ook als middellijk bestuurder staat ingeschreven in de KvK, algemeen directeur was en dat hij de leiding had bij Thuiszorg [naam 1] . Verdachte zou alleen als tolk en adviseur voor haar partner hebben gefungeerd en zich zelf alleen hebben beziggehouden met het opmaken van een convenantcode en een kwaliteitshandboek. Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank evenwel vast dat verdachte feitelijk directeur was van Thuiszorg [naam 1] . Verdachte was procuratiehouder van de bankrekening van Thuiszorg [naam 1] en had de beschikking over de bankpas. Getuige [getuige 8] , die werkzaam is geweest bij Thuiszorg [naam 1] , verklaart dat verdachte zich als directeur van het bedrijf aan hem had voorgesteld. Ook getuigen [B] en [getuige 9] verklaren dat verdachte feitelijk directeur was en dat zij het aanspreekpunt was binnen het bedrijf. Zij verklaren verder dat verdachte zich bezighield met indicatiestellingen en het contact met de zorgverzekeraars. Uit de getuigenverklaringen blijkt ook dat [A] geen rol had binnen het bedrijf, dat hij vrijwel nooit aanwezig was op kantoor, dat hij de Nederlandse taal niet machtig was en dat verdachte uit naam van [A] e-mails verzond naar werknemers. Dat [A] de leiding had binnen Thuiszorg [naam 1] en verdachte alleen fungeerde als zijn tolk en adviseur acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte feitelijk directeur was en ook het e-mailadres van Thuiszorg [naam 1] beheerde.
Feit 3: Misbruik persoonsgegevens van [benadeelde 1]
De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen van een aantal in de tenlastelegging opgenomen geschriften vaststellen dat verdachte persoonlijk een rol heeft gehad in het opmaken hiervan, dan wel indienen van deze geschriften bij de zorgverzekeraars, terwijl verdachte wist dat [benadeelde 1] niet meer werkzaam was voor Thuiszorg [naam 1] . Verdachte heeft in haar verhoor bij de politie op 29 maart 2021 verklaard dat het klopt dat ze op meerdere formulieren met de gegevens van [benadeelde 1] haar handschrift herkent. Specifiek gaat dit om aanvraagformulieren van verzekerde [verzekerde 1] bij CZ en [verzekerde 2] bij Zilveren Kruis. Daarnaast volgt uit de bij de aangifte van ONVZ gevoegde e-mailberichten dat een aantal aanvraagformulieren is ingediend vanuit het e-mailadres en met vermelding van de naam van [A] . Dit zijn specifiek de aanvraagformulieren/indicatiestellingen van verzekerden [verzekerde 3] , [verzekerde 4] en [verzekerde 5] . Zoals hiervoor al is overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte als feitelijk directeur het e-mailadres van Thuiszorg [naam 1] beheerde en e-mails verzond ondertekend met de naam van [A] . De rechtbank acht het in deze gevallen bewezen dat verdachte de formulieren zelf heeft ingevuld, dan wel ingediend. Ten aanzien van deze in totaal 5 geschriften stelt de rechtbank vast dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de identificerende gegevens van [benadeelde 1] en acht feit 3 voor zover het die geschriften betreft wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4: Feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrifte gepleegd door Thuiszorg [naam 1]
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank bewezen dat een groot aantal geschriften valselijk zijn opgemaakt, door hierin in strijd met de waarheid de gegevens van [benadeelde 1] te vermelden, en dat vervolgens ook gebruik is gemaakt van deze geschriften door deze bij de zorgverzekeraars in te dienen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte voor deze strafbare gedragingen als (gewoon) pleger dan wel als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. Van verreweg het grootste aantal geschriften, met uitzondering van de 5 hiervoor genoemde, kan niet worden vastgesteld dat verdachte die zelf heeft ingevuld of ingediend. Het primair tenlastegelegde kan daarom niet tot een (volledige) veroordeling leiden. De rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo, dat de opsteller in zo’n situatie aan de rechtbank wenst voor te leggen of verdachte wel als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld (de subsidiaire variant). Dat zal de rechtbank hierna beoordelen.
Als eerste moet de rechtbank bekijken of het opstellen en indienen van de geschriften kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon Thuiszorg [naam 1] . Een belangrijk oriëntatiepunt hiervoor is of de gedragingen hebben plaatsgevonden, dan wel zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Dergelijke gedragingen kunnen in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de geschriften zijn opgesteld door (medewerkers van) Thuiszorg [naam 1] . De geschriften zijn vervolgens namens Thuiszorg [naam 1] ingediend bij zorgverzekeraars, teneinde de door haar te leveren thuiszorg vergoed te krijgen. Het opstellen en indienen van zorgindicaties, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren past daarmee binnen de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en zijn het bedrijf dienstig geweest. De gedragingen zijn aldus verricht in de sfeer van de rechtspersoon en kunnen daarom in redelijkheid aan Thuiszorg [naam 1] worden toegerekend.
De rechtbank kijkt vervolgens of verdachte aan de gedragingen van Thuiszorg [naam 1] feitelijk leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan speelt naast een (mogelijk) juridische positie ook de feitelijke positie van de verdachte bij de rechtspersoon een rol. Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag, maar kan ook aan de orde zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte gevoerde beleid. Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol van de verdachte tot feitelijke leidinggeven leiden. In het bijzonder kan dat het geval zijn bij de verdachte die, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is, geen maatregelen heeft getroffen om verboden gedragingen te voorkomen of te beëindigen.
Zoals hiervoor uiteengezet, vervulde verdachte feitelijk de rol van algemeen directeur van Thuiszorg [naam 1] . Zij hield zich bezig met de dagelijkse bedrijfsvoering en financiële administratie, was verantwoordelijk voor de indicatiestellingen en contacten met de zorgverzekeraars en presenteerde zich zowel intern als extern (onder andere richting werknemers en zorgverzekeraars) als directeur van het bedrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte meerdere aanvraagformulieren/indicatiestellingen zelf heeft ingevuld dan wel heeft ingediend bij de zorgverzekeraars, waarbij misbruik is gemaakt van de identificerende gegevens van [benadeelde 1] . Verdachte had derhalve wetenschap van en opzet op de door de rechtspersoon begane strafbare feiten. Voor de geschriften die verdachten niet zelf heeft opgesteld of ingediend, geldt dat verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die strafbare gedragingen zouden plaatsvinden. Zij was immers verantwoordelijk voor het inschakelen van een HBO niveau 5 verpleegkundige, voor de administratieve verwerking van de door de verpleegkundige gemaakte zorgplannen/indicaties en aanvragen bij de zorgverzekeraars en voor de financiële afwikkeling daarvan. Daarmee kan het niet anders dan dat verdachte heeft geweten dat er aanvragen bij zorgverzekeraars werden gedaan terwijl de onderliggende zorgindicaties/plannen door niet bevoegde personen zijn opgemaakt. Zij heeft daarmee een actieve en effectieve rol gespeeld bij de door de rechtspersoon opgestelde en gebruikte valse geschriften. Dit opzet van verdachte kan, gezien haar positie en rol binnen Thuiszorg [naam 1] , bovendien worden toegerekend aan de rechtspersoon.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de onder feit 4 ten laste gelegde gedragingen bestaande uit het valselijk opmaken en gebruiken van indicatieformulieren, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren.
Het aantal valse indicatiestellingen, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconstateerd dat de bij de door ONVZ verstrekte aanvragen twee aanvragen zijn opgenomen waarop niet de identificerende gegevens van [benadeelde 1] zijn gebruikt, maar die van [verzekerde 6] . Eén van de door Zilveren Kruis verstrekte aanvragen is niet vervalst omdat [benadeelde 1] hiervan heeft aangegeven dat de gegevens hiervan juist zijn. Het gaat om de aanvraag inzake [verzekerde 7] (pagina 149-151 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024). In totaal zou het volgens de officier van justitie dan gaan om 62 valse aanvraagformulieren met de gegevens van [benadeelde 1] die bij de zorgverzekeraar zijn ingediend: 6 aanvraagformulieren bij ONVZ, 52 aanvraagformulieren/indicaties bij Zilveren Kruis en 4 aanvraagformulieren bij CZ.
De rechtbank zal deze aantallen overnemen, en houdt verder nog rekening met het volgende. In de aanvraagformulieren die Zilveren Kruis bij de aangifte heeft gevoegd zitten vijf aanvraagformulieren waarop de gegevens van [verzekerde 8] zijn ingevuld, en niet die van [benadeelde 1] . Het totaal aantal valse indicatiestellingen, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren met de gegevens van [benadeelde 1] die bij Zilveren Kruis zijn ingediend komt dan uit op 47.
CZ heeft bij haar verzoek tot schadevergoeding een vonnis van de kantonrechter te Midden-Nederland van 10 mei 2023 gevoegd, waar door de kantonrechter reeds is beslist op de valsheid van de bij CZ ingediende geschriften. In dit vonnis leest de rechtbank dat uit de in dat geding gebrachte stukken volgt dat de indicatiestelling van verzekerde [verzekerde 9] geldig waren, nu [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij inderdaad deze indicatiestelling heeft verricht. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat op die indicatie niet valselijk de gegevens van [benadeelde 1] zijn gebruikt. Hiervan zal verdachte dan ook worden vrijgesproken. Daarnaast is het aanvraagformulier voor verzekerde [verzekerde 10] op 15 maart 2019 ingediend, in de periode dat [benadeelde 1] nog indicatiestellingen verzorgde voor Thuiszorg [naam 1] , zodat ook daar vrijspraak moet volgen. Het aantal valse formulieren bij CZ komt daarmee uit op twee.
Bij de door ONVZ aangeleverde stukken zitten een aantal formulieren die vanuit het bedrijf Thuiszorg [naam 2] zijn ingediend. Het dossier bevat te weinig informatie over (de rol van verdachte in) het bedrijf Thuiszorg [naam 2] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het feitelijk leidinggeven aan het opmaken van valse indicaties/formulieren met de gegevens van [benadeelde 1] bij dit bedrijf. Het gaat hierbij om twee formulieren, waardoor het totaal aan valse formulieren bij ONVZ uitkomt op vier.
In totaal acht de rechtbank bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken en indienen van in totaal 53 indicatiestellingen, zorgplannen, machtigingsaanvragen en aanvraagformulieren waarop valselijk de gegevens en handtekening van [benadeelde 1] zijn gebruikt. Van het overige wordt verdachte vrijgesproken.
Partiele vrijspraak medeplegen
Uit het dossier volgt niet dat Thuiszorg [naam 1] de hierboven beschreven gedragingen in nauwe en bewuste samenwerking met één of meer andere (rechts)personen heeft begaan, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Feit 5
Onder feit 5 wordt verdachte verweten dat zij als financieel directeur in totaal € 17.000,- heeft verduisterd van [naam 3] B.V.
Wat is er gebeurd?
Toen bleek dat het niet goed ging met Thuiszorg [naam 1] , gaf [B] bij verdachte aan dat zij graag de cliënten van het bedrijf zou willen overnemen. In 2019 wordt om die reden het bedrijf [naam 3] B.V. (verder: [naam 3] ) opgericht, met [B] als bestuurder. Op 30 oktober 2020 wordt er door het Ministerie WVS een bedrag van € 23.150,- onder vermelding van ‘
aanvraag bonus voor zorgprofessionals’ op de rekening van [naam 3] gestort. Dat gaat om de zogenoemde coronabonus voor zorgpersoneel. Diezelfde dag wordt € 5.000,- euro van de rekening van [naam 3] overgemaakt naar de persoonlijke rekening van verdachte onder de vermelding van ‘
aflossing lening’. Op 1 november 2020 wordt nog eens € 12.000,- van de rekening van [naam 3] overgemaakt naar de persoonlijke rekening van verdachte.
Verduistering in dienstbetrekking
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van de overboekingen financieel directeur bij [naam 3] was, zo volgt uit de verklaring van [B] , de door haar ondertekende werkgeversverklaring en salarisbetalingen. Ook staat vast dat verdachte ten tijde van de overboekingen op haar privé rekeningen op de hoogte was van die betalingen. De vraag doet zich voor of verdachte zich de gelden ook wederrechtelijk heeft toegeëigend, zoals aangeefster [B] verklaarde. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Gelet op de timing van beide overboekingen, namelijk vlak na ontvangst van een coronabonus voor het zorgpersoneel, de hoogte van beide overboekingen en het gegeven dat verdachte ook reguliere salarisbetalingen van [naam 3] ontving, heeft verdachte zich de € 17.000 opzettelijk en wederrechtelijk toegeëigend. Het geld was bedoeld voor het zorgpersoneel, en daar is het vanwege de overboekingen naar de privérekening van verdachte nooit terechtgekomen.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat het om een terugbetaling ging van gelden die [B] haar verschuldigd was na de overname van (cliënten van) Thuiszorg [naam 1] door [naam 3] . De rechtbank volgt de verdediging niet in het door haar geschetste scenario. Verdachte heeft bij haar verhoor bij de politie en op de terechtzitting van 10 februari 2025 twee totaal verschillende verklaringen afgelegd over de overboekingen. Bij de politie bekent verdachte dat zij zelf de bedragen heeft overgemaakt van de rekening van [naam 3] naar haar eigen rekening. Zij verklaart dat zij dacht dat de op de rekening van [naam 3] gestorte coronabonus een uitbetaling van een NOW regeling (tijdelijke noodmaatregel overbrugging corona) was, die nog te maken had met de bedrijven [naam 4] en Thuiszorg [naam 1] . Ze heeft het bedrag daarom naar zichzelf overgemaakt omdat dit haar toekwam. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat het [B] was die de betalingen deed. Zij zou op de telefoon van verdachte hebben ingelogd in de internetbankier-omgeving van [naam 3] en vervolgens twee bedragen naar de rekening van verdachte hebben overgemaakt. Dit was een afbetaling van de goodwill die [B] verdachte nog verschuldigd was na de overname van (cliënten van) Thuiszorg [naam 1] . De rechtbank gaat daarom voorbij aan het op zitting geschetste scenario, nu verdachte in eerste instantie een geheel andere verklaring heeft gegeven voor de overboekingen én het scenario evenmin aannemelijk is geworden. De rechtbank hecht geen waarde aan de door verdachte op zitting overgelegde stukken (overeenkomst van praktijkoverdracht) ter onderbouwing van een afgesproken overnamesom die zou zijn omgezet in een lening. Uit de verklaring van [B] blijkt dat dit stuk door verdachte in het kader van een civiele procedure is overgelegd en zij stelt dit document nooit te hebben gezien of ondertekend.
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte in haar functie als financieel directeur bij [naam 3] € 17.000 heeft verduisterd.
81/153730-21
Feit 1
De verdenking is dat verdachte een offerte van [bedrijf 1] , twee facturen en twee bankgiro opdrachten van overboekingen van de privérekening van verdachte naar de rekening van [bedrijf 1] vals heeft opgemaakt of heeft vervalst en deze geschriften vervolgens heeft gebruikt. [benadeelde 2] is eigenaar en enig personeelslid van [bedrijf 1] .
Wat is er gebeurd?
Voor de financiering van de verbouwing van het pand aan de [adres] in Utrecht voor [naam 4] trekt verdachte financiering aan via de Van Lanschot Bank. Tijdens het financieringsgesprek met Van Lanschot heeft verdachte onder andere een offerte van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 165.830,50 (hierna:
offerte 1) overgelegd aan Van Lanschot Bank voor het verkrijgen van een kredietfaciliteit van € 337.500, bestaande uit € 100.000 rekening courant, € 175.000 Bouwdepot 1 en € 62.500 Bouwdepot 2.
Op 23 mei 2016 zijn vervolgens meerdere geschriften ingediend bij Van Lanschot bank om een uitbetaling te krijgen vanuit het eerste bouwdepot. Het gaat om twee facturen van € 89.500,- en € 35.800,- op briefpapier van [bedrijf 1] en gericht aan [naam 4] en twee bankgiro opdrachten van overboekingen van diezelfde bedragen van de privérekening van verdachte naar de rekening van [bedrijf 1] .
Na het faillissement van [naam 4] wordt op 19 april 2021 door de FIOD bij de curator G.H. Smink een tweede, qua werkzaamheden identieke, offerte van [bedrijf 1] voor de verbouwing van de [adres] in beslag genomen. De aanneemsom in deze offerte bedraagt echter slechts € 79.000,- (hierna:
offerte 2).
Offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] van € 165.830,50
Valsheid van het geschrift
Verdachte heeft verklaard dat
offerte 1niet vals is. Door beide partijen zouden er namelijk twee offertes zijn opgesteld die beiden juist zijn. De verklaring van verdachte wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Uit de e-mailberichten tussen verdachte en [benadeelde 2] blijkt bovendien dat het voor verdachte evident was dat de werkelijke offerteprijs € 79.000,- bedroeg, nu zij zelf schrijft dat ze een bedrag van € 79.000,- hebben afgesproken voor de werkzaamheden en het materiaal. De rechtbank acht onder verwijzing naar de bewijsmiddelen bewezen dat
offerte 1valselijk is opgemaakt doordat hierin een te hoog offertebedrag is opgenomen.
Partiele vrijspraak – valselijk opmaken offerte
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de valse offerte zelf heeft opgemaakt of laten opmaken. Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Gebruik van de valse offerte
Niet ter discussie staat dat
offerte 1door verdachte is ingediend bij Van Lanschot Bank in het kader van het verkrijgen van financiering. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de lening bij Van Lanschot Bank hoe dan ook zou zijn verstrekt, ongeacht welke offerte zou zijn ingediend. Verdachte zou met het indienen van
offerte 1geen oogmerk op opzettelijke misleiding hebben gehad. De rechtbank overweegt daarover als volgt. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘
oogmerk op gebruik van het geschrift als het ware echt en onvervalst’ is niet vereist dat er een causaal verband bestaat tussen het gebruik van de geschriften door verdachte en de verlening van de financiering door Van Lanschot Bank. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat
offerte 1door verdachte doelbewust is ingediend bij Van Lanschot Bank in het kader van het verkrijgen van een lening, terwijl verdachte wist dat de offerte vals was. Het oogmerk op het gebruik van deze offerte als echt en onvervalst is daarmee gegeven.
Twee facturen en twee bankgiro opdrachten, t.w.v. € 89.500 en € 35.800
Valsheid van de geschriften
Verdachte heeft aangevoerd dat de facturen niet vals zijn en dat zij deze deels contant heeft betaald aan [benadeelde 2] . Dat verdachte contante betalingen heeft gedaan aan [benadeelde 2] is niet aannemelijk geworden en op geen enkele manier onderbouwd. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat dergelijke grote bedragen contant worden betaald zonder dat van deze betaling een kwitantie wordt opgemaakt. Daarnaast wordt de stelling van verdachte weersproken door de door haar verzonden e-mailberichten waarin zij expliciet schrijft over termijnbetalingen aan [benadeelde 2] van in totaal € 79.000,-, het bedrag van offerte 2. Ook zijn de facturen van 4 april 2016, terwijl de ondertekende offerte door verdachte van meer dan een maand later dateert. Hoe dat kan heeft verdachte niet kunnen uitleggen. Tot slot constateren verbalisanten verschillen tussen de bij Van Lanschot ingediende (hoge) facturen en de (lage) facturen die zij van [bedrijf 1] hebben verkregen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de facturen vals zijn.
Uit de analyse van de bankgegevens van de privé rekening van verdachte blijkt dat de overschrijvingen zoals genoemd op de twee aan Van Lanschot Bank overgelegde bankgiro opdrachten nooit hebben plaatsgevonden. Uit deze analyse blijkt wel dat op 12 mei 2016 een bedrag van € 0,89 en € 0,35 is overgemaakt van haar persoonlijke rekening naar de rekening van [bedrijf 1] . Deze bedragen zijn vervolgens op 13 mei 2016 weer teruggeboekt naar de rekening van verdachte. De bedragen € 0,89 en € 0,35 corresponderen met de eerste cijfers van de bedragen die op de bankgiro opdrachten staan (89.500 en 35.800). De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat de originele bankgiro opdrachten van € 0,89 en € 0,35 zijn aangepast naar € 89.500,- en € 35.800,- en dus zijn vervalst.
Valselijk opmaken van de facturen en de bankgiro opdrachten
Aangezien het gaat om overboekingen van de privérekening van verdachte kan het niet anders dan dat verdachte zelf de bankgiro opdrachten heeft vervalst. Dat [C] toegang had tot de persoonlijke bankrekening van verdachte, zoals zij verklaarde, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht het ook onaannemelijk dat verdachte haar zakelijk adviseur toegang heeft gegeven tot haar privé bankrekening. Gelet op het feit dat de bedragen op de twee facturen overeenkomen met die op de bankgiro opdrachten, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte deze facturen ook zelf valselijk heeft opgemaakt.
Gebruik van de valse facturen en vervalste bankgiro opdrachten
De valse geschriften zijn door verdachte ingediend bij Van Lanschot Bank ten behoeve van het verkrijgen van een uitbetaling van het bouwdepot. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de valse/vervalste geschriften.
Partiele vrijspraak – medeplegen
De rechtbank ziet in het dossier geen bewijs dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Feit 2
De verdenking is dat verdachte een koopovereenkomst tussen [VOF] V.O.F. (verder ook: [VOF] ) en [bedrijf 2] B.V. (verder ook: [bedrijf 2] ) heeft vervalst en dit geschrift vervolgens ook heeft gebruikt.
Wat is er gebeurd?
Verdachte heeft als bestuurder en eigenaar van [bedrijf 2] B.V. de supermarkt ‘ [VOF] ’ gekocht van [D] en [E] . Voor de koop van de supermarkt heeft verdachte bij crowdfundingsplatsform [bedrijf 3] B.V. een geldlening aangetrokken. Ten grondslag aan deze lening lag een koopovereenkomst tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. die is getekend op 3 oktober 2017 met een koopsom van € 100.000, (hierna:
koopovereenkomst 1).
Na het faillissement van [naam 4] B.V. wordt op 19 april 2021 door de FIOD bij de curator G.H. Smink naast
koopovereenkomst 1ook een op 3 oktober 2017 getekende koopovereenkomst tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. met een koopsom van € 30.000,- in beslag genomen (hierna:
koopovereenkomst 2).
Vervalsen van de koopovereenkomst en het gebruik hiervan
Verdachte heeft over de twee koopovereenkomsten verschillende verklaringen afgelegd. Tijdens haar verhoor bij de FIOD op 13 september 2021 verklaart verdachte dat
koopovereenkomst 1een oude koopovereenkomst was, waarbij de inventaris van [VOF] zou worden overgenomen. Later is er discussie ontstaan tussen haar en [D] en [E] en is een bedrag van € 30.000,- afgesproken, omdat de inventaris toch niet zou worden overgenomen. Dat laatste bedrag is door verdachte betaald en zij heeft ook tijdig aan [bedrijf 3] B.V. doorgeven dat de koopsom is aangepast naar € 30.000,-.
Ter terechtzitting van 10 februari 2025 heeft verdachte verklaard dat beide koopovereenkomsten kloppen. [D] en [E] wilden € 30.000,- via de bank ontvangen en de rest van de koopsom contant. In totaal heeft verdachte € 110.000,- aan [D] en [E] betaald voor de koop van [VOF] .
Ter onderbouwing van haar verklaring op zitting heeft verdachte gewezen op de door haar aangeleverde WhatsAppgesprekken met [D] die zij heeft overgelegd tijdens diens verhoor bij de rechter-commissaris. De rechtbank ziet hierin echter geen onderbouwing voor de stelling van verdachte dat een deel van de koopsom contant aan [D] is betaald. Ten eerste wijkt het bedrag waarover verdachte en [D] in de WhatsAppgesprekken spreken af van de bedragen die in beide koopovereenkomsten worden genoemd. Daarnaast appt verdachte op 4 oktober 2017 dat ze over dit bedrag, refererend aan € 80.000, een ‘
apart een papier (afspraak)’ gaat maken. Volgens de data op de koopovereenkomsten zijn deze beide echter al een dag eerder, op 3 oktober 2017, opgemaakt en getekend. Niet valt in te zien dat
koopovereenkomst 1aldus is opgemaakt om ‘
die afspraak’, wat die dan ook precies inhield, vast te leggen.
De rechtbank gaat voorbij aan de door verdachte afgelegde verklaringen. Niet alleen zijn deze tegenstrijdig, maar ook vinden zij verder onvoldoende steun in het dossier.
Dat de daadwerkelijke koopsom € 30.000 en in ieder geval niet € 100.000 bedroeg, vindt steun in het feit dat verdachte op 19 januari 2018, nog geen drie maanden nadat zij de supermarkt had gekocht, de supermarkt weer verkoopt voor een bedrag van € 20.000,-. Desgevraagd heeft verdachte niet goed kunnen uitleggen hoe het verschil tussen de door haar gestelde aankoopsom (van € 100.000 dan wel € 110.000) en dit bedrag verklaard kan worden.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de daadwerkelijke koopsom € 30.000,- was en dat
koopovereenkomst 1vervalst is. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte
koopovereenkomst 1heeft opgemaakt, nu zij deze zelf heeft ondertekend. Verdachte heeft deze vervalste koopovereenkomst gebruikt door deze in het kader van een kredietverschaffing bij [bedrijf 3] B.V. in te dienen.
Partiele vrijspraak – medeplegen
De rechtbank ziet in het dossier geen bewijs dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Feit 3
De verdenking is dat verdachte een factuur van [bedrijf 1] en bankafschriften met betrekking tot drie transacties vals heeft opgemaakt of heeft vervalst en deze geschriften vervolgens ook heeft gebruikt door deze in te dienen in de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure.
Wat is er gebeurd?
In het faillissement van [naam 4] heeft curator G.H. Smink verdachte als bestuurder aansprakelijk gesteld en is een bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure gestart tegen verdachte. Curator Smink verklaart dat (namens) verdachte meerdere geschriften in de aansprakelijkheidsprocedure zijn gebracht, te weten een factuur van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 75.800, bankafschriften met drie overboekingen van € 44.385,19, € 29.764,81 en € 1.650,- aan [bedrijf 1] en een kwitantie van een door verdachte aan [benadeelde 2] van [bedrijf 1] contant betaald bedrag van € 29.764,81.
Vals opmaken en vervalsen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de bankafschriften met overboekingen van € 44.385,19, € 29.764,81 en € 1.650,- aan [bedrijf 1] zijn vervalst, nu uit de analyse van de bankmutaties van de rekening van verdachte blijkt dat deze transacties nooit hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft hiervoor bij de bespreking van feit 1 overwogen dat verdachte eerder bankgiro opdrachten van haar privérekening heeft vervalst. Onder feit 3 gaat het wederom om een uitdraai van de privérekening van verdachte. In die context, verwijzend naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder feit 1, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de bankafschriften heeft vervalst. Dat de bankafschriften door [C] zijn opgemaakt, acht de rechtbank, gelet op hetgeen is overwogen onder feit 1, niet geloofwaardig en op geen enkele manier aannemelijk geworden. De rechtbank ziet in het dossier ook geen enkele aanwijzing dat [C] enige betrokkenheid heeft gehad bij de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank stelt op basis van de volgende bewijsmiddelen vast dat ook de factuur valselijk is opgemaakt. Uit de verklaringen van [benadeelde 2] en zijn boekhouder [boekhouder] blijkt dat op de factuur een foutief (namelijk een niet langer in gebruik zijnde reeks als) factuurnummer is vermeld, de factuur niet in de administratie van [bedrijf 1] is opgenomen, [bedrijf 1] geen contante bedragen (van die grootte) heeft ontvangen en [bedrijf 1] na 2016 in het geheel geen werkzaamheden meer heeft verricht voor [naam 4] . Ook de bevindingen van de FIOD over de afwijkende kenmerken van de factuur en de verklaring van curator Smink dat in de administratie van [naam 4] geen aanwijzingen zijn gevonden dat in 2017 of 2018 werkzaamheden zijn verricht door [bedrijf 1] , dragen bij aan de bewezenverklaring. De bedragen op de door verdachte vervalste bankafschriften (€ 44.385,19, € 29.764,81 en € 1.650,-) komen opgeteld uit op het factuurbedrag (€ 79.000,-). Het bedrag genoemd op de kwitantie bedraagt € 29.764,81, precies gelijk aan één van de door verdachte vervalste bankafschriften. Gelet hierop, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte de factuur en de kwitantie valselijk heeft opgemaakt.
Opzet op het gebruik van de valse/vervalste geschriften
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk valse geschriften heeft ingebracht. Ten aanzien van de bankafschriften heeft verdachte verklaard dat ze deze stukken ongecontroleerd heeft doorgestuurd aan de curator. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat zij bewezen acht dat verdachte deze geschriften zelf heeft vervalst. Verdachte of haar advocaat hebben deze stukken vervolgens in de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure ingebracht door deze te uploaden in ‘
Mijn Rechtspraak Civiel’ of door deze rechtstreeks aan curator Smink te zenden. Het kan niet anders dan dat verdachte deze stukken daarmee opzettelijk, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken, in de procedure heeft gebracht. De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de vervalste bankafschriften en de valse factuur en kwitantie, door deze in de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure in te brengen.
Partiele vrijspraak – medeplegen
De rechtbank ziet in het dossier geen bewijs dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/268103-20feit 1:zij in de periode van 3 mei 2018 tot en met 16 mei 2018 in Utrecht, terwijl zij verdachte niet ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, het zogenaamde BIG-register), buiten noodzaak (be)handelingen heeft verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg, te weten (telkens)
- het handelen in de richting van patiënten als ware zij een bevoegd en bekwaam huisarts en
- het (zonder supervisie) verrichten van consulten bij individuele patiënten [getuige 3] en [getuige 4] en [getuige 2] en [getuige 5] en [getuige 6] en [getuige 7] die zich met een medische hulpvraag tot een huisarts van de huisartspraktijk [naam 4] hebben gericht en
- het (zonder supervisie) beoordelen van de gezondheidstoestand van deze patiënten en/of het vaststellen van een diagnose en/of beleid waaronder het geven van advies en/of verwijzing naar een specialist en
- het voorschrijven van UR geneesmiddellen(uitsluitend recept geneesmiddelen) (te weten oxazepam en diclofenac) terwijl dit een voorbehouden handeling betreft

terwijl zij zichzelf bij het verrichten van bovengenoemde (be)handelingen, redelijkerwijs niet (voldoende) bekwaam en bevoegd kon en mocht achten en verdachte (derhalve) wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij, verdachte, een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten de door haar geziene en gesproken patiënten (voornoemde [getuige 3] en voornoemde [getuige 4] en voornoemde [getuige 2] en voornoemde [getuige 5] en voornoemde [getuige 6] en voornoemde [getuige 7] ) bij [naam 4] Huisartspraktijk heeft veroorzaakt, bestaande die aanmerkelijke kans op schade uit (onder meer):

- het (mogelijk) stellen van (een) foutieve diagnose(s) en
- het (mogelijk) starten van een foutieve/onjuiste behandeling en
- vertraging in de diagnostiek en/of geïndiceerde behandeling en
- het optreden van (een) (ernstige) bijwerking(en) van (een) voorgeschreven UR-geneesmiddel(en);
feit 2:zij in of omstreeks de periode van 4 juni 2018 tot en met 20 juni 2018 in Nederland, zich opzettelijk mondeling en bij geschrift jegens [getuige 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte, wist of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door die [getuige 1] telefonisch en met sms-berichten te verzoeken desgevraagd te verklaren dat hij op 4 mei 2018 en 11 mei 2018 en 14 mei 2018 als (waarnemend)huisarts bij de huisartsenpraktijk van het [naam 4] B.V. heeft gewerkt;
feit 3:zij op meer tijdstippen in de periode van 18 april 2019 tot en met 16 augustus 2019 in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische gegevens, van een ander te weten van [benadeelde 1] , heeft gebruikt telkens met het oogmerk om de identiteit van voornoemde [benadeelde 1] te misbruiken, waardoor enig nadeel (voor voornoemde [benadeelde 1] ) kon ontstaan, welk gebruik erin bestond dat zij, verdachte- drie aanvraagformulieren verpleging en verzorging thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulieren en/of zorgplannen met de gegevens van voornoemde [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige bij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. heeft ingediend en- op een aanvraagformulier wijkverpleging (zorg in natura) de gegevens van voornoemde [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige heeft vermeld bij CZ en- op een indicatieformulier, de gegevens van voornoemde [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige heeft vermeld bij Zilverenkruis Zorgverzekeringen N.V.;
feit 4 subsidiar:Thuiszorg [naam 1] B.V. op meer tijdstippen in de periode van 1 april 2019 tot en met 1 juni 2020 in Nederland, meermalen,
- vier aanvraagformulieren voor verpleging en verzorging thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulieren en/of zorgplannen voor ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. (bladzijde 24 tot en met bladzijde 84 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en- twee aanvraagformulieren wijkverpleging (zorg in natura) voor CZ (bladzijde 3 tot en met 10 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en- zevenenveertig machtigingsaanvragen/aanvragen machtiging niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulieren voor Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (bladzijde 86 tot en met bladzijde 258 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024),telkens zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt,door telkens op/in die aanvraagformulieren en/of machtigingsaanvragen/aanvragen machtiging en/of indicatieformulieren en/of zorgplannen valselijk en in strijd met de waarheid de gegevens van [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige te vermelden en die geschriften te voorzien van een valse handtekening/paraaf van voornoemde [benadeelde 1] , met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

aan welke bovenomschreven verboden gedragingen zij verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;

en
Thuiszorg [naam 1] B.V. op meer tijdstippen in de periode van 1 april 2019 tot en met 1 juni 2020 in Nederland, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
- zes aanvraagformulieren voor verpleging en verzorging thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulieren en/of zorgplannen voor ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. (bladzijde 24 tot en met bladzijde 84 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en- een aanvraagformulier wijkverpleging (zorg in natura) voor CZ (bladzijde 3 tot en met bladzijde 22 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en- zevenenveertig, machtigingsaanvragen/aanvrage) machtiging niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulieren voor Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (bladzijde 86 tot en met bladzijde 258 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024),telkens zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen,bestaande die valsheid telkens hierin dat op die aanvraagformulieren en/of machtigingsaanvragen en/of indicatieformulieren en/of zorgplannen – in strijd met de waarheid – de gegevens van [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige is vermeld en die geschriften zijn voorzien van een valse handtekening/paraaf van voornoemde [benadeelde 1] , en bestaande dat gebruikmaken hierin telkens dat Thuiszorg [naam 1] B.V. die aanvraagformulieren en/of (bijbehorende) indicatieformulieren bij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en CZ en Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. heeft ingediend, terwijl Thuiszorg [naam 1] B.V. telkens wist, dat die aanvraagformulieren en machtigingsaanvragen en indicatieformulieren en zorgplannen bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst,aan welke bovenomschreven verboden gedragingen zij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;feit 5:zij op meer tijdstippen in de periode van 30 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 in Nederland, telkens opzettelijk geldbedragen van 5.000,- EUR en 12.000,- EUR, die geheel of ten dele toebehoorden aan [naam 3] B.V., en welke geldbedragen, zij, verdachte, telkens uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als financieel directeur van voornoemde [naam 3] B.V. telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
81/153730-21
feit 1:
zij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 1 juni 2016 in Nederland, facturen en bankgiro opdrachten – elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – telkens valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft zij telkens valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief bedrag opgenomen, te weten
b) in een factuur (DOC-004 2/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 89.500,00 (inclusief BTW), met daarbij als omschrijving “Voorschot factuur 50 %” en
c) in een factuur (DOC-004 3/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 35.800,00 (inclusief BTW), met daarbij als omschrijving “Factuur 20 %” en
d) op een bankgiro opdracht (DOC-004 4/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 89.500,00 en
e) op een bankgiro opdracht (DOC-004 5/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 35.800,00,

zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;

en
zij op meer tijdstippen in de periode 31 maart 2016 tot en met 23 mei 2016 in Nederland,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valse en vervalste offerte en facturen en bankgiro opdrachten, – elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als waren die offerte en facturen en bankgiro opdrachten telkens echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk –in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief of te hoog bedrag is opgenomen, te weten
a.
a) in een offerte (DOC-002) een eindbedrag van EURO 165.830,50 (inclusief BTW) en
b) in een factuur (DOC-004 2/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 89.500,00 (inclusief BTW) met als omschrijving “Voorschot factuur 50 %” en
c) in een factuur (DOC-004 3/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 35.800,00 (inclusief BTW) met als omschrijving “Factuur 20 %” en
d) op een bankgiro opdracht (DOC-004 4/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 89.500,00 en
e) op een bankgiro opdracht (DOC-004 5/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 35.800,00,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte
a.
a) die offerte (DOC-002) in het kader van een kredietaanvraag (op 31 maart 2016) heeft ingediend bij Van Lanschot Kempen N.V. en
b) die factuur (DOC-004 2/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op 23 mei 2016) heeft ingediend bij Van Lanschot Kempen N.V. en
c) die factuur (DOC-004 3/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op 23 mei 2016) heeft ingediend bij Van Lanschot Kempen N.V. en
d) die bankgiro opdracht (DOC-004 4/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op 23 mei 2016) heeft ingediend bij Van Lanschot Kempen N.V. en
e) die bankgiro opdracht (DOC-004 5/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op 23 mei 2016) heeft ingediend bij Van Lanschot Kempen N.V.;
feit 2:
zij op een tijdstip in de periode van 3 oktober 2017 tot en met 6 oktober 2017 in Nederland een koopovereenkomst – zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft zij valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in een koopovereenkomst d.d. 3 oktober 2017 tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. (DOC-023) als koopsom een onjuist bedrag, te weten een bedrag van EURO 100.000,-, opgenomen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
en
zij op of omstreeks 6 oktober 2017 in Nederland opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste koopovereenkomst,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die koopovereenkomst echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in die koopovereenkomst d.d. 3 oktober 2017 tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. (DOC-023) als koopsom een onjuist bedrag, te weten een bedrag van EURO 100.000,-, heeft opgenomen, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die koopovereenkomst, in het kader van het verkrijgen van een geldlening, heeft verstrekt aan [bedrijf 3] B.V.;
feit 3:
zij op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 oktober 2020 in Nederland meermalen
een factuur en
meer bankafschriften en
een kwitantie,
– elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – telkens valselijk heeft opgemaakt en vervalst, immers heeft zij telkens valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief bedrag opgenomen, te weten
a.
a) in een factuur (DOC-009) d.d. 9 mei 2018 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 75.800,00 (inclusief BTW), met daarbij de omschrijving “Werkzaamheden en verbouwing 2e deel van het centrum In november en december 2017” en
b) op een bankafschrift (DOC-010 1/3) een overboeking/betaling op 10 januari 2018 van een bedrag van EURO 44.385,19 en
c) op een bankafschrift (DOC-010 2/3) een overboeking/betaling op 3 april 2018 van een bedrag van EURO 29.764,81 en
d) op een bankafschrift (DOC-010 3/3) een overboeking/betaling op 18 juni 2018 van een bedrag van EURO 1.650,00 en
e) op een handgeschreven kwitantie (DOC-017) van 9 april 2018 een bedrag van EURO 29.764,81, dat door [benadeelde 2] en [bedrijf 1] van [verdachte] /verdachte contant zou zijn ontvangen in verband met “werkzaamheden [naam 4] ”,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
en
zij op meer tijdstippen in de periode 28 februari 2019 tot en met 13 november 2020 in Nederland,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere valse en/of vervalste geschriften, te weten een factuur en bankafschriften en een kwitantie,
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als waren die factuur en die bankafschriften en die kwitantie telkens echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte telkens valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief bedrag heeft opgenomen, te weten
a.
a) in een factuur (DOC-009) d.d. 9 mei 2018 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 75.800,00 (inclusief BTW), met daarbij de omschrijving “Werkzaamheden en verbouwing 2e deel van het centrum In november en december 2017” en
b) op een bankafschrift (DOC-010 1/3) een overboeking/betaling op 10 januari 2018 van een bedrag van EURO 44.385,19 en
c) op een bankafschrift (DOC-010 2/3) een overboeking/betaling op 3 april 2018 van een bedrag van EURO 29.764,81 en
d) op een bankafschrift (DOC-010 3/3) een overboeking/betaling op 18 juni 2018 van een bedrag van EURO 1.650,00 en
e) op een handgeschreven kwitantie (DOC-017) van 9 april 2018 een bedrag van EURO 29.764,81, dat door [benadeelde 2] en [bedrijf 1] van [verdachte] /verdachte contant zou zijn ontvangen in verband met “werkzaamheden [naam 4] ”,

en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte

a.
a) die factuur (DOC-009) in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure op 4 augustus 2020 heeft ingediend bij de curator van Medisch Centrum [naam 5] B.V. mr. G.H. Smink en
b) dat bankafschrift (DOC-010 1/3) in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure op 28 februari 2019 heeft verstrekt aan de curator van Medisch Centrum [naam 5] B.V. mr. G.H. Smink en
c) dat bankafschrift (DOC-010 2/3) in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure op 28 februari 2019 heeft verstrekt aan de curator van Medisch Centrum [naam 5] B.V. mr. G.H. Smink en
d) dat bankafschrift (DOC-010 3/3) in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure op 28 februari 2019 heeft verstrekt aan de curator van Medisch Centrum [naam 5] B.V. mr. G.H. Smink en
e) die handgeschreven kwitantie (DOC-017) in het kader van de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure op 30 oktober 2020 heeft ingediend bij de curator van Medisch Centrum [naam 5] B.V. mr. G.H. Smink.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/268103-20
feit 1:
als degene die bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van een ander veroorzaken, terwijl hij weet dat hij bij het verrichten van die handelingen benadeling of een aanmerkelijke kans op benadeling van de gezondheid van een ander veroorzaakt, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk mondeling en bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
feit 4 subsidiair:
het feitelijke leiding geven aan:
valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 5:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
81/153730-21
feit 1:
valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 2:
valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 3:
valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een geldboete van € 25.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 160 dagen hechtenis;
- de ontzetting van het recht tot het uitoefenen van enig beroep in de zorgverlening, waaronder begrepen financiële en administratieve dienstverlening voor de duur van 60 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank toekomen aan de strafmaat, verzoekt de verdediging om verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het onderzoek heeft emotioneel en financieel grote invloed gehad op (het leven van) verdachte. Verdachte zorgt in belangrijke mate voor het levensonderhoud van haar partner en kinderen. Ze heeft haar leven op orde en heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis meewerkend opgesteld in het toezicht van de reclassering. Het recidiverisico wordt laag ingeschat. Daarnaast is de redelijke termijn in sterke mate geschonden. De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte, aanvullend op de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf eventueel in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich voorgedaan als gekwalificeerd huisarts en heeft meerdere patiënten behandeld. Hierbij heeft ze diagnoses gesteld en medicatie voorgeschreven terwijl zij niet over de kennis en de kunde beschikte om hier als arts over te beslissen. Hiermee heeft verdachte ernstig afbreuk gedaan aan het vertrouwen dat de maatschappij in zorgverleners stelt en moet kunnen stellen. Patiënten die naar de huisarts gaan moeten erop kunnen vertrouwen dat zij worden behandeld door iemand met deskundigheid en bekwaamheid. Verdachte heeft totaal geen oog gehad voor het feit dat het onbekwaam en onbevoegd verrichten van medische handelingen (in de breedste zin) een aanzienlijk risico voor de gezondheid van patiënten met zich brengt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan strafbare beïnvloeding van de getuige [getuige 1] via telefoongesprekken en sms-berichten. Zij was ervan op de hoogte dat hij door de IGJ zou kunnen worden gebeld in het kader van een onderzoek naar tekortkomingen in de bedrijfsvoering van het medisch centrum van verdachte. Door zo te handelen heeft verdachte de verklaringsvrijheid van deze getuige aangetast.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan (het feitelijk leidinggeven aan) het indienen van een groot aantal valse geschriften bij verschillende zorgverzekeraars, door hier valselijk de naam van [benadeelde 1] als gekwalificeerd verpleegkundige te vermelden. Hiermee heeft ze de identificerende gegevens van die [benadeelde 1] misbruikt. [benadeelde 1] heeft op zitting toegelicht dat zij hierdoor veel reputatieschade heeft opgelopen, nu zorgverzekeraars na haar vertrek bij Thuiszorg [naam 1] langere tijd achterdochtig bleven ten aanzien van de door haar voor andere thuiszorginstanties ingediende zorgplannen en machtigingsaanvragen. Verdachte heeft op deze wijze ook het vertrouwen geschaad dat de maatschappij in het algemeen, en de zorgsector in het bijzonder, moet kunnen stellen in de juistheid van deze geschriften. Zorgverzekeraars moeten bij het toekennen van zorggelden kunnen uitgaan van de echtheid en accuraatheid van de aanvragen. Door zo te handelen heeft verdachte ook een risico in het leven geroepen voor zorgbehoevenden, nu zij er niet van uit hebben kunnen gaan dat hun zorgindicatie of zorgplan correct en door een gekwalificeerd HBO verpleegkundige is opgesteld. Verdachte is niet uit eigen beweging gestopt met het plegen van deze feiten, maar is hiertoe gedwongen doordat de verzekeraars hier na eigen onderzoek achter zijn gekomen. Verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor eigen financieel gewin en heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen van haar acties voor anderen.
Verdachte heeft zich daarnaast meermaals schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, door facturen, bankafschriften of -mutaties, een koopovereenkomst, een offerte en een kwitantie vals op te maken of te vervalsen en deze vervolgens te gebruiken door deze in te dienen bij financiële instanties voor het verkrijgen van kredieten of in te brengen in de tegen haar aangespannen bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure. De maatschappij, en in het bijzonder ook de rechter, moet erop kunnen vertrouwen dat documenten zoals deze echt zijn. Verdachte heeft dit vertrouwen flink beschaamd, met de nodige (financiële) gevolgen van dien.
Tot slot heeft verdachte zich als financieel directeur schuldig gemaakt aan het verduisteren van in totaal € 18.000,- van [naam 3] B.V. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van haar werkgever en heeft zij het vertrouwen dat haar werkgever in haar mocht stellen op ernstige wijze geschonden. Bovendien heeft verdachte haar werkgever financiële schade toegebracht door gelden weg te nemen die, nota bene, bedoeld waren als bonus voor het zorgpersoneel.
In de bewezen verklaarde feiten ziet de rechtbank een patroon van zelfverrijking ten koste van anderen. Aan wetten en regels die de belangen en de gezondheid van patiënten, werkgevers, werknemers, zorgverzekeraars en anderen beogen te beschermen heeft verdachte geen boodschap. Dit rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar het strafblad van verdachte van 6 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte first offender is. Dit weegt de rechtbank niet in strafverzwarende of strafverminderende zin mee.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het over verdachte opgemaakte voortgangsverslag van de reclassering van 22 januari 2025. De voorlopige hechtenis van verdachte is op 26 februari 2021 geschorst onder verschillende bijzondere voorwaarden met toezicht van de reclassering. De reclassering schrijft dat zij sinds 29 februari 2024 geen actieve rol meer hebben gespeeld in het traject van verdachte, nu het reclasseringstoezicht geen recidive verlagende toevoeging meer had. Het schorsingstoezicht is goed verlopen en de reclassering heeft geen enkele overtreding van de schorsingsvoorwaarden geconstateerd. Aangezien verdachte een ontkennende proceshouding heeft, kan de reclassering geen uitspraak doen over het recidiverisico, omdat zij geen verbanden tussen het delict en de leefgebieden kan leggen.
Verdachte heeft verklaard dat zij nu werkt als consultant HR en payroll specialist. Zij is kostwinner voor haar gezin. Ze heeft momenteel geen schulden meer.
De straf
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte over een langere periode, vanuit verschillende bedrijven, een veelheid aan strafbare feiten heeft gepleegd. Verdachte is geraffineerd te werk gegaan binnen de bedrijven waar zij de leiding had en heeft door middel van statutaire trucs geprobeerd zelf buiten schot te blijven. Uit de bewezenverklaarde feiten blijkt dat verdachte keer op keer documenten vervalst en valse geschriften verstrekt. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte door dit handelen daadwerkelijk persoonlijk financieel voordeel heeft genoten. Verdachte heeft op geen enkel moment enige verantwoordelijkheid voor haar daden genomen, zij ziet zich daarentegen als (het enige) slachtoffer in deze zaak.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf van 24 maanden, een geldboete van € 25.000 en een beroepsverbod voor 60 maanden passend en geboden is. Het beroepsverbod ziet op het uitoefenen van ieder beroep in de zorgsector. Gelet op de hierna volgende bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen – waarbij de rechtbank een groot deel van de vorderingen toe zal wijzen – acht de rechtbank een geldboete in dit geval echter niet passend. De rechtbank zal dan ook geen geldboete opleggen.
Bij de strafvervolging is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, overschreden met ruim 2 jaar. Van bijzondere omstandigheden die een termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding niet, zoals de verdediging heeft bepleit, tot een andere strafmodaliteit moet leiden, maar tot matiging van de op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom de gevangenisstraf matigen tot 22 maanden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft verbleven wordt daar nog op in mindering gebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 97.089,-. Dit bedrag bestaat uit € 87.089,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 van parketnummer 16/268103-20 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot vergoeding van materiële schade voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is. De vordering tot vergoeding van de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. De officier van justitie meent dat niettemin een bedrag aan immateriële schade kan worden toegewezen en refereert zich ten aanzien van de hoogte daarvan aan het oordeel van de rechtbank. De officier van justitie vordert verder dat de toe te wijzen schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
[benadeelde 1] vordert als materiële schade onder andere € 80.063,- als vergoeding voor de extra werkzaamheden die zij heeft moeten verrichten vanwege het misbruik van haar naam in aanvraagformulieren en indicatiestellingen. Op zitting heeft zij toegelicht dat zij na haar vertrekt bij Thuiszorg [naam 1] nog langere tijd door alle zorgverzekeraars onder een vergrootglas werd gelegd. Daardoor heeft zij per klant meer uren moeten maken om vragen te beantwoorden van zorgverzekeraars. Zij vordert voor alle indicaties in 2020, 2021 en 2022 1,25 uur extra per gedane indicatie, voor de indicaties in 2023 1 uur extra en voor 2024 0,75 uur extra.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in totaal 5 keer zelf de naam van benadeelde heeft misbruikt. Daarnaast heeft zij als feitelijk leidinggever aan de verboden gedragingen van Thuiszorg [naam 1] B.V. in totaal 53 valse aanvragen/indicatiestellingen met de naam van [benadeelde 1] ingediend. Verdachte heeft daarmee onrechtmatig tegenover benadeelde gehandeld.
Benadeelde heeft, anders dan met een berekening op 1 pagina, niet gespecificeerd in welke dossiers zij welke extra werkzaamheden (in de zin van telefoontjes, e-mails) heeft verricht. De rechtbank acht echter wel voorstelbaar en aannemelijk dat benadeelde als gevolg van het misbruik extra tijd heeft moeten besteden aan haar indicatiestellingen voor haar opdrachtgevers dan de tijd die zij kon declareren, omdat haar naam bij verschillende zorgverzekeraars een rode vlag opleverde. Het (causale) verband tussen het misbruik van haar naam/gegevens en de extra tijd die zij in nieuwe indicatiestellingen moest steken, wordt naar mate de tijd vordert evenwel losser. Om haar schade dan vergoed te krijgen, mag dan meer onderbouwing van benadeelde worden verlangd. Nu die onderbouwing, als gezegd, er niet is, zal de rechtbank alleen de gevorderde schade voor het jaar 2020 toewijzen. Dit komt neer op een bedrag van € 21.798,08. Voor de overige jaren kan de rechtbank onvoldoende vaststellen wat de schade precies is en of die schade in rechtstreeks verband met de bewezenverklaarde feiten staat. Als de rechtbank de benadeelde partij in de gelegenheid zou stellen om de vordering verder te onderbouwen dan zou de zaak moeten worden aangehouden. Dit zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast vordert [benadeelde 1] als materiële schade vergoeding voor de tijd die gemoeid was in verband met contacten met zorgverzekeraars (20 uur) en de rechtbank, jurist en advocaat (24 uur). Als onderbouwing heeft ze een lijst met contactmomenten bijgevoegd met de verschillende instanties. Op basis van deze lijst kan de rechtbank niet vaststellen hoeveel uur de benadeelde partij hier precies aan kwijt is geweest. Op basis van de aard van de zaak en het gegeven dat de benadeelde partij met veel instanties contact heeft gehad, komt het de rechtbank niet onaannemelijk voor dat de benadeelde partij hier wel de nodige tijd aan kwijt is geweest. De rechtbank schat het totaal aantal uur op 20 uur. Voor het uurtarief sluit de rechtbank aan bij het ZZP tarief van benadeelde partij zoals dit op de in het dossier opgenomen facturen staat vermeld, te weten € 65,- per uur. [4] Dit komt neer op een totaal van € 1.300,- wat voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal benadeelde voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
[benadeelde 1] vordert verder als materiële schade vergoeding van haar aangifte op het politiebureau € 190,- en voor haar verhoor bij het OM/rechercheurs en de voorbereiding daarvan € 475,-. Deze kosten zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks het gevolg is van het strafbare feit en zijn ook niet toewijsbaar als proceskosten. De rechtbank zal benadeelde voor deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien (onder sub a) de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen, dan wel indien (onder sub b) de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat geen grondslag bestaat voor de gevorderde immateriële schade. Benadeelde partij voert aan dat zij reputatieschade heeft geleden door het handelen van verdachte. Dit is niet zonder meer voldoende om aan te nemen dat een persoon in zijn eer of goede naam is aangetast. De rechtbank zal daarom de gevorderde immateriële schade afwijzen.
Totaal
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten extra werkzaamheden in 2020 en diverse contacten ter hoogte van in totaal € 23.098,08 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 23.098,08 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen als het gaat om de gevorderde immateriële schade.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. [benadeelde 1] vordert verder vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het reizen en parkeren bij de rechtbank à € 515,- en € 1.666,-. In beginsel komen deze kosten als proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Echter zijn deze posten onvoldoende onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank ook op dat reiskosten zijn gevorderd voor de tweede zittingsdag, terwijl de benadeelde partij hier niet bij aanwezig was. De proceskosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 23.098,08, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 141 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
Benadeelde partij Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 81.283,43 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 van parketnummer 16/268103-20 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De stelling van de benadeelde partij dat bij een ernstige onrechtmatige gedraging zoals valsheid in geschrifte in het geheel geen aanspraak kan worden gemaakt op vergoeding van zorgkosten kan de officier van justitie volgen.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering niet juist is ingediend, nu een voegingsformulier ontbreekt. Meer subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat onvoldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden. De vordering berust op de foutieve aanname dat alle betrokken verzekerden zonder de valse machtigingen geen recht zouden hebben gehad op de gedeclareerde zorg.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering juist ingediend
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat een voegingsformulier benadeelde partij in het dossier ontbreekt, de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering. In het dossier bevindt zich een brief met bijlagen van de benadeelde partij waarin zij opgave doet van de inhoud van de vordering en de gronden waarop deze berust. De brief bevat alle elementen die het voegingsformulier ook bevat. Daarom valt niet in te zien op welke wijze de belangen van de verdachte of die van een goede procesorde zouden worden geschaad als de benadeelde partij ontvankelijk zou worden geacht.
Vergoede zorgkosten
Zilveren Kruis eist vergoeding van de ten onrechte uitgekeerde zorgkosten voor thuiszorg aan 16 verzekerden voor een totaalbedrag van € 81.283,43. De vraag doet zich voor of Zilveren Kruis die betalingen als schade kan verhalen op verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Thuiszorg [naam 1] B.V. gebruik heeft gemaakt van valse aanvraagformulieren en indicatiestellingen door deze telkens bij benadeelde in te dienen. Uit de vorderingen van benadeelde en de inhoud van het strafdossier blijkt dat thuiszorg alleen wordt vergoed door de verzekeraar wanneer daar een indicatiestelling van een bevoegd persoon onder ligt, dat wil zeggen door een HBO niveau 5 verpleegkundige. Ten aanzien van de bewezenverklaarde indicatiestellingen heeft het daaraan ontbroken, nu de naam van [benadeelde 1] daarvoor is misbruikt. Dat geldt ook voor alle door Zilveren Kruis opgenomen indicatiestellingen in haar vordering. Die zijn allemaal op naam van [benadeelde 1] afgegeven en gesteld op verschillende data na 1 april 2019, toen [benadeelde 1] geen werkzaamheden voor Thuiszorg [naam 1] meer verrichtte.
Thuiszorg [naam 1] B.V. heeft daarmee onrechtmatig gehandeld tegenover Zilveren Kruis, en daarvoor valt verdachte als feitelijk bestuurder de vennootschap (zie bewijsmotiveringen hiervoor) een ernstig verwijt te maken. Zij heeft immers gebruik gemaakt van de valse aanvraagformulieren en indicatiestellingen, terwijl zij wist, of op zijn minst genomen in voorwaardelijke zin opzet had, op het gebruik van die geschriften als ware die echt en onvervalst. Daarmee wist verdachte ook dat er geen aanspraak kon worden gemaakt op vergoedingen vanuit de zorgverzekeraar en is zij ook persoonlijk aansprakelijk voor alle uitgekeerde vergoedingen op basis van de bewezenverklaarde valse aanvragen/indicatiestellingen. De gevorderde onterechte uitbetaalde zorgkosten ten bedrage van € 81.283,43 komt dus voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering volledig toewijzen tot een bedrag van € 81.283,43, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 mei 2024 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Een rechtspersoon mag in beginsel geacht worden zelf de wegen te kennen om een vordering te incasseren, in tegenstelling tot een natuurlijke persoon. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken.
9.3
Benadeelde partij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V.
ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 38.128,80, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 van parketnummer 16/268103-20 ten laste gelegde feit.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de vordering van benadeelde partij ONVZ niet-ontvankelijk wordt verklaard, nu deze in het geheel niet is onderbouwd.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient de worden verklaard nu uit het bij de vordering aangehechte KvK-uittreksel niet blijkt dat [F] , die de vordering heeft ingediend, bevoegd is om ONVZ te vertegenwoordigen.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkheid
De rechtbank verklaart de benadeelde partij ONVZ niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. Uit de vordering en bijbehorende stukken blijkt niet of de persoon die de vordering heeft ingediend gemachtigd is om namens ONVZ op te treden.
Proceskosten
Nu ONVZ niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.4
Benadeelde partij CZ Group U.A.
CZ Group U.A. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.000,46 dan wel € 13.366,92, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 van parketnummer 16/268103-20 ten laste gelegde feit.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert benadeelde partij CZ niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding wegens gebrek aan belang. Uit de onderbouwing van de vordering volgt dat de burgerlijke rechter ook al heeft beslist op de vordering.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van CZ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de burgerlijke rechter al heeft beslist over de gevorderde schade.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkheid
De rechtbank zal de benadeelde partij CZ niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, nu het voor de rechtbank niet duidelijk is welk bedrag aan schade de benadeelde partij vordert. In het zogenaamde voegingsformulier benadeelde partij geeft CZ aan dat de totale schade € 9.000,46 is voor de dossiers van verzekerden [verzekerde 9] , [verzekerde 11] , [verzekerde 10] , [verzekerde 1] inclusief de onderzoekskosten en proceskosten. In de aanvulling van de vordering (hetzelfde document) schrijft CZ dat de totale schade € 13.366,92 is en hierbij wordt verwezen naar een vonnis van de kantonrechter van 10 mei 2023 in de procedure tussen [A] en CZ dat als bijlage bij de vordering is gevoegd. In deze procedure lagen dezelfde schadeposten ook ter beoordeling voor aan de kantonrechter. De kantonrechter heeft [A] veroordeeld tot betaling van een deel van de door CZ gevorderde schade. Het is de rechtbank niet duidelijk of CZ nu heeft bedoeld om € 9.000,46 of € 13.366,92 aan vergoeding van materiële schade te vorderen. Verder zijn de aangehaalde schadeposten en de hoogte hiervan ook niet onderbouwd.
Proceskosten
Nu CZ niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 23, 24c, 28, 31, 36f, 51, 57, 225, 231b, 258a, 321 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 1 van parketnummer 16/268103-20 ten laste gelegde geldig;
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 4 primair van parketnummer 16/268103-20 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde verder bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 22 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
ontzetverdachte van het recht
enig beroep in de zorgsectoruit te oefenen voor de duur van
60 maanden;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht op de naleving van de ontzetting van het voornoemd recht te houden;
Benadeelde partij [benadeelde 1] - feit 3 en feit 4 van parketnummer 16/268103-20
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 23.098,08;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [benadeelde 1] voor wat betreft de gevorderde immateriële schade af;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 23.098,08 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 141 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. - feit 4 van parketnummer 16/268103-20
- wijst de vordering van Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. toe tot een bedrag van € 81.283,43;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2024 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. - feit 4 van parketnummer 16/268103-20
- verklaart ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partijCZ Group U.A.
- feit 4 van parketnummer 16/268103-20
- verklaart CZ Group U.A. niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mr. J Edgar en mr. S.R. van Breukelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-268103-20feit 1:zij in of omstreeks de periode van 01 mei 2018 tot en met 31 mei 2018 in Utrecht, althans in Nederland, terwijl zij verdachte niet ingeschreven stond in een register (overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 eerste lid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, het zogenaamde BIG-register), buiten noodzaak een (of meer) (be)handelingen heeft verricht op het gebied van de individuele gezondheidszorg, te weten (telkens)
- het handelen in de richting van patiënten als ware zij een bevoegd en bekwaam huisarts en/of
- het (zonder supervisie) verrichten van (telefonische) consulten bij individuele patiënten, onder wie [getuige 3] en/of [getuige 4] en/of [getuige 2] en/of [getuige 5] en/of [getuige 6] , en/of [getuige 7] en/of één of meer tot nog toe onbekend gebleven perso(o)n(en), zie zich met een medische hulpvraag tot een huisarts van de huisartspraktijk [naam 4] en/of [naam 5]
heeft/hebben gericht en/of
- het (zonder supervisie) beoordelen van de gezondheidstoestand van deze patiënt(en) en/of het vaststellen van een diagnose en/of beleid waaronder het geven van advies en/of verwijzing(en) naar (een) specialist en/of
- het voorschrijven van (een) UR geneesmiddel(len)(uitsluitend recept geneesmiddelen) (te weten oxazepam en/of diclofenac) terwijl dit een voorbehouden handeling betreft en/of
- het autoriseren van een zogeheten receptenbuffer en/of
- het (al dan niet onder een andere naam en/of AGB-code(s)) muteren van data betreffende een of meer consult(en), in elk geval medische data in het Huisartsen Informatie Systeem (HIS),
terwijl zij zichzelf bij het verrichten van bovengenoemde (be)handeling(en), redelijkerwijs niet (voldoende) bekwaam en bevoegd kon en mocht achten en/of verdachte (derhalve) wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat zij, verdachte, schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander, te weten de door haar geziene en/of gesproken patiënt(en)(voornoemde [getuige 3]
[getuige 3] en/of voornoemde [getuige 4] en/of voornoemde [getuige 2] ) en/of voornoemde [getuige 5] en/of voornoemde [getuige 6] en/of voornoemde [getuige 7] en/of één of meer tot nog toe onbekend gebeven perso(o)n(en) bij [naam 4] en/of [naam 5] Huisartspraktijk heeft veroorzaakt, bestaande die (aanmerkelijke kans op) schade uit (onder meer):
- het (mogelijk) stellen van (een) foutieve diagnose(s) en/of
- het (mogelijk) starten van een foutieve/onjuiste behandeling en/of
- vertraging in de diagnostiek en/of geïndiceerde behandeling en/of
- het optreden van (een) (ernstige) bijwerking(en) van (een) voorgeschreven UR-geneesmiddel(en);
feit 2:zij in of omstreeks de periode van 04 juni 2018 tot en met 20 juni 2018 te Utrecht, althans in Nederland, zich opzettelijk mondeling en/of bij geschrift jegens [getuige 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl zij, verdachte, wist of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door die [getuige 1] telefonisch en/of met (een) sms-bericht(en) te verzoeken desgevraagd te verklaren dat hij op 4 mei 2018 en/of 11 mei 2018 en/of 14 mei 2018, althans op een of meer bepaalde datum/data in de maand mei 2018, als
(waarnemend)huisarts bij de huisartsenpraktijk van het [naam 4] B.V. heeft gewerkt, althans ingeroosterd is geweest;
feit 3:zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 01 juni 2020 te Huizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische gegevens, van een ander te weten van [benadeelde 1] , heeft gebruikt (telkens) met het oogmerk om haar, verdachte's identiteit te verhelen en/of de identiteit van voornoemde [benadeelde 1] te misbruiken, waardoor enig nadeel (voor voornoemde [benadeelde 1] ) kon ontstaan, welk gebruik erin bestond dat zij verdachte en/of haar mededader(s)
- op negen, althans een of meer, aanvraagformulier(en) verpleging en verzorging thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen), de gegevens van voornoemde [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige heeft/hebben vermeld en/of (vervolgens) dat/die aanvraagformulier(en) en/of indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) bij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en/of PNO zorg heeft /hebben ingediend (bladzijde 24 tot en met bladzijde 84 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- op vier, althans een of meer, aanvraagformulier(en) wijkverpleging (zorg in natura) de gegevens van voornoemde [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige heeft/hebben vermeld en/of (vervolgens) dat/die aanvraagformulier(en) bij CZ heeft/hebben ingediend (bladzijde 3 tot en met bladzijde 22 proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- op (ongeveer) vierenvijftig, althans een groot aantal, machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en), de gegevens van
voornoemde [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige heeft/hebben vermeld en/of (vervolgens) dat/die machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging en/of indicatieformulier(en) bij Avéro/Achmea en/of Zilverenkruis Zorgverzekeringen N.V. heeft/hebben ingediend (bladzijde 86 tot en met bladzijde 258 proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024)
feit 4:zij op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 01 juni 2020 te Huizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- negen, althans een of meer, aanvraagformulier(en) voor Verpleging en Verzorging Thuis ONVZ en/of PNO-zorg en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) en/of Zorgplan(nen) voor ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. (bladzijde 24 tot en met bladzijde 84 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- vier, althans een of meer, aanvraagformulier(en) wijkverpleging (zorg in natura) voor CZ (bladzijde 3 tot en met bladzijde 22 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- (ongeveer) vierenvijftig, althans een of meer, Machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) voor Avéro / Achmea
en/of Zilveren Kruis Zorgverzekeringen B.V. (bladzijde 86 tot en met bladzijde 258 van het proces-verbaal aanvraagformuleren ingekomen 28 mei 2024), (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen,
door (telkens) op in die aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging en/of indicatieformulier(en) valselijk en/of in strijd met de waarheid de gegevens van [benadeelde 1] als indicerend
(HBO) verpleegkundige te vermelden en/of die geschriften te voorzien van een valse/vervalste handtekening/paraaf van voornoemde [benadeelde 1] , zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(artikel 47 lid 1 ahf en onder 1 juncto art 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 01 juni 2020 te Huizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of (telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of (telkens) opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad
- negen, althans een of meer, aanvraagformulier(en) Machtiging Verpleging en Verzorging Thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) voor ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en/of PNO zorg en/of
- vier, althans een of meer, aanvraagformulier(en) wijkverpleging (zorg in natura) voor CZ en/of
- (ongeeer) vierenvijftig, althans een of meer, machtigingsaanvra(a)g(en) niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) voor Avéro/Achmea en/of Zilveren Kruis Zorgverzekeringen B.V.,
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens) hierin dat op die aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en) en/of indicatieformulier(en) en/of zorgplannen – in strijd met de waarheid – de gegevens van [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige is vermeld en/of die geschriften zijn voorzien van een valse/vervalste handtekening/paraaf van voornoemde [benadeelde 1] , en bestaande dat gebruikmaken en/of dat afleveren en/of dat voorhanden hebben hierin (telkens) dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die
aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en) en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) bij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en/of PNO zorg en/of CZ en/of Avéro/Achmea en/of Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. heeft/hebben ingediend, terwijl zij verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en) en/of indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen)
bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Thuiszorg [naam 1] B.V. en/of Thuiszorg [naam 2] B.V. op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 01 juni 2020 te Huizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
- negen, althans een of meer, aanvraagformulier(en) voor verpleging en verzorging thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) voor ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en/of PNO zorg (bladzijde 24 tot en met bladzijde 84 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- vier, althans een of meer, aanvraagformulier(en) wijkverpleging (zorg in natura) voor CZ (bladzijde 3 tot en met 22 van het proces=-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- (ongeveer) vierenvijftig, althans een of meer, machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) voor Avéro/Achmea en/of Zilveren Kruis Zorgverzekeringen B.V. (bladzijde 86 tot en met bladzijde 258 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingemomen 28 mei 2024),
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of doen opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen,
door (telkens) op/in die aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging en/of indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) valselijk en/of in strijd met de waarheid de gegevens van [benadeelde 1]
[benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige te vermelden en/of die geschriften te voorzien van een valse/vervalste handtekening/paraaf van voornoemde [benadeelde 1] , met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, tot welk(e) bovenomschreven feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft/hebben gegeven en/of
aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) zij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft/hebben gegeven;
en/of
Thuiszorg [naam 1] B.V. en/of Thuiszorg [naam 2] B.V. op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 december 2018 tot en met 01 juni 2020 te Huizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van en/of (telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of (telkens) opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad
- negen, althans een of meer, aanvraagformulier(en) voor verpleging en verzorging thuis en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) voor ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en/of PNO zorg (bladzijde 24 tot en met bladzijde 84 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- vier, althans een of meer, aanvraagformulier(en) wijkverpleging (zorg in natura) voor CZ (bladzijde 3 tot en met bladzijde 22 van het proces-verbaal aanvraagformulieren ingekomen 28 mei 2024) en/of
- (ongeveer) vierenvijftig, althans een of meer, machtigingsaanvra(a)g(en)/aanvra(a)g(en) machtiging niet-gecontracteerde wijkverpleging en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) voor Avéro/Achmea
en/of Zilveren Kruis Zorgverzekeringen B.V. (bladzijde 86 tot en met bladzijde 258 van het proces-verbaal aanvraagformuleren ingekomen 28 mei 2024),
(telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens) hierin dat op die aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en) en/of indicatieformulier(en) en/of zorgplannen – in strijd met de waarheid – de
gegevens van [benadeelde 1] als indicerend (HBO) verpleegkundige is vermeld en/of die geschriften zijn voorzien van een valse/vervalste handtekening/paraaf van voornoemde [benadeelde 1] , en bestaande dat gebruikmaken en/of dat afleveren en/of dat voorhanden hebben hierin (telkens) dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die aanvraagformulier(en) en/of (bijbehorende) indicatieformulier(en) bij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V. en/of P.N.O. zorg en/of CZ en/of Avéro/Achmea en/of Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. heeft/hebben ingediend, terwijl zij verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat aanvraagformulier(en) en/of machtigingsaanvra(a)g(en) en/of indicatieformulier(en) en/of zorgplan(nen) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften echt en onvervalst,
tot welk(e) bovenomschreven feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) zij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft/hebben gegeven;
feit 5:zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 oktober 2020 tot en met 01 november 2020 te Blaricum en/of Huizen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 5.000,- EUR en/of (ongeveer) 12.000,- EUR, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam 3] B.V. in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar, verdachte, en welk(e) geldbedrag(en), althans welk goed, zij verdachte (telkens) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als (financieel) directeur van voornoemde [naam 3] B.V., in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
81/153730-21
feit 1:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 01 juni 2016 te Blaricum en/of Utrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een offerte en/of
een of meer facturen en/of
een of meer bankgiro opdrachten,
– (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben zij en/of haar medeverdachte(n) (telkens) valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief en/of te hoog bedrag opgenomen en/of laten opnemen, te weten
a. a) in een offerte (DOC-002 en/of DOC-039) een eindbedrag van EURO 165.830,50 (inclusief BTW) en/of
b) in een factuur (DOC-004 2/5 en/of DOC-040 2/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 89.500,00 (inclusief BTW), met daarbij als omschrijving “Voorschot factuur 50 %” en/of
c) in een factuur (DOC-004 3/5 en/of DOC-040 4/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 35.800,00 (inclusief BTW), met daarbij als omschrijving “Factuur 20 %” en/of
d) op een bankgiro opdracht (DOC-004 4/5 en/of DOC-040 3/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 89.500,00 en/of
e) op een bankgiro opdracht (DOC-004 5/5 en/of DOC-040 5/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 35.800,00,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 maart 2016 tot en met 1 juni 2016 te Blaricum en/of Utrecht en/of ’s-Hertogenbosch en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) offerte(s) en/of factuur/facturen en/of bankgiro opdracht(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware(n) die offerte en/of factuur/facturen en/of bankgiro opdrachten (telkens) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief en/of te hoog bedrag heeft opgenomen en/of heeft laten opnemen, te weten
a. a) in een offerte (DOC-002 en/of DOC-039) een eindbedrag van EURO 165.830,50 (inclusief BTW) en/of
b) in een factuur (DOC-004 2/5 en/of DOC-040 2/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 89.500,00 (inclusief BTW) met als omschrijving “Voorschot factuur 50 %” en/of
c) in een factuur (DOC-004 3/5 en/of DOC-040 4/5) d.d. 4 april 2016 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 35.800,00 (inclusief BTW) met als omschrijving “Factuur 20 %”
en/of
d) op een bankgiro opdracht (DOC-004 4/5 en/of DOC-040 3/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 89.500,00 en/of
e) op een bankgiro opdracht (DOC-004 5/5 en/of DOC-040 5/5) d.d. 10 april 2016 een bedrag van EURO 35.800,00,
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n)
a. a) die offerte (DOC-002 en/of DOC-039) in het kader van een kredietaanvraag (op of omstreeks 31 maart 2016) heeft/hebben overgelegd/ingediend en/of laten overleggen/indienen bij Van Lanschot Kempen N.V. en/of
b) die factuur (DOC-004 2/5 en/of DOC-040 2/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op of omstreeks 23 mei 2016) heeft/hebben overgelegd/ingediend en/of laten overleggen/indienen bij Van Lanschot Kempen N.V. en/of
c) die factuur (DOC-004 3/5 en/of DOC-040 4/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op of omstreeks 23 mei 2016) heeft/hebben overgelegd/ingediend en/of laten overleggen/indienen bij Van Lanschot Kempen N.V. en/of
d) die bankgiro opdracht (DOC-004 4/5 en/of DOC-040 3/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op of omstreeks 23 mei 2016) heeft/hebben overgelegd/ingediend en/of laten overleggen/indienen bij Van Lanschot Kempen
N.V. en/of
e) die bankgiro opdracht (DOC-004 5/5 en/of DOC-040 5/5) in het kader van een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot (op of omstreeks 23 mei 2016) heeft/hebben overgelegd/ingediend en/of laten overleggen/indienen bij Van Lanschot Kempen N.V.;
feit 2:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2017 tot en met 31 oktober 2017 te Blaricum en/of alders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een koopovereenkomst,
– zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben zij en/of haar medeverdachte(n) valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in een koopovereenkomst d.d. 3 oktober 2017 tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. (DOC-023 en/of DOC-042) als koopsom een onjuist bedrag, te weten een bedrag van EURO 100.000,-, opgenomen en/of laten opnemen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 september 2017 tot en met 31 oktober 2017 te Blaricum en/of Utrecht en/of Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse en/of vervalste koopovereenkomst,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die koopovereenkomst echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in die koopovereenkomst d.d. 3 oktober 2017 tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. (DOC-023 en/of DOC-042) als koopsom een onjuist bedrag, te weten
een bedrag van EURO 100.000,-, heeft opgenomen en/of heeft laten opnemen, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) die koopovereenkomst, in het kader van het verkrijgen van een geldlening, heeft verstrekt en/of laten verstrekken aan [bedrijf 3] B.V.;
feit 3:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 30 oktober 2020 te Blaricum en/of Utrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een factuur en/of
een of meer bankafschriften en/of
een kwitantie/nota,
– (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben zij en/of haar medeverdachte(n) (telkens) valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid – in voornoemde documenten (onder andere) een fictief en/of te hoog bedrag opgenomen en/of laten opnemen, te weten
a. a) in een factuur (DOC-009) d.d. 9 mei 2018 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 75.800,00 (inclusief BTW), met daarbij de omschrijving “Werkzaamheden en verbouwing 2e deel van het centrum in november en december 2017” en/of
b) op een bankafschrift (DOC-010 1/3) een overboeking/betaling op 10 januari 2018 van een bedrag van EURO 44.385,19 en/of
c) op een bankafschrift (DOC-010 2/3) een overboeking/betaling op 3 april 2018 van een bedrag van EURO 29.764,81 en/of
d) op een bankafschrift (DOC-010 3/3) een overboeking/betaling op 18 juni 2018 van een bedrag van EURO 1.650,00 en/of
e) in/op een (handgeschreven) kwitantie/nota (DOC-017) van 9 april 2018 een bedrag van EURO 29.764,81, dat door [benadeelde 2] en/of [bedrijf 1] van [verdachte] /verdachte contant zou zijn ontvangen (in verband met “werkzaamheden [naam 4] ”),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 februari 2019 tot en met 13 november 2020 te Blaricum en/of Utrecht en/of Amersfoort en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) een factuur/facturen en/of bankafschrift(en) en/of kwitantie(s)/nota(‘s),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware(n) die factuur en/of dat/die bankafschrift(en) en/of die kwitantie/nota (telkens) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid
– in voornoemde documenten (onder andere) een fictief en/of te hoog bedrag heeft opgenomen en/of heeft laten opnemen, te weten
a. a) in een factuur (DOC-009) d.d. 9 mei 2018 van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. een bedrag van in totaal EURO 75.800,00 (inclusief BTW), met daarbij de omschrijving “Werkzaamheden en verbouwing 2e deel van het centrum in november en december 2017” en/of
b) op een bankafschrift (DOC-010 1/3) een overboeking/betaling op 10 januari 2018 van een bedrag van EURO 44.385,19 en/of
c) op een bankafschrift (DOC-010 2/3) een overboeking/betaling op 3 april 2018 van een bedrag van EURO 29.764,81 en/of
d) op een bankafschrift (DOC-010 3/3) een overboeking/betaling op 18 juni 2018 van een bedrag van EURO 1.650,00 en/of
e) in/op een (handgeschreven) kwitantie/nota (DOC-017) van 9 april 2018 een bedrag van EURO 29.764,81, dat door [benadeelde 2] en/of [bedrijf 1] van [verdachte] /verdachte contant zou zijn ontvangen (in verband met “werkzaamheden [naam 4] ”),
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar medeverdachte(n)
a. a) die factuur (DOC-009) in het kader van de (bestuurders)aansprakelijkheidsprocedure (op of omstreeks 4 augustus 2020) heeft/hebben verstrekt/ingediend aan/bij de curator (van Medisch Centrum [naam 5] B.V.) mr. G.H. Smink en/of
b) dat bankafschrift (DOC-010 1/3) in het kader van de (bestuurders)aansprakelijkheidsprocedure (op of omstreeks 28 februari 2019) heeft/hebben verstrekt/ingediend aan/bij de curator (van Medisch Centrum [naam 5] B.V.) mr. G.H. Smink en/of
c) dat bankafschrift (DOC-010 2/3) in het kader van de (bestuurders)aansprakelijkheidsprocedure (op of omstreeks 28 februari 2019) heeft/hebben verstrekt/ingediend aan/bij de curator (van Medisch Centrum [naam 5] B.V.) mr. G.H. Smink en/of
d) dat bankafschrift (DOC-010 3/3) in het kader van de (bestuurders)aansprakelijkheidsprocedure (op of omstreeks 28 februari 2019) heeft/hebben verstrekt/ingediend aan/bij de curator (van Medisch Centrum [naam 5] B.V.) mr. G.H. Smink en/of
e) die (handgeschreven) kwitantie/nota (DOC-017) in het kader van de (bestuurders)aansprakelijkheidsprocedure (op of omstreeks 30 oktober 2020) heeft/hebben verstrekt/ingediend aan/bij de curator (van Medisch Centrum [naam 5] B.V.) mr. G.H. Smink.
Bijlage II: de bewijsmiddelen
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
16-268103-20 [5]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] bij de politie op 8 juli 2020, documentcode 20200722.1538.7078, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Bent u wel eens bij mevrouw [verdachte] op consult geweest?
A: Dat kan zijn. Want ik zei net al dat ik mij een turkse vrouw kan herinneren. De naam [verdachte] zegt mij niets.
V: En de naam [verdachte] ?
A: [verdachte] wel. Dat was een mooie frisse vrouw. Volgens mij was zij Turks. Zij was huisarts. Ik heb een keer bij die vrouw gezeten.
0: Wij tonen u een foto (
opmerking rechtbank: een foto van verdachte wordt getoond).
V: Kunt u ons vertellen of u deze persoon kent?
A: Ja dat is ze. Huisarts [verdachte] . Bij haar ben ik toen geweest. Volgens mij was het zelfs de laatste keer dat ik in die praktijk bij de huisarts ben geweest. [6]
V: Hoe vaak bent bij mevrouw [verdachte] op consult geweest?
A: 1 keer.
V: Wij zien dat u op 14 mei 2018 naar de huisarts bent geweest. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Dat is waarschijnlijk de laatste keer geweest dat ik daar ben geweest. [7]
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] bij de politie op 28 juli 2020, documentcode 20200722.1610.7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Bij welke huisartsen bent u weleens op consult geweest binnen [naam 4] ?
A: Vaak gebeurde het dat we belden voor een afspraak met de huisarts, maar als we er dan kwamen dan kregen we een andere huisarts. Ik weet nog dat ik een afspraak had op 4 mei. Ik had toen een afspraak met dokter [G] , maar toen ik er kwam was er een vrouw. De assistente vertelde mij dat dokter [G] afwezig was.
V: Kunt u de vrouw omschrijven?
A: Ze was blond en had een lichtgetinte huid.
V: U had het zojuist over een vrouwelijke huisarts waar u op 4 mei was geweest. Die blonde mevrouw met lichtgetinte huidskleur. Hoe vaak bent u bij haar geweest?
A: Bij die vrouw 1 of 2 keer.
0: Wij tonen u nog een foto van een vrouw (
opmerking rechtbank: een foto van verdachte wordt getoond).
V: herkent u deze mevrouw? [8] A: Ja dat is die vrouwelijke arts waar ik ben geweest. Uiteindelijk heb ik met haar het consult gehad. Ik had na deze afspraak waarover ik zojuist over verklaard weer een afspraak met de huisarts. Toen ik daar kwam bleek ik weer bij die vrouw een consult te hebben. [9]
Ik had de afspraak met die mevrouw en ik heb van haar die verwijsbrief gekregen. Ik had dokter [G] toen ook al een hele tijd niet meer gezien. [10]
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] bij de politie op 28 juli 2020, documentcode 20200723.1417.7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Klopt het dat uw huisarts in het [naam 4] gevestigd was? [11]
A: Ja, dat klopt. Toen ik kwam voor dokter [G] , werd mij verteld dat dokter [G] er voorlopig niet was. Ik ben toen bij een mevrouw terecht. Het was een Turkse mevrouw. Het was een kort vrouwtje met blond haar. Ze zag eruit als een huisarts. [12]
0: Wij tonen u een foto van een mevrouw (
opmerking rechtbank: een foto van verdachte wordt getoond).
V: Herkent u deze mevrouw?
A: Ja, dat is die mevrouw waar ik het zojuist over had. Ik wist eigenlijk wel wat ik ongeveer nodig had voor mijn aandoening, maar ik kreeg een soort crème van die mevrouw. Ik zei dat ik last had van een ingegroeide haar op mijn hoofd. Ze keek er vervolgens naar en zei dat ze dacht dat ik mogelijk last had van een infectie. Ze keek met het blote oog. Ze zei dat ze niet wist wat het precies was en dat ze het nog nooit had gezien. Vervolgens zei ze dat ze een zalfje zou voorschrijven. Dat zalfje heb ik vervolgens opgehaald bij de apotheek die ook in het gezondheidscentrum gevestigd was.
V: Wanneer is dit geweest?
A: Ik weet het niet precies, maar kan het opzoeken in de Mijn Anderzorg app. [13] Ik zie in de app dat het op 03-05-2018 was. [14]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] bij de politie op 20 maart 2021, documentcode 20210320.13883, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit ons onderzoek werd duidelijk dat u in mei 2018 bij de dokter bent geweest in verband met de gezondheid van uw dochtertje [H] ( [2017] ).
V = Kunt u vertellen hoe het bezoek aan de dokter toen is verlopen?
A = In verband met mijn dochtertje had ik een afspraak gemaakt met de huisarts. Ik ben toen twee keer kort achter elkaar bij de dokter geweest. [15] Tijdens mijn tweede bezoek werden mijn dochtertje en ik geholpen door een vrouwelijke arts van Turkse komaf. Ik kan me nog herinneren dat deze arts [verdachte] heet. Ik vond dit een raar bezoek. Ik was daar met mijn dochtertje, maar zij bekeek mijn dochtertje helemaal niet, zij heeft niets bekeken, of gecontroleerd. Wel gaf [verdachte] aan dat alles goed was met mijn dochtertje en dat ik mij geen zorgen hoefde te maken.
V = Kunt u vertellen hoe [verdachte] eruit zag?
A = Turkse vrouw, blond haar, normaal postuur en ongeveer 1.70 meter lang. Ik schat haar tussen de 35 en de 40. [16]
Een proces-verbaal van verhoor van Getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 8 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U heeft volgens het dossier op 28 juli 2020 met [I] van de inspectie gesproken. Weet u nog wat u besprak?
Ze vroeg bent u op die en die datum op de praktijk geweest en wie heeft u toen geholpen. Eerlijk gezegd heb ik de naam toen niet goed onthouden. Maar het was een vrouw die zich voorstelde als arts, ze zei: ik ben de arts, ik kom u helpen. Toen begeleidde ze mij naar de
spreekkamer en ze vroeg wat heeft u, ik heb toen gezegd: dat ik een beetje vermoeid was. Toen gaf ze mij aan dat ik misschien beetje overspannen was. Ze gaf aan dat ik even thuis moest blijven en ze schreef me meteen oxazepam voor. Ze legde uit hoe ik het moest innemen. Dus ik liep naar de apotheek, die was er meteen naast, daar kon ik het meteen ophalen. Wat mij gelijk opviel: Het was een vrouw, maar op het kaartje/etiket stond een mannelijke arts als naam. [17]
Kunt u van foto 1, 2 en 3 zeggen of u ze kent(
opmerking rechtbank: er worden drie foto’s van verschillende vrouwen getoond)?Mevrouw pakt de foto van p. 1469(
opmerking rechtbank: dit is een foto van verdachte)
Zij heeft mij geholpen.
Zij heeft mij geholpen, dus u bedoelt: zij is de vrouw die zich voorstelde als arts?
Ja, zij is die vrouw. [18]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 1 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hoe kent u [verdachte] ?lk denk dat ze werkte in de huisartsenpost van [G] . Wij gingen altijd naar huisarts [G] .
Ik toon u een foto van de ID staat van mevrouw [verdachte] .
Ja, zij is het. lk ken haar als mevrouw [verdachte] . [19]
Kunt u zeggen wat mevrouw [verdachte] daar deed?Zij werkte daar. Ze kwam binnen en ze ging naar een kamer, alsof ze arts was.
Hebt u ook wel eens een gesprek gehad met haar als arts?Ja.
Wilt u vertellen waarover dat ging?ik was daar en zij heeft mij geholpen. ik heb medicijnen van haar gekregen.
Was u alleen in de spreekkamer met mevrouw [verdachte] ?
Ja.
U zei net dat u medicijnen hebt gekregen. Weet u nog welk medicijn dat was?Ja, het was voor een blaasontsteking. Ik weet de naam niet meer.
(...)
Wat hebt u daar mee gedaan?Ik ging daarmee naar de apotheek.
Kreeg u toen meteen het medicijn mee?Nee. Het was een te sterke medicatie. Het moest omgezet worden naar een ander soort medicatie. [20]
Het medicijn bleek te sterk zei u?
Bij de apotheek zeiden ze dat het medicijn te sterk was. De apotheker zei dat ik beter een ander medicijn kon nemen.
Bij voorlezing:de apotheek zei dat de antibiotica te sterk was. [21]
Een proces-verbaal van aangifte van de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd door [verbalisant] , inspecteur bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, proces-verbaalnummer 19-090_20190520, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In augustus 2017 is de inspectie een onderzoek gestart naar de kwaliteit van zorg verleend door [naam 4] BV, gevestigd aan de [adres] Utrecht. In de onderzoeksperiode was Mevrouw [verdachte] hoofdbestuurder van [naam 4] . [22]
Bijlage 4: uitdraai HIS [getuige 2]
Overzicht patiënten van 01-05-2018 tot 03-05-2018
Praktijk: [naam 4]
Medewerker: [huisarts 1]
Geboortedatum [1989]
Journaalregels:
03-05-2018: MED: Apotheek [naam 4] 03-05-2018 FUSIDINEZUUR CREME 20MG/G 3D CR DUN 15 gram (lnv: […] ) (Aut: […] )
03-05-2018: vlekken huid
03-05-2018: Heeft allemaal vlekjes en puistjes op hoofdhuid.
03-05-2018: advies en medicatie
03-05-2018: MED: Apotheek [naam 4] 03-05-2018 KETOCONAZOL SHAMPOO 20MG/G 2W GE 60 gram (lnv: […] ) (Aut: […] )
Verrichtingen:
03-05-2018 consult huisarts langer dan 20 minuten [23]
Bijlage 4: uitdraai HIS [getuige 6]
Naam [getuige 6]
Geboortedatum [1988]
Overzicht patiënten van 16-05-2018 tot 16-05-2018
Praktijk: [naam 4]
Medewerker: [huisarts 1]
Journaalregels:
16-05-2018 spraakprobleem
16-05-2018 Patiënte geeft aan dat ze sinds gisteren rare lichamelijke klachten heeft. Was bij de moed er en ineens had ze geen kracht in haar rechterarm/hand, kon er niets mee doen. Gelijkertijd liep ze ook vast met spreken, kreeg niets uit. Gisteravond in haar eigen huis ook gehad. Is nu bang dat ze misschien iets heeft. De afgelopen maanden wel stress en spanning gehad rondom haar schoonvader, maar die is inmiddels drie maanden geleden overleden
16-05-2018 rustige dame
16-05-2018 advies de komende dagen even rusten en als ze nog dit soort klachten blijft houden dan volgende week terug op spreekuur
16-05-2018 MED: Apotheek [naam 4] 16-05-2018 OXAZEPAM TABLET 10MG 3-4D0,5-H ZN 10 stuk
(lnv: […] ) (Aut: […] )
Verrichtingen:
16-05-2018 consult huisarts langer dan 20 minuten [24]
Bijlage 4: uitdraai HIS [getuige 5]
Overzicht patiënten van 16-05-2018 tot 16-05-2018
Praktijk: [naam 4]
Medewerker: […]
Geboortedatum [2017]
Journaalregels:
16-05-2018 MED: Apotheek [naam 4] 16-05-2018 PARACETAMOL ZETPIL 125MG 3D1S 20 stuk (lnv: […] ) (Aut: […] )
16-05-2018 advies
16-05-2018 Moeder is bezorgd en geeft aan dat haar dochtertje veel huilt, koorts heeft en onrustig is. Gisteren is ze ook al geweest en heeft een kuurtje gekregen
16-05-2018 koorts
Verrichtingen:
16-05-2018 consult huisarts [25]
Bijlage 5: uitdraai HIS [getuige 4]
Overzicht patiënten van 04-05-2018 tot 04-05-2018
Praktijk: [naam 4]
Medewerker: […] [G]
Naam [getuige 4]
Geboortedatum [1979]
Journaalregels:
04-05-2018 hoofdpijn
04-05-2018 Onrustig, veel hoofdpijn, slaapt slecht, moe en zwak, gespannen. Is erg onrustig, voelt d'r gespannen
04-05-2018 MED: Apotheek [naam 4] 04-05-2018 OXAZEPAM TABLET 10MG 3-4DD,5-1T ZN 20 stuk
(lnv: […] ) (Aut: […] )
04-05-2018 MED: Apotheek [naam 4] 04-05-2018 DICLOFENAC-KALIUM TABLET OMHULD 25MG 3 D1T 20 stuk (lnv: […] ) (Aut: […] )
04-05-2018 Over ongeveer 1 a 2 weken terug als de klachten niet over zijn, dan bloedonderzoek op vermoeidheid
04-05-2018 ZD: nr: [nummer] , zh: Diakonessenhuis, locatie Utrecht, Utrecht, reden: Overige zorgvragen nieren
04-05-2018 slaapt slecht
04-05-2018 Heeft al twee maanden last van rugklachten en pijn met plassen. Zus van de patiënte had dezelfde klachten en die had nierstenen. Denkt dat het ligt aan haar nieren.
04-05-2018 ongerust
04-05-2018 doorverwijzen interne geneeskunde
04-05-2018 psychische klachten
04-05-2018 psychische klachten
Verrichtingen:
04-05-2018 consult huisarts langer dan 20 minuten [26]
Bijlage 6: Uitdraai Medische gegevens [getuige 7]
[naam 4]
Medische gegevens
Mevr. [getuige 7]
Geboortedatum [1977]
Datum Omschrijving
03-05-2018 eczeem
Met patiënte bloeduitslag besproken en afgesproken dat ze elke maand
geprikt gaat worden op schildklier, bloedarmoede, vit B12 en vit D
bloedarmoede
vervolgconsult maandelijks [27]
Een proces-verbaal van bevindingen data zorgverzekeraars, documentnummer [nummer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb de door de zorgverzekeraars aangeleverde data onderzocht. In de data van zorgverzekeraar CZ is te zien dat op 14 mei 2018 de heer [verzekerde 8] en vrouw [getuige 3] naar de huisarts zijn gegaan. Zij zouden beiden een consult van 20 minuten en langer bij huisarts [huisarts 2] hebben gehad. [28]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 10] bij de politie op 28 juli 2020, documentcode 20202807.1000.2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat was uw functie binnen [naam 4] ?
A: ik ben aangenomen als huisarts
V: U heeft een melding gedaan bij de inspectie Gezondheid en jeugd in mei 2018. Wat hield deze melding in?
A: Ik kwam er achter dat een patiënt onder behandeling was bij mevrouw [verdachte] . Ik las in het EPO (Elektronisch patiëntendossier) dat door haar antibiotica was voorgeschreven voor de behandeling van een ontstoken duim.
V: In hoeverre heeft u gezien of gehoord dat mevrouw [verdachte] patiënten zag? [29] A: Het kwam vaker voor dat er patiënten op spreekuur stonden gepland die dan hadden aangegeven dat zij liever gezien werden door dokter [verdachte] . Dit gebeurde dan ook. Mede hierdoor was ik er van overtuigd dat mevr. [verdachte] ook huisarts was. [30]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] bij de politie op 20 augustus 2020, documentcode 20200820.1400.2010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat was uw functie binnen [naam 4] ?
A: Ik moest de telefoon aan nemen. Patiënten te woord staan en hand en spandiensten uitvoeren. De directrice heeft mij gezegd dat zij huisarts was.
V: In welke periode of op welke dagen bent u werkzaam geweest bij [naam 4] te Utrecht?
A: Van 12 oktober 2016 tot en met het faillissement. [31]
V: In hoeverre heeft u gezien of gehoord dat mevrouw [verdachte] patiënten zag?
A: Nadat meneer [G] weg was, kwam er een vervanger. Deze vervanger had iets privé en was niet aanwezig. Er stonden wel patiënten op de agenda en de directrice heeft toen die patiënten gezien. [32]
Een proces-verbaal van verhoor van [A] bij de politie op 11 januari 2020, documentnummer 20200428.1314.7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Hoe lang heeft u al een relatie met [verdachte] ?
A: We hebben elkaar leren kennen in 2017.
V: Wanneer heeft u echt een relatie met elkaar gekregen?
A: Na 2017. De families kennen elkaar dus wel van voor die tijd. [33]
V: Welke opleidingen heeft [verdachte] gevolgd?
A: Precies weet ik het niet, maar wat ik heb gehoord is dat zij is afgestudeerd voor geneeskunde.
V: Is zij opgeleid tot arts?
A: Ik heb gehoord dat ze dokter is, maar waar ze is afgestudeerd dat weet ik niet. In die tijd dat ik haar leerde kennen, heb ik gehoord dat ze dokter was en ze werkte ook bij een gezondheidscentrum. [34]
Een proces-verbaal van bevindingen BIG registraties [naam 4] , documentnummer 2003261345.AMB, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, heb onderzoek gedaan naar de BIG registraties van de medewerkers van [naam 4] in de periode 01 september 2016 t/m 07 november 2018. [verdachte] is niet in het bezit (geweest) van een BIG registratie. [35]
Feit 2
Een proces-verbaal van getuige [getuige 1] bij de politie op 22 oktober 2020, documentcode 20201019.1046.7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u verklaren over uw werkzaamheden bij [naam 4] ? [36] A: Ik heb daar niet gewerkt. Ik ben wel benaderd door mevrouw [verdachte] om haar rooster gevuld te krijgen.Ze vroeg mij om bij 3 data in mei 2018 mijn naam in te vullen. Zij vroeg mij dit in juni 2018. Ze vertelde mij dat ik haar echt zou helpen als ik mijn naam op die plaatsen in het rooster wilde zetten, omdat ze dan verder kon met haar praktijk. Ze vertelde dat ze als directeur van het gezondheidscentrum problemen had en vroeg mij om als waarnemer op die dagen ingeroosterd te staan. Een paar dagen later kreeg ik een sms bericht, waarop ik heb ingestemd om mijn naam in het rooster te laten zetten. [37]
V: Heeft [verdachte] verder nog iets gevraagd of gezegd?
A: Mevrouw [verdachte] vertelde mij dat alsiemand mij zou bellen met de vraag of ik in mei bij het gezondheidscentrum gewerkt had, dat ik dan moest ik zeggen dat dat inderdaad het geval was. Korte tijd later werd ik door de mevrouw [N] van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd gebeld met de vraag of ik bij [naam 4] had gewerkt.
V: Hoe bent u met mevrouw [verdachte] in contact gekomen?
A: In 2014 of 2015. Zij had zich voorgesteld als arts.Volgens mij belde ze mij op 14 juni over die drie data in mei. Een week later werd ik door de Inspectie gebeld. [38]
Een geschrift, te weten de vertaling van een sms-bericht van verdachte aan [getuige 1] , voor zover inhoudende:
Dr. [verdachte]
Woe 20 juni 09:08
Goedemorgen mijnheer [getuige 1] ,
Ze kunnen u misschien vandaag, misschien morgen bellen. Ze vragen u alleen of u op déze data bij [naam 4] gewerkt heeft. Ze kijken alleen na of er op de genoemde data een arts aanwezig was. Geen andere reden. Dus u kunt het vertellen. Wees gerust. [39]
Een geschrift, te weten een sms-bericht van verdachte aan [getuige 1] , voor zover inhoudende:
Dr. [verdachte]
Do 14 jun. 19:09
Beste [getuige 1] bey,
Een vraagje: heb jij op de volgende dagen bij ons waargenomen:
4 mei 2018
11 mei 2018
14 mei 2018
Zo Ja, wil jij mij dan een factuur sturen. Naar [verdachte] @ [naam 4] .nl [40]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de berichten opgenomen op pagina 156 en op pagina 1084 naar [getuige 1] heb gestuurd.
Feiten 3 en 4
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , genummerd PL1500-2020039086-l, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Half december 2018 ben ik benaderd door [verdachte] , van thuiszorg [naam 1] met het verzoek om indicaties te stellen voor haar cliënten. Ik kan u mededelen dat ik met [verdachte] overeen ben gekomen zorgplannen op te maken voor haar cliënten. Ik heb op 27 maart 2019 de laatste indicatie voor een client van [verdachte] opgemaakt. [41] Op 4 februari 2020 was ik in telefonisch in gesprek met [J] , beoordelaar van het Zilveren Kruis. [J] gaf aan dat er in de periode maart 2019-januari 2020 een 56 tal indicaties waren ontvangen uit mijn naam uit de regio Huizen. [J] stuurde mij vervolgens een indicatieaanvraag, deze zou door mij zijn ondertekend, mijn gegevens en mijn BIG nummer stonden op deze aanvraag vermeld. Op de aanvraag stond de het e-mailadres info@ [naam 1] .nl met het telefoonnummer [telefoonnummer] , dit telefoonnummer is niet mijn telefoonnummer en het e-mailadres is ook niet mijn e-mailadres en ook heb ik het formulier niet ondertekend, mijn handtekening is vervalst. De handtekeningen die op het formulier staan lijken in zijn geheel niet op mijn handtekening.
Ik heb ook telefonisch contact opgenomen met CZ en ook daar had men diverse aanvragen met valselijk opgemaakt. CZ heeft mij wel een mail gestuurd met een viertal aanvragen, mij werd gevraagd of ik deze wilde beoordelen of dit rechtmatige aanvragen waren door mij opgemaakt. Ik kan u mededelen dat deze vier aanvragen niet door mij zijn opgemaakt en aangevraagd. Wederom met mijn personalia, mijn identiteit, mijn BIG nummer, mijn diploma en ondertekend, met een valse handtekening. [42]
Een geschrift, te weten een aangifteverklaring van [aangever 1] namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bevindingen onderzoek
[naam 1] heeft over de periode 6 mei 2019 tot en met 12 december 2019, 9 aanvraagformulieren (7 eerste en 2 vervolgaanvragen) voor een machtiging Verpleging & Verzorging thuis ingediend. De 9 aanvragen van [naam 1] zouden alle zijn opgesteld door mevrouw [benadeelde 1] , wat ook impliceert dat zij de indicaties heeft gesteld. [benadeelde 1] verklaarde desgevraagd dat zij de betreffende aanvragen niet heeft opgesteld c.q. heeft ondertekend. Dit wordt bevestigd met de gegevens uit het RIZ-Portaal https: […] waaruit blijkt dat [benadeelde 1] als vrijgevestigde gedetacheerde
verbonden was aan [naam 1] van 1 oktober 2018 tot 1 april 2019. [43]
Pleegperiode en plaats
Periode 1 april 2019 tot 15 april 2020 te Huizen. [44]
Bijlage onderzoek aanvraagformulieren en zorgplannen per verzekerde
Verzekerde [verzekerde 3]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd. [45]
Verzekerde [verzekerde 4]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [46]
Verzekerde [verzekerde 5]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [47]
Een geschrift, te weten een aangifte van [aangever 2] namens CZ, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het Bureau Bijzonder Onderzoek van CZ (verder BBO) stelt vast dat CZ over de periode 1 januari 2017 tot en met 29 februari 2020 in totaal 4 aanvraagformulieren (inclusief indicatiestellingen) heeft ontvangen van Thuiszorg [naam 1] B.V. Op alle 4 de aanvraagformulieren is de naam van [benadeelde 1] opgegeven als indicerend verpleegkundige. Op 17 februari 2020 ontvangt BBO een schriftelijke verklaring van [benadeelde 1] waarin zij aangeeft dat de betreffende indicatiestellingen niet door haar zijn opgemaakt. [48]
Een geschrift, te weten een aangifte van [aangever 3] namens Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De onderzoeksperiode is gebaseerd op de declaratieperiode van 1 januari 2018 tot en met 31 januari 2020. [49] -Ontvangen machtigingsaanvragen waarop de naam van wijkverpleegkundige [benadeelde 1] en/of [verzekerde 8] op 8 september 2020 voorgelegd ter controle bij mevrouw [benadeelde 1] . Mevrouw [benadeelde 1] heeft verklaard voor 4 van de 58 ontvangen machtigingsaanvragen de indicatie te hebben gesteld.
Dit houdt in dat Zilveren Kruis 54 machtigingsaanvragen heeft ontvangen met indicaties waarop de naam en de handtekening van mevrouw [benadeelde 1] en/of [verzekerde 8] ten onrechte is vermeld dan wel is misbruikt. [50]
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen aanvraagformulieren van 24 mei 2024, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door de zorgverzekeraars CZ, ONVZ en Zilveren Kruis zijn aangiften gedaan van valsheid in geschrifte en/of oplichting tegen Thuiszorg [naam 1] BV en haar bestuurders. De valse/vervalste aanvraagformulieren zijn opgevraagd bij CZ, ONVZ en Zilveren Kruis en maken onderdeel uit van dit proces-verbaal.
Uit de aangifte van CZ blijkt dat er 4 valse/vervalste aanvraagformulieren zijn ingediend. Deze zijn opgenomen als bijlage 1, pagina’s 2 tot en met 22 bij dit proces-verbaal.
Uit de aangifte van ONVZ blijkt dat er 9 valse/vervalste aanvraagformulieren zijn ingediend. Deze zijn opgenomen als bijlage 2, pagina’s 23 tot en met 84 bij dit proces-verbaal.
Uit de aangifte van Zilveren Kruis blijkt dat er 54 valse/vervalste aanvraagformulieren zijn ingediend. Deze zijn opgenomen als bijlage 3, pagina's 85 tot en met bij 258 dit proces-verbaal. [51]
Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie op 29 maart 2021, documentnummer 20210321.1912.7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Van wie is de handtekening die op dit aanvraagformulier staat? (
opmerking rechtbank: aan verdachte wordt een aanvraagformulier getoond van verzekerde [verzekerde 1] bij CZ, pagina 1714)
A: Het handschrift op het formulier is mijn handschrift.
V: Is het gehele formulier door jou ingevuld?
A: Grotendeels wel.
V: Er hoort nog een tweede aanvraagformulier bij, welke wij u tonen. Wat kunt u hier over verklaren?
A: Dat is ook mijn handschrift op dit tweede formulier. [52]
0: Wij tonen u een aanvraagformulier voor verpleging en thuiszorg welke is ingediend bij Zilveren Kruis. (
opmerking rechtbank: aan verdachte wordt een indicatieformulier getoond van verzekerde [verzekerde 2] bij Zilveren Kruis, pagina 1737)
V: Wat kunt u hier over verklaren?
A: geschreven naam lijkt op mijn handschrift. [53]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd.
Een geschrift, te weten een aanvraagformulier wijkverpleging van verzekerde [verzekerde 1] bij CZ, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [54]
Een geschrift, te weten een indicatieformulier van verzekerde [verzekerde 2] bij Zilveren Kruis, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [55]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [B] bij de politie op 13 januari 2021, documentcode 20210112.1907 7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat weet je van Thuiszorg [naam 1] BV?
A: [A] was bestuurder en ik ben daar op een gegeven moment bijgekomen. Thuiszorg [naam 1] is in oktober 2018 volgens mij ontstaan. Dit heb ik volgens mij in de kvk papieren zien staan.
V: Wat was de functie van [verdachte] bij Thuiszorg?
A: Zij had de functie van Directeur. [56]
V: Wie is er directeur van Thuiszorg [naam 1] BV?
A: Op papier [A] en ik op een gegeven moment ook op papier. Maar ik had helemaal geen directeurenrol. De persoon die alles regelde was [verdachte] .
V: Wat regelde zij dan allemaal?
A: Echt alles. Alleen de zorg bij de cliënten regelde ik. Zij regelde salaris uitbetaling, aanname personeel, alles op financieel en boekhoudkundig gebied. Zij opende alle post. Toen ik waarnam in haar bevallingsperiode, gooide ik de binnengekomen post bij [verdachte] in de brievenbus thuis. Deze post heb ik nooit geopend. Zij wonen aan het [adres] in [woonplaats] . [verdachte] hield zich bezig met Loonheffing, salarisadministratie, contacten met boekhouder. Contracten met personeel, maar ook met zorgverzekeraars. [57] Ik weet dat ik van haar e-mails ontving met de ondertekening directeur [A] . Dat is ook de reden dat ik haar mevrouw [A] noemde en in de veronderstelling was dat zij getrouwd waren. Ik weet zeker dat dit e-mails waren van mevrouw omdat zij mij naderhand nog vroeg of ik haar mail had ontvangen en wat ik ermee had gedaan. Ik weet niet of u de heer [A] heeft gesproken maar hij spreekt gebrekkig Nederlands.
Ik weet dat mevrouw [benadeelde 1] indicatiestellingen heeft gedaan tot april 2019. Ik heb vervolgens van [verdachte] gehoord dat mevrouw [benadeelde 1] daarna de indicatiestellingen weer is gaan doen.
V: Hoe kwam het dat [verdachte] dit vertelde?
A: Ik heb, nadat […] weg was, indicaties voorbij zien komen met de naam [benadeelde 1] .Ik had het contact met de cliënten. Als een client geïndiceerd moest worden dan gaf ik dit aan bij [verdachte] en vroeg ik [verdachte] om aan [benadeelde 1] door te geven welke cliënten geïndiceerd moesten worden. [58]
0: [A] heeft verklaard dat de onderneming Thuiszorg [naam 1] van hem was en dat hij alle werkzaamheden met jou deed?
V: Wat is jou reactie? [59] A: Dat is niet waar want hij was vrijwel nooit op kantoor. Hij kwam weleens om een doos te
verschuiven maar meer niet. Hij had ook geen sleutels van het pand. [60]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] bij de politie op 26 oktober 2020, documentcode 20201026.0849.13883, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wanneer heeft u bij Thuiszorg [naam 1] BV gewerkt?
A: Van eind januari tot en met eind mei 2019. [61]
V: Wat was de functie van mevrouw [verdachte] ?
A: Directeur
V: Wat voor werkzaamheden verrichtte mevrouw [verdachte] ?
A: Vooral de facturen, het financiële gedeelte. Contacten met zorgverzekeringen, KVK en later over een andere naam en ander logo.
V: Wat is een zorgplan/ zorgindicatiestelling precies?
A: De HBO-V-er doet de indicatie van zorg. Dat wordt doorgegeven en wordt er een zorgplan gemaakt.
V: Kunt u uitleggen hoe de declaraties van deze indicaties zouden moeten verlopen?
A: [verdachte] gaf aan dat de contacten met de zorgverzekering niet optimaal verliepen omdat zij een nieuwe organisatie waren. Ik kreeg soms formulieren mee, die moesten cliënten dan invullen, Deze ingevulde formulieren gaf ik terug aan [verdachte] en zij regelde het dan met de zorgverzekeringen. Alle declaraties werden door [verdachte] gedaan. [62]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] bij de politie op 15 januari 2021, documentcode 20210114.1620.7073, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u vertellen over Thuiszorg [naam 1] ?
A: Ik heb daar gewerkt. Bij [naam 1] had [verdachte] de leiding.
V: Hoe stelde mevrouw [verdachte] zich voor?
A: Toen stelde ze zich voor als de directeur van [naam 1] . [63]
V: Wat was de functie van [A] binnen Thuiszorg [naam 1] ?
A: Die had volgens mij geen functie. [64]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd 20200803.1127.7073, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] is procuratiehouder van bankrekeningen van Thuiszorg [naam 1] B.V. en heeft
een wereld betaalpas tot haar beschikking. [65]
Feit 5
Een proces-verbaal van aangifte van [B] namens [naam 3] B.V., genummerd PL0900-2020404492-14, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Als directeur van [naam 3] B.V. gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] doe ik hierbij aangifte tegen mevrouw [verdachte] , financieel directeur van [naam 3] B.V. [verdachte] en ik zijn [naam 3] gestart en daar is [verdachte] als financieel directeur komen werken. [66]
Over de periode van 26 juni 2020 en 18 januari 2021 heb ik de bankrekening van [naam 3]
bekeken [rekeningnummer] . Op 30 oktober 2020 is er 23.150,- euro op de rekening van [naam 3] gestort. Dit was de corona bonus die voor het zorgpersoneel was bedoeld. In januari 2021 vroeg een collega, of wij de zorgbonus al hadden ontvangen. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen dat zij de bonus nog niet had ontvangen. Op de afschriften zie ik dat we de bonus al wel hebben ontvangen. De bonus is niet uitbetaald aan het personeel. Wel heeft [verdachte] na het ontvangen van de bonus 5.000,- en 12.000,- euro naar haar eigen rekening overgemaakt. De 5.000,- euro maakte zij op 30 oktober 2020 naar zichzelf over en op 1 november 2020 werd er 12.000,- euro naar de rekening van [verdachte] overgemaakt. [67]
Bijlage rekenafschrift betaalrekening [rekeningnummer]
30-10-2020
VWS - Financieel Dienstencentrum Verzamelbetaling + 23.150,00
Omschrijving: Aanvraag bonus voor zorgprofessionals COBONUS2001785
IBAN: [rekeningnummer]
Kenmerk: COBONUS2001785
Valutadatum: 30-10-2020
30-10-2020 [verdachte] Online bankieren - 5.000,00
Omschrijving: Aflossing lening
IBAN: [rekeningnummer]
Datum/Tijd: 30-10-2020 10:33:48
Valutadatum: 30-10-2020
01-11-2020
[verdachte] Online bankieren - 12.000,00
IBAN: [rekeningnummer]
Datum/Tijd: 01-11-202011:21:03
Valutadatum: 01-11-2020
Een proces-verbaal van bevindingen aantreffen werkgeversverklaring, documentcode 20210111.1322.1535, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 januari 2021 vond er een zoeking plaats op het [adres] te [woonplaats] . In een kamer op de eerste etage van de woning, werd op bureau tussen een stapel papieren een Bijlage 4 - Model - werkgeversverklaring aangetroffen. Op deze werkgeversverklaring waren de volgende gegevens ingevuld:
Gegevens werkgever:
Naam werkgever [naam 3] B.V.
Adres werkgever [adres] , [woonplaats]
KvK-nummer: [KvK-nummer]
Gegevens werknemer:
Naam werkgever: [verdachte]
Adres werkgever: [adres] , [woonplaats]
Geboortedatum: [1973]
In dienst sinds 02-06-2020
Functie: Financieel Directeur
Aard van het dienstverband:
Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst
Inkomen:
Bruto jaarsalaris € 85.200
Vakantietoeslag € 6.816
Eindejaaruitkering € 7.097
Werkgeversverklaring is ondertekend door [B] , op 20-08-2020 te Huizen. [68]
81-153730-21 [69]
Feiten 1 en 3
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., voor een bedrag van € 165.830,50 bij Van Lanschot Kempen N.V. heb ingediend in het kader van een kredietaanvraag.
Een geschrift, te weten een offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., documentcode DOC-002, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [70]
Een geschrift, te weten een Betalingsverzoek Bouwdepot bij Van Lanschot Kempen N.V. van 23 mei 2016, met als bijlagen twee facturen en twee bankgiro opdrachten, documentcode DOC-004, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [71]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [72]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [73]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [74]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [75]
Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V. van 9 mei 2018, documentcode DOC-009, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [76]
Geschriften, te weten meerdere een bankafschriften van rekening [rekeningnummer] , documentnummer DOC-010, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [77]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [78]
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [79]
Een geschrift, te weten een kwitantie van 9 april 2018 van een bedrag van € 29.764,81, documentcode DOC-017, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [80]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 12] op 7 juli 2021 bij de FIOD, documentcode G-003-01, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat is uw functie bij Van Lanschot Kempen N.V.?
Ik werk als jurist bijzonder beheer bij Van Lanschot Kempen N.V. [81]
Bouwdepot DOC-004
Wij tonen u een betalingsverzoek bouwdepot. Wat kunt u hierover verklaren?
Deze zit in ons dossier. Dit is een verzoek om uitbetaling uit het depot. Deze is aan ons overlegd, beoordeeld, akkoord gevonden en uitbetaald. Wij hebben het op 24 mei 2016 in ons digitale dossier opgenomen. [82]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 2] op 30 juni 2021, documentcode G-002-02, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat kunt u vertellen over [bedrijf 1] B.V.?
Dat is een bedrijf dat ik in 2006 van [bedrijf 1] heb overgenomen. lk ben het enige personeelslid.
Wij tonen u een offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. in verband met het ontwikkelen van een nieuwe gezondheidscentrum in Utrecht, voor een bedrag van € 79.000 inclusief 21% btw. Wat kunt u over deze offerte verklaren?
Dit lijkt op mijn offerte. Aan de prijs te zien klopt dit, ja dit is mijn offerte. [83]
Wij tonen u een offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. in verband met het ontwikkelen van een nieuwe gezondheidscentrum in Utrecht, voor een bedrag van € 165.830,50 inclusief BTW. Wat kunt u over deze offerte verklaren?
Dit heb ik niet gemaakt. Dit is 100% nep.
Op welke punten verschilt deze offerte met een offerte van [bedrijf 1] ?
Het werk kostte € 79.000 en dat was ook de prijs. lk heb een bedrag op de offerte gezet en zeker geen bedragen voor onderdelen van de offerte en zeker ook geen subtotalen. De offerte heb ik opgemaakt aan de had van de email van [verdachte] . Zij stuurde mij een lijst met uit te voeren werkzaamheden. Die heb ik op de computer gekopieerd en geplakt in de offerte die ik maakte. En die offerte was die offerte voor € 79.000 en daar stonden zeker geen subtotalen in.
Wij tonen u een factuur van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., met factuurnummer 1601043 gedateerd 4 april 2016 in verband met een voorschot factuur van 50% voor een bedrag van € 89.500 inclusief 21% BTW. Wat kunt u hierover verklaren?
Dit is zeker niet mijn factuur. [84]
Wij tonen u een factuur van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., met factuurnummer 1601044 gedateerd 4 april 2016 in verband met een factuur van 20% voor een bedrag van € 35.800 inclusief 21% BTW. Wat kunt u hierover verklaren?
Dit is ook niet van mij. [85]
Wij tonen u een factuur van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., met factuurnummer 2018035 gedateerd 9 mei 2018 in verband met werkzaamheden en verbouwing 2e deel van het centrum voor een bedrag van € 75.800 inclusief 21% BTW. Wat kunt u hierover verklaren?
Het lijkt op een factuur van mij maar verder is alles fout. Bedrag, data, factuurnummer, allemaal vals. Sowieso zijn we daar na augustus 2016 nooit meer geweest en hebben ook geen werkzaamheden meer verricht voor [verdachte] of haar medisch centrum. Het factuurnummer is vals. Ik ben vanaf 2018 een BV en sinds dien gebruik ik een ander factuurnummer ik heb zojuist in mijn systeem opgezocht met welk nummer ik begon in 2018. De facturen in 2018 begonnen met 2730001. Hierdoor kan dit geen juiste factuur zijn.
Is het bedrag dat op deze factuur staat € 75.800, overgeboekt op de bankrekening van
[bedrijf 1] B.V.?
Nee.
Wij tonen u een nota van [benadeelde 2] [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. met als tekst 'Contant 2e deel van werkzaamheden [naam 4] . Contant ontvangen van mvr. [verdachte] ' van een bedrag van € 29.764,81, ondertekend en gedateerd op 9 april 2018. Wat kunt u hierover verklaren?
Dit heb ik nooit van mijn leven geschreven. Het is niet mijn handschrift. Ik gebruik die dingen ook nooit. lk heb nooit zo'n boekje gehad. De datum klopt ook niet. En er is
nog een fout huisnummer op gezet ook.
Van wie is de handtekening links onderaan op de getoonde nota?
Niet van mij.
Is er door u of door [bedrijf 1] B.V. een bedrag van € 29.764,81 contant geld ontvangen van [verdachte] in 2018?
Ik heb nooit contant geld van haar gehad. [86]
Een zaaksproces-verbaal, documentcode OPV-ZD1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Offerte van € 165.830,50
Opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft diverse bescheiden inbeslaggenomen van de curator mr. G.H. Smink (hierna Smink) waaronder:
• Offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V.
van € 79.000,00 inclusief btw. De offerte is niet voorzien van een datum.
• Offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V.
van € 165.830,50 inclusief btw. De offerte is niet voorzien van een datum (DOC-002). [87]
Tijdens het getuigenverhoor van [benadeelde 2] is er aan mij een offerte verstrekt door [benadeelde 2] . Het
betreft een kopie van een offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. van € 79.000,00 inclusief btw inzake het ontwikkelen van een nieuw gezondheidscentrum in Utrecht. De offerte is niet voorzien van een datum. De opmaak en de tekst van de inbeslaggenomen offerte van [benadeelde 2] is identiek aan de bij Smink inbeslaggenomen offerte, echter bevat de (kopie) offerte van [benadeelde 2] een watermerk.
Het is mij opgevallen dat de offerte voor een bedrag van € 79.000 een voorblad, omschrijving, bedrijfsnaam en bedrijfsinformatie bevat en ook is ondertekend door zowel [benadeelde 2] als [verdachte] . Terwijl de offerte voor een bedrag van € 165.830,50 een lijst van werkzaamheden betreft welke geen voorblad, omschrijving, bedrijfsnaam en bedrijfsinformatie bevat en ook niet is ondertekend. [88]
Collega en opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft op 19 april 2021 diverse bescheiden inbeslaggenomen bij de curator Smink waaronder:
• Kredietovereenkomst tussen Van Lanschot Kempen N.V. en [verdachte] ,
gedateerd 31 maart 2016 [89]
De kredietovereenkomst betreft een overeenkomst tussen Van Lanschot en [verdachte] . De
kredietovereenkomst is ondertekend door [verdachte] op 4 april 2016 en door [O] namens Van Lanschot op 31 maart 2016. [90]
Facturen van € 89.500 en € 35.800
Opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft op 19 april 2021 diverse bescheiden inbeslaggenomen bij de curator Smink waaronder:
• Een betalingsverzoek vanuit het bouwdepot aan Van Lanschot Kempen N.V. door [verdachte] gedateerd 23 mei 2016, met als bijlagen twee facturen en twee bankgiro opdrachten (DOC-004). [91]
Het is mij opgevallen dat de bij Smink inbeslaggenomen facturen en de facturen verkregen van [benadeelde 2] sterke gelijkenissen vertonen in de opmaak van de facturen. Echter bevatten de bij Smink inbeslaggenomen facturen geen watermerk en komen tekstueel (waaronder ook de bedragen) niet overeen met de facturen verkregen van [benadeelde 2] . [92]
Factuur van € 75.800 en bankafschriften uit 2018
Collega en opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft op 19 april 2021 diverse
bescheiden inbeslaggenomen bij de curator Smink waaronder:
• Factuur [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V.
van € 75.800,00 inclusief btw. Gedateerd op 9 mei 2018 met factuurnummer
2018035 (DOC-009). [93]
• Bankafschriften van de maanden januari 2018, april 2018 en juni 2018 van de
bankrekening van [verdachte] (DOC-010). [94]
De bij Smink inbeslaggenomen factuur betreft een factuur van Loodgietersbedrijf
[bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. van € 75.800,00 inclusief btw, inzake
werkzaamheden en verbouwing 2e deel van het centrum in november en december 2017.
Gedateerd op 9 mei 2018 met factuurnummer 2018035 en klantnummer [nummer] . [95]
Het is mij opgevallen dat de bij Smink inbeslaggenomen factuur en de facturen verkregen van [benadeelde 2] sterke gelijkenissen vertonen in de opmaak van de facturen, maar dat de bij Smink inbeslaggenomen factuur geen watermerk bevat en tekstueel niet overeen komt met de facturen verkregen van [benadeelde 2] . Verder is mij opgevallen dat het factuurnummer niet overeenkomt met hetgeen dat zowel [benadeelde 2] als [boekhouder] verklaren over de factuurreeks, namelijk dat in 2018 de factuurreeks begint met 2730001 e.v. en de facturen verkregen van [benadeelde 2] . [96]
College en opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] heeft op 19 april 2021 diverse
bescheiden inbeslaggenomen bij de curator Smink waaronder:
Geschriften, te weten meerdere e-mails van [verdachte] aan [bedrijf 1] , documentcode DOC-016, DOC-052 en DOC-053, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 mei 2016, schreef [verdachte] < [verdachte] @ziggo.n1>:
Beste [benadeelde 2] ,
(…) Offerte kan je op naam van het centrum zetten:
[naam 4] B.V.
[adres]
[postcode] Utrecht
(…) Jij hebt het uitgerekend en komt op een bedrag van 81.300,00 Euro inclusief BTW.
Verzoek zou je het iets naar beneden kunnen stellen, omdat mijn budget 70.000,00 Euro (inclusief btw) is. Of een middenweg.
Ik zie je offerte vanavond graag tegemoet.
Met vriendelijke groet,
[verdachte] [97]
Op 6 mei 2016, schreef [verdachte] < [verdachte] @ziggo.n1>:
Beste [benadeelde 2] ,
Bijgaand aangepaste ontwerp van de architect en het bestek. Zoals we hebben afgesproken, ontvang ik uiterlijk morgen van jou een offerte. Een offerte waarbij je het bestek daarin zal gieten en een totaalprijs gaat aangeven tussen de 70.000,- euro en 81.300,- euro inclusief BTW.
(…)
Met vriendelijke groet,
[verdachte] [98]
bezwaar en verwijzing naar getekende overeenkomst
From: [verdachte] [ [verdachte] @ [naam 4] .nl] 24-8-2016
To: […] .n1
Attachments: Getekende overeenkomst met de aannemer.pdf
Beste [benadeelde 2] ,
Bij deze verwijs ik voor de derde keer naar de getekende overeenkomst.
Wij hebben een bedrag van 79.000,00 Euro inclusief 21% BTW afgesproken met de bijbehorende werkzaamheden en materiaal. Zie document.
Diverse keren heb ik aangegeven dat jij afwijkt van onze overeenkomst. (…) Ondertussen probeer je mij te belazeren door hoge facturen op te sturen, wat ten onrechte is.
1e termijns factuur klopt wel (50% van 79.000,- euro = 39.500,-).
Zeer onterecht om 2e termijn en 3e termijn wetend hoog bedrag in rekening te brengen.
1e termijn 50% 39.500 betaald op 25-05-2016
2e termijn 20% 18.150,- betaald op 06-07-2016 maar het had 15.800,- Euro moeten zijn 2.350,- Euro heb ik teveel aan je betaald. Dit bedrag ga ik verrekenen met 3e termijnsfactuur.
3e termijn 20% 10.000,- betaald op 04-08-2016 (met verrekening van 2e termijns) [99]
(…)
Met vriendelijke groet,
[verdachte] [100]
Een geschrift, te weten een e-mail van [verdachte] aan Van Lanschot Kempen N.V., documentcode DOC-041, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van [verdachte] @ziggo.nl.
Aan [K] @vanlanschot.com>
Datum: 23-05-2016
Onderwerp betalingsverzoek bouwdepot
Beste [K] ,
In overleg met [L] stuur ik de declaraties aan jou. 1ste declaraties zijn al betaald aan de aannemer. Verzoek om het bedrag van 89.500,- Euro en 35.800,- Euro over de maken op mijn rekeningnummer van [naam 4] .
(…)
Met vriendelijke groet,
[verdachte] [101]
Een geschrift, te weten een e-mail van [boekhouder] aan curator Smink van 29 september 2020, documentcode DOC-014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van: Info 1 [e-mail adres] .com>
Onderwerp : RE: faillissement Medisch Centrum [naam 5] B.V. / vragen nav eerder contact met de heer [benadeelde 2]
Datum: 29-09-2020 17:52
Aan: ' [e-mail adres] >;
CC: ' [e-mail adres] >;
Beste heer Smink,
Zie in uw email in rood mijn antwoord.
Mvgr
[boekhouder]
[bedrijf 4]
1. heeft u in opdracht van de eenmanszaak van heer [benadeelde 2] financiële administratie verwerkt in een boekhoudkundig systeem voor voornoemde eenmanszaak en/of de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., zo ja, in welk syste(e)m(en) en in welke perioden?
a Wij als [bedrijf 4] houden vanaf 1 januari 2018 de boekhouding voor de onderneming [bedrijf 1] BV (hierna [bedrijf 1] ) (…).
2. bijgaand treft u aan een factuur gedateerd 4 april 2016 met nummer 1601043 en een factuur gedateerd 9 mei 2018 met nummer 2018035. Deze facturen zouden door de
eenmanszaak van de heer [benadeelde 2] zijn uitgebracht aan [naam 4] B.V. Zijn deze facturen door u op verzoek van de heer [benadeelde 2] verwerkt in de administratie
van de eenmanszaak en behoren deze volgens u tot de administratie van de eenmanszaak of [bedrijf 1] B.V.?
a [bedrijf 1] gebruikt een factuurreeks met een startnummer van 2730001 (1e factuur 9-1-2018) en zit nu op factuurnummer 2730420 ( Laatste factuur 21-9-2020) daardoor kunnen wij verklaren dat de door uw verzonden facturen niet voorkomen binnen de onderneming van BL (
de rechtbank begrijpt: [bedrijf 1] B.V.).
(…)
4. zijn er naar aanleiding van uitgevoerde werkzaamheden door de eenmanszaak van de heer [benadeelde 2] voor Gezondsheidscentrum [naam 4] B.V. betalingen ontvangen in contant? Zo ja, dan ontvang ik daarvan graag een specificatie.
a Binnen onderneming [bedrijf 1] is er minimale contant ontvangsten, echter dit zou in de praktijk kunnen voorkomen bij particuliere klanten wat vaak toch om vage bedragen gaat wat
het geval was in bijv. het jaar 2019. (…) Factuurbedragen zoals u aangaf in uw bijlage zouden in geval van onderneming [bedrijf 1] alleen via bank kunnen worden ontvangen.
Een geschrift, te weten een e-mailbericht van G.H. Smink van 27 september 2021, documentnummer DOC-048, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Re: Extra vragen FIODBart Smink aan: [M] 27-09-2021 11:14
Van: " [e-mail adres] .nl>
Aan: [M] @belastingdienst.n1
Geachte mevrouw [M] ,
Zie onder in rood.
Met vriendelijke groet / kind regards,
Bart Smink, curator
1. Tijdens uw getuigenverhoor heeft u een aantal bijlagen meegegeven aan mijn college, waaronder een factuur van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. voor een bedrag van € 75.800 gedateerd 9 mei 2018 (…). Hoe heeft u dit stuk ontvangen? Deze is geüpload in "Mijn Rechtspraak Civiel' als productie bij de conclusie verweerschrift met roldatum 5 augustus 2020 op naam van de advocaat van mevrouw [verdachte] (destijds) mr. M. van Woensel in de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure die ik heb aangespannen tegen mevrouw [verdachte] en bekend is bij de rechtbank Midden-Nederland onder zaaknummer NL19.9115 [102]
3. Wanneer heeft u de factuur van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. voor een bedrag van € 75.800 gedateerd 9 mei 2018 ontvangen? uploaddatum 4 augustus 2021
(…)
5. Van wie heeft u de drietal bankafschriften, afkomstig van de privé bankrekening van [verdachte] met betalingen aan [bedrijf 1] , ontvangen? van mevrouw [verdachte] per e-mail [verdachte] .kaynank1@ziggo.nlop mijn oude e-mailadres bart@smink-advocaten.nl naar aanleiding van vragen die ik haar per e-mail van 14 februari 2019 12.24 uur heb gesteld
6. Wanneer heeft u de drietal bankafschriften (
de rechtbank begrijpt: DOC-010), afkomstig van de privé bankrekening van [verdachte] met betalingen aan [bedrijf 1] , ontvangen? op 28 februari 2019
(…)
8. Van wie heeft u de kwitantie van een bedrag van € 29.764,81 van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. ontvangen?
door mr. M. van Woensel geüpload als aanvullende productie in "Mijn Rechtspraak Civiel" ten behoeve van de mondelinge behandeling/zitting op 13 november 2020 in de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure die ik heb aangespannen tegen mevrouw [verdachte] en bekend is bij de rechtbank Midden-Nederland onder zaaknummer NL19.9115
9. Wanneer heeft u de kwitantie van een bedrag van € 29.764,81 van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V. ontvangen? Document is op 30 oktober 2020 geupload door M. van Woensel en daardoor voor mij en de griffie zichtbaar [103]
Een proces-verbaal van verhoor van curator G.H. Smink op 20 oktober 2020, documentcode G001-01, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wie is als curator in het faillissement van Medisch Centrum [naam 5] BV (hierna: [naam 5] ) aangesteld?
lk, mr. G.H. Smink, ben benoemd tot curator inzake het faillissement van Medisch Centrum [naam 5] BV. [104]
Waarom is deze factuur (de rechtbank begrijpt: DOC- 009
) van [bedrijf 1] naar uw mening vals?
Deze factuur is niet aangetroffen in de financiële administratie van [naam 5] . In de procedure hebben wij pas voor het eerst kennis genomen van deze factuur. Er is geen correspondentie of administratie aangetroffen die evt. zouden kunnen duiden op werkzaamheden die door [bedrijf 1] zijn uitgevoerd in 2017 of 2018."
Een proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen, proces-verbaalnummer AMB-006-01, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De saldo- en transactiegegevens van bankrekening met nummer [rekeningnummer] , tnv [benadeelde 2] , handelend onder [bedrijf 1] zijn gevorderd en ontvangen. [105] De verkregen bankmutaties heb ik gefilterd op de zoekterm ' [verdachte] ':
Datum
Omschrijving
Tegenrekening houder
Tegenrekening
Bedrag
12 mei 2016
Klantnummer: [nummer] Voorschot factuur
[verdachte]
IBAN:
[rekeningnummer]
Bij: € 0,89
12 mei 2016
Klantnummer: [nummer]
Factuumummer:1601044
[verdachte]
IBAN:
[rekeningnummer]
Bij: € 0,35
13 mei 2016
Onbekende transactie
[verdachte]
IBAN:
[rekeningnummer]
Af: € 0,35
13 mei 2016
Onbekende transactie
[verdachte]
IBAN:
[rekeningnummer]
Af: € 0,89
Per saldo is er in 2016 € 0 ontvangen op de bankrekening van [benadeelde 2] met
bankrekeningnummer [rekeningnummer] van de bankrekening van [verdachte] met
bankrekeningnummer [rekeningnummer] . lk zag dat er tussen 1 januari 2017 en
29 maart 2019 geen transacties hebben plaatsgevonden tussen [benadeelde 2] met
bankrekeningnummer [rekeningnummer] en [verdachte] met bankrekeningnummer
[rekeningnummer] .
In de verkregen bankmutaties zie ik dat er vier transacties hebben plaatsgevonden die
betrekking hebben op [naam 4] B.V.:
Datum
Omschrijving
Tegenrekening
houder
Tegenrekening
Bedrag
25 mei 2016
Klantnummer: [nummer] Verbouwing
[naam 4]
to Utrecht
Gezondheidscentrum
[naam 4] B.V
IBAN:
[rekeningnummer]
Bij:
€ 39.500
6 juli
2016
Factuumummer:1601052
Klantnummer: [nummer]
Gezondheidscentrum
[naam 4] B.V
IBAN:
[rekeningnummer]
Bij:
€ 18.150
4
augustus
2016
Factuumummer: 1601052
Klantnummer: [nummer]
Gezondheidscentrum
[naam 4] B.V
IBAN:
[rekeningnummer]
Bij:
€ 10.000
24
augustus
2016
Met groot bezwaar maak ik dit
bedrag over. Zie mail 24 aug
2016. Restbedrag van
factuumummer:1601055
Gezondheidscentrum
[naam 4] B.V
IBAN:
[rekeningnummer]
Bij:
€ 3.450
Totaal is er in 2016 € 71.100 ontvangen op de bankrekening van [benadeelde 2] met
bankrekeningnummer [rekeningnummer] van [naam 4] B.V. met
bankrekeningnummer [rekeningnummer] . [106]
Feit 2
Een geschrift, te weten een koopovereenkomst tussen [VOF] V.O.F. en [bedrijf 2] B.V. van 3 oktober 2017, documentcode DOC-023, voor zover inhoudende:
De bijlage is i.v.m. mogelijke herleidbaarheid naar personen verwijderd [107]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [E] op 28 juni 2021 bij de FIOD, documentcode G-006-01, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat kunt u vertellen over [VOF] VOF?
Ik heb deze supermarkt 7 jaar geëxploiteerd, samen met een compagnon, [D] . Op een gegeven moment wilden wij de zaak verkopen.
Hoe is het verloop gegaan van het verkopen van [VOF] VOF aan [bedrijf 2] B.V.?
De zaak stond te koop op Marktplaats. Toen heeft [verdachte] contact met ons opgenomen. Toen benaderde [verdachte] ons. Wij vertelden haar de verkoopprijs. Wij vroegen er iets van € 30 of 40 duizend voor. Wij hebben toen onderhandeld. [108]
Wij tonen u een verkoopovereenkomst tussen [VOF] VOF en [bedrijf 2] B.V.
gedateerd 3 oktober 2017 in verband met het verkopen van de praktijk, voor een bedrag van
€ 100.000. Wat kunt u over deze verkoopovereenkomst verklaren?
Het ging om een bankstorting van € 30.000,-. Dat bedrag klopt zeker niet.
Van wie is de handtekening, geplaatst links bovenaan op de getoonde pagina DOC-023 pagina 4?
Ik herken dit als mijn handtekening. Maar er is maar een contract geweest voor € 30.000,-. De handtekening lijkt weliswaar op de mijne maar ik heb nooit een contract van € 100.000,- ondertekend.
Heeft er een betaling plaatsgevonden van €100.000 van [bedrijf 2] B.V. aan [VOF] VOF?
Nee, ik heb altijd inzage gehad in de bankrekening van [VOF] , en er is € 30.000,-gestort en geen € 100.000,-. [109]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [D] bij de rechter-commissaris op 9 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er was een winkel [bedrijf 2] . Was die van u?Het was [VOF] en dat klopt: die was van mij.
Had u die samen met anderen? Met wie?Ik had nog een partner/compagnon. [E] .
Aan wie is de winkel verkocht?Een mevrouw die [verdachte] heet.
Wat was de (ver) koopprijs?30.000 euro moet het zijn geweest. Het werd op de rekening van de winkel gestort. [110]
Ik laat u document 23 zien (de rechtbank begrijpt: een koopovereenkomst ). Hier staat ook een handtekening. Herkent u deze handtekening?
Die handtekening klopt niet, ik heb die papieren ook niet gezien. Dat bedrag moet ik goed lezen en dit klopt niet. [111]
Wat klopt er precies niet? De rechter-commissaris omcirkelt de genoemde bedragen van 30.000 euro en 100.000 euro.
Ik heb een contract ondertekend waarin 30.000 euro staat, ik heb niet een contract ondertekend waar 100.000 euro in staat. Zij hebben de handtekening wel goed nagemaakt. [112]
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 13] op 1 juli 2021 bij de FIOD, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wat is uw functie bij [bedrijf 3] B.V.?
Algemeen directeur. [113]
Wij tonen u een geldleningovereenkomst tussen [bedrijf 3] B.V. en [naam 4] b.v,. gedateerd 3 januari 2018 in verband met de financiering van projectnummer [nummer] met als projecttitel " [bedrijf 2] ", voor een bedrag van € 80.000. Wat kunt u over deze geldleningovereenkomst verklaren?
Dat is de tweede overeenkomst die is opgemaakt na de omzetting van de geldnemer van [bedrijf 2] naar [naam 4] . De eerste overeenkomst stond op [bedrijf 2] . Verder zijn beide overeenkomsten identiek aan elkaar.
Waarop is het bedrag van de geldleningovereenkomst gebaseerd?
Dat is het bedrag dat de ondernemer heeft ingediend. De ondernemer kocht voor € 100.000 een zaak waarin € 20.000 eigen geld werd gestoken. Zo komen wij op die € 80.000.
Wij tonen u een koopovereenkomst tussen [VOF] VOF en [bedrijf 2] B.V. gedateerd 3 oktober 2017 in verband met het verkopen van de praktijk, voor een bedrag van € 100.000. Wat kunt u over deze koopovereenkomst verklaren?
Dat is de koopovereenkomst die wij ook in ons dossier hebben. Dit vormt de grondslag voor de geldlening. Deze heb ik op 6 oktober 2017 bij mij in de projectmap opgenomen en komt van [verdachte] , dat was namelijk de enige persoon waar ik mee te maken had. [114]
Een proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen, proces-verbaalnummer AMB-006-01, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van ING Bank N.V. zijn de saldo- en transactiegegevens van bankrekening met nummer [rekeningnummer] , tnv [bedrijf 2] B.V. gevorderd en ontvangen. De wettelijk vertegenwoordiger van de bankrekening is [verdachte] . lk heb de bankmutaties geanalyseerd en zag daarbij het volgende gebeuren:
Datum
Omschrijving
Tegenrekening
houder
Tegenrekening
Bedrag
9 oktober
2017
Uitbetaling lening [nummer]
[bedrijf 2] minus
succesfee
STG. Derdengelden
[bedrijf 3]
[rekeningnummer]
Bij: € 79.196,25
13 oktober 2017
Koopsom winkel op de
[adres] in Utrecht
[VOF]
[rekeningnummer]
Af: € 30.000 [115]
De verklaring opvan verdachte ter terechtzitting van 10 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat er in totaal 30.000 euro per bank is betaald aan [VOF] V.O.F. voor de overname van de supermarkt. Het is ook juist dat de supermarkt korte tijd later, op 18 januari 2018, weer is verkocht voor een bedrag van € 20.000.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 13 juli 2022, losbladig.
2.Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, r.o. 3.2.1.
3.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, r.o. 2.12.2 (Post‐Keskin), HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1016, r.o. 3.2.2 en 3.2.3, HR 12 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:2, r.o. 3.3.2 en 3.3.3 en HR 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, r.o. 2.4.2.
4.Facturen, als bijlagen gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , genummerd PL1500-2020039086-l, pagina 424-444 van het proces-verbaal MD3R019232 / PR19BERN, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1839.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal MD3R019232 / PR19BERN, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1839. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Pagina 354.
7.Pagina 355.
8.Pagina 344.
9.Pagina 344-345.
10.Pagina 345.
11.Pagina 348.
12.Pagina 348-349.
13.Pagina 349.
14.Pagina 350.
15.Pagina 1493.
16.Pagina 1494.
17.Een proces-verbaal van verhoor van Getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 8 maart 2022, pagina 2.
18.Een proces-verbaal van verhoor van Getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 8 maart 2022, pagina 3.
19.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 1 december 2021, pagina 1.
20.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 1 december 2021, pagina 2.
21.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris op 1 december 2021, pagina 3.
22.Pagina 19.
23.Een geschrift, te weten bijlage 4 bij het proces-verbaal van aangifte van de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd, pagina 138.
24.Een geschrift, te weten bijlage 4 bij het proces-verbaal van aangifte van de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd, pagina 139.
25.Een geschrift, te weten bijlage 4 bij het proces-verbaal van aangifte van de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd, pagina 140.
26.Een geschrift, te weten bijlage 5 bij het proces-verbaal van aangifte van de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd, pagina 142.
27.Een geschrift, te weten bijlage 6 bij het proces-verbaal van aangifte van de Inspectiedienst Gezondheidszorg en Jeugd, pagina 147.
28.Pagina 940.
29.Pagina 328.
30.Pagina 329.
31.Pagina 337.
32.Pagina 338.
33.Pagina 779
34.Pagina 781.
35.Pagina 905.
36.Pagina 289.
37.Pagina 289-290.
38.Pagina 290.
39.Een geschrift, te weten te weten de vertaling van een chatbericht van verdachte aan [getuige 1] , pagina 157, vertaling van het bericht op pagina 156.
40.Een geschrift, te weten een chatbericht van verdachte aan [getuige 1] , pagina 1084.
41.Pagina 410.
42.Pagina 411.
43.Een geschrift, te weten een aangifteverklaring van [aangever 1] namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., pagina 597.
44.Een geschrift, te weten een aangifteverklaring van [aangever 1] namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., pagina 598.
45.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteverklaring van [aangever 1] namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., pagina 606.
46.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteverklaring van [aangever 1] namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., pagina 609.
47.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteverklaring van [aangever 1] namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., pagina 611.
48.Een geschrift, te weten een aangifte van [aangever 2] namens CZ, pagina 648.
49.Een geschrift, te weten een aangifte van [aangever 3] namens Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., pagina 1518.
50.Een geschrift, te weten een aangifte van [aangever 3] namens Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V., pagina 1519
51.Losbladig, pagina 1 tot en met 258.
52.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie op 29 maart 2021, pagina 1704.
53.Een geschrift, te weten een niet juist ondertekend proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie op 29 maart 2021, pagina 1705.
54.Een geschrift, te weten een aanvraagformulier wijkverpleging van verzekerde [verzekerde 1] bij CZ pagina 1714-1717.
55.Een geschrift, te weten een indicatieformulier van verzekerde [verzekerde 2] bij Zilveren Kruis, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina 1737-739.
56.Pagina 734.
57.Pagina 735.
58.Pagina 736.
59.Pagina 741.
60.Pagina 742.
61.Pagina 723.
62.Pagina 726.
63.Pagina 864.
64.Pagina 865.
65.Pagina 1805.
66.Pagina 972.
67.Pagina 974-975.
68.Pagina 833.
69.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 november 2021, dossiernummer 69253 onderzoek Katikati, opgemaakt door FIOD Belastingdienst, doorgenummerd 1 tot en met 522. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
70.Een geschrift, te weten een offerte van [bedrijf 1] aan [naam 4] B.V., documentcode DOC-002, pagina 199-203.
71.Een geschrift, te weten een Betalingsverzoek Bouwdepot bij Van Lanschot Kempen N.V. van 23 mei 2016, documentcode DOC-004 1/5, pagina 227.
72.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V., bijgevoegd bij een Betalingsverzoek Bouwdepot bij Van Lanschot Kempen N.V. , documentcode DOC-004 2/5, pagina 228.
73.Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 1] aan Gezondheids Centrum [naam 4] B.V., bijgevoegd bij een Betalingsverzoek Bouwdepot bij Van Lanschot Kempen N.V., documentcode DOC-004 3/5, pagina 229.
74.Een geschrift, te weten een bankgiro opdracht van €89.500,- , bijgevoegd bij een Betalingsverzoek Bouwdepot bij Van Lanschot Kempen N.V., documentcode DOC-004 5/5, pagina 230.
75.Een geschrift, te weten een bankgiro opdracht van €35.5800,- , bijgevoegd bij een Betalingsverzoek Bouwdepot bij Van Lanschot Bankiers, documentcode DOC-004 5/5, pagina 231.
76.Pagina 239.
77.Een geschrift, te weten meerdere een bankafschriften van rekening [rekeningnummer] , documentnummer DOC-010 1/3, pagina 240.
78.Een geschrift, te weten meerdere een bankafschriften van rekening [rekeningnummer] , documentnummer DOC-010 2/3, pagina 241.
79.Een geschrift, te weten meerdere een bankafschriften van rekening [rekeningnummer] , documentnummer DOC-010 3/3, pagina 242.
80.Een geschrift, te weten een kwitantie van 9 april 2018 van een bedrag van € 29.764,81, documentcode DOC-017, pagina 297.
81.Pagina 147.
82.Pagina 148.
83.Pagina 135.
84.Pagina 136.
85.Pagina 137.
86.Pagina 138.
87.Pagina 20.
88.Pagina 25.
89.Pagina 38.
90.Pagina 39.
91.Pagina 30
92.Pagina 34.
93.Pagina 52.
94.Pagina 55.
95.Pagina 53.
96.Pagina 54-55.
97.Een geschrift, te weten een e-mail van verdachte aan [bedrijf 1] van 2 mei 2016, documentcode DOC-052, pagina 501.
98.Een geschrift, te weten een e-mail van verdachte aan [bedrijf 1] van 6 mei 2016, documentcode DOC-053, pagina 503.
99.Een geschrift, te weten een e-mail van verdachte aan [bedrijf 1] van 24 augustus 2016, documentcode DOC-016, pagina 295.
100.Een geschrift, te weten een e-mail van verdachte aan [bedrijf 1] van 24 augustus 2016, documentcode DOC-016, pagina 296.
101.Een geschrift, te weten een e-mail van [verdachte] aan Van Lanschot Kempen N.V., documentcode DOC-041, pagina 442.
102.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van G.H. Smink van 27 september 2021, documentnummer DOC-048, pagina 491.
103.Een geschrift, te weten een e-mailbericht van G.H. Smink van 27 september 2021, documentnummer DOC-048, pagina 492.
104.Pagina 118.
105.Pagina 80.
106.Pagina 81.
108.Pagina 160.
109.Pagina 161.
110.Pagina 2.
111.Pagina 6.
112.Pagina 7.
113.Pagina 152.
114.Pagina 153.
115.Pagina 84.