ECLI:NL:RBMNE:2025:1361

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
C/16/587908 / JL RK 25-59 en C/16/588193 JL RK 25-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren baby

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 februari 2025 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren baby, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, terwijl de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering een machtiging tot uithuisplaatsing heeft aangevraagd voor de duur van de ondertoezichtstelling. De moeder van [minderjarige] heeft zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling, maar wel tegen de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, vanwege haar fysieke en psychische problemen, momenteel niet in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De moeder heeft in het verleden veel alcohol gedronken tijdens de zwangerschap, wat schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van de baby. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor drie maanden, met de mogelijkheid om de situatie na deze periode opnieuw te beoordelen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er meer frequent contact tussen de moeder en [minderjarige] moet zijn, gezien de belangrijke hechtingsfase. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummers: C/16/587908 / JL RK 25-59 en C/16/588193 JL RK 25-83
Datum uitspraak: 18 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Utrecht,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. F.L. Lischer te Almere;
de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
hierna te noemen de GI,
locatie Lelystad.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
verblijvende in een penitentiaire inrichting.

1.Het verloop van de procedure

In de procedure met zaaknummer C/16/587908 JL RK 25-59
1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 28 januari 2025;
  • het bericht van de moeder (met bijlagen) ontvangen op 13 februari 2025.
In de procedure met zaaknummer C/16/588193 JL RK 25-83
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 3 februari 2025
  • het bericht van de moeder (met bijlage) ontvangen op 5 februari 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. E. Lucas (waarnemend voor mr. Lischer) en de mentor van moeder, [A] ;
- [B] namens de Raad;
- [C] en [D] namens de GI.
De vader heeft afstand gedaan om bij de zitting aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft [minderjarige] op 21 november 2024 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 21 februari 2025. De kinderrechter heeft op 22 januari 2025 een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen tot 21 februari 2025.
2.3.
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.

3.De verzoeken

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.
3.2.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad en de GI verzoeken de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad vindt dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd omdat ouders niet in staat zijn om voor een jonge baby te zorgen. Tijdens de zwangerschap heeft de moeder veel te veel alcohol gedronken. Dit kan zeer schadelijk zijn voor een baby. Wat de gevolgen voor [minderjarige] zijn, is nog niet duidelijk. De moeder kan door haar fysieke en mentale problemen niet voor [minderjarige] zorgen. De Raad verwacht ook niet dat de moeder vanwege haar complexe problematiek binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn de zorg en opvoeding kan dragen. Deze termijn is voor hele jonge kinderen als [minderjarige] beperkt tot zes maanden. Als [minderjarige] , nadat ze een half jaar is geworden, nog van woonplek moet veranderen kan dit veel stress en negatieve gevolgen voor haar ontwikkeling geven. Daarom is het belangrijk dat snel duidelijkheid komt over haar perspectief. De Raad handhaaft het verzoek.
4.2.
De GI heeft toegelicht dat het goed gaat met [minderjarige] in het gezinshuis. Zij heeft wel ontwenningsverschijnselen vanwege het alcoholgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap. Ook is [minderjarige] nog niet op haar geboortegewicht. Zij drinkt slecht en heeft waarschijnlijk extra voeding nodig. De gevolgen van het alcoholgebruik van moeder voor [minderjarige] zijn nog niet duidelijk maar zij heeft wel extra zorg nodig. De moeder is volgens de GI vanwege haar lichamelijke en psychische klachten niet in staat om voor zichzelf te zorgen en daarom ook niet voor [minderjarige] . De moeder heeft mogelijk Korsakov vanwege het alcoholmisbruik. De drie oudste kinderen van de moeder wonen niet meer thuis omdat zij gedurende langere tijd zijn verwaarloosd. Vader kan nu niet voor de kinderen zorgen omdat hij gedetineerd is. De GI verwacht niet dat als vader vrijkomt hij wel voor de kinderen kan zorgen. Hij wist dat de drie oudste kinderen werden verwaarloosd maar hij heeft niet ingegrepen om de situatie voor de kinderen te verbeteren. De GI verwacht dan ook niet dat ouders in staat zijn om binnen een aanvaardbare termijn zelf voor [minderjarige] te zorgen en haar op te voeden. De omgang tussen de moeder en [minderjarige] is nog niet opgestart omdat de reistijd fors is en daarom voor [minderjarige] erg belastend. De GI wil starten met één uur omgang per maand. De GI handhaaft het verzoek.
4.3.
De moeder verzet zich niet tegen het verzoek van de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen maar wel tegen de uithuisplaatsing. Zij betwist dat zij Korsakov heeft. Dit is ook niet vastgesteld. Het gaat lichamelijk veel beter met moeder. Zij gebruikt geen alcohol meer. Ook kan zij zichzelf douchen en aankleden en oefent moeder elke dag met lopen en fietsen. De moeder verwacht dat haar fysieke toestand op korte termijn nog verder gaat verbeteren en zij wil zelf voor [minderjarige] gaan zorgen. Volgens moeder had [minderjarige] na de geboorte geen ontwenningsverschijnselen. De moeder vindt het belangrijk dat zo spoedig mogelijk een contactregeling wordt vastgesteld. Zij is fysiek in staat om naar [minderjarige] toe te gaan. Verder vindt moeder het voorstel van de GI om eenmaal per maand omgang te hebben veel te weinig. Zo kan moeder geen band met [minderjarige] opbouwen. [minderjarige] is nog erg jong en daarom moet er veel vaker omgang met elkaar zijn. De moeder vraagt om het verzoek af te wijzen of voor een kortere periode toe te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het is voldoende duidelijk geworden dat de moeder vanwege haar fysieke en psychische problematiek op dit moment nog niet voor zichzelf kan zorgen. Zij verblijft daarom in een zorginstelling. De moeder zet weliswaar positieve fysieke stappen maar zij is nog steeds afhankelijk van derden. Dit maakt dat de moeder ook niet in staat is om nu zelf de zorg voor de [minderjarige] op zich te nemen. Het is momenteel lastig in te schatten of de moeder over zes maanden dusdanig vooruit is gegaan dat zij fysiek wel in staat is om voor zichzelf en voor [minderjarige] te zorgen. Daarnaast is het onduidelijk of de moeder emotioneel beschikbaar kan zijn voor [minderjarige] . Zoals de Raad en de GI hebben toegelicht. is het voor hele jonge kinderen als [minderjarige] belangrijk dat binnen zes maanden duidelijk wordt waar ze gaan opgroeien.
5.2.
De kinderrechter zal gelet op het bovenstaande [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De moeder heeft zich daartegen ook niet verzet.
5.3.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter ziet wel aanleiding om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken tot drie maanden en het meer of anders gevraagde aan te houden. Zoals hiervoor overwogen, verstrijkt de aanvaardbare termijn waarbinnen duidelijkheid moeten komen over de plek waar [minderjarige] gaat opgroeien binnen zes maanden. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter geconstateerd dat de moeder en [minderjarige] na de uithuisplaatsing nog geen contact met elkaar hebben gehad en de GI naar een contactmoment van eenmaal per maand streeft. De kinderrechter vindt dit veel te weinig gelet op de cruciale fase van hechting tussen moeder en kind. De kinderrechter merkt daarbij op dat als de reis naar de omgang met moeder voor [minderjarige] te belastend is, de omgang in de buurt van de verblijfplaats van [minderjarige] georganiseerd moet worden. Daarnaast wil de kinderrechter over drie maanden informatie ontvangen over hoe het gaat met de zelfredzaamheid van moeder en of de positieve lijn zich heeft voortgezet. Ook wil de kinderrechter dan meer concrete informatie over de gezondheid van [minderjarige] en wat de oorzaak is van haar gezondheidsproblemen. Tot slot wil de kinderrechter dat de GI gaat onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van plaatsing van de moeder en [minderjarige] in een moeder-kind-huis.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de procedure met zaaknummer C/16/587908 JL RK 25-59
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 20 februari 2025 tot 20 februari 2026;
In de procedure met zaaknummer C/16/588193 JL RK 25-83
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 20 februari 2025 tot 20 mei 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 20 mei 2025, tegen welke zitting de GI, de vader en de moeder en haar advocaat dienen te worden opgeroepen;
6.4.
bepaalt dat de GI
uiterlijk één week voor de zittinginformatie verstrekt aan de kinderrechter ten aanzien van:
- het verloop van de contactregeling (duur en frequentie) tussen moeder en
[minderjarige] ;
- de zelfredzaamheid van de moeder;
- de gezondheid van [minderjarige] ;
- de mogelijkheden van plaatsing in een moeder-kind-huis;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025 door mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in aanwezigheid van F. Arbeider als griffier, en op schrift gesteld op 7 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, BW.