Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland;
1.[eiseres sub 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
3. de vereniging
[gedaagde sub 1],
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
4.
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
gedaagde partijen,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de erfdienstbaarheid van overpad. Eisers, eigenaren van woningen en een bedrijfspand aan de [adres 1] te [plaats], vorderden een verklaring voor recht dat hun rechten op grond van de erfdienstbaarheid prevaleren boven de rechten van de gedaagden, die appartementseigenaren zijn van een nieuw te bouwen appartementencomplex op het dienend erf aan [adres 2] te [plaats]. De rechtbank oordeelde dat de erfdienstbaarheid, die in 2003 was gevestigd, niet meer volledig kon worden uitgeoefend door de plannen van de projectontwikkelaar. De rechtbank verklaarde voor recht dat de rechten van het heersende erf prevaleren boven die van de gedaagden en verbood een deel van de gedaagden om de vrije doorgang te belemmeren. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor overtreding van dit verbod. De rechtbank wees de vorderingen van eisers tegen de overige gedaagden af, omdat onvoldoende was aangetoond dat deze gedaagden de erfdienstbaarheid zouden belemmeren. De verschenen gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.